Het zesde eindelyk bevat de geschiedenis onzer dagen, dat is te zeggen alles wat er onder de fransche, hollandsche en belgische regering gedenkwaerdigs is voorgevallen. Deze verdeeling in zes tydvakken kwam ons de regelmatigste en de eenvoudigste voor, zoowel om een verband tusschen al de deelen onzer Geschiedenis daertestellen, als om de onderverdeeling in hoofdstukken te vergemakkelyken, en nu den verhalenden, dan den beschryvenden styl, en soms beiden te gelyk, volgens denaerd van het onderwerp, aen te kunnen wenden. Eventwel hebben wy ons door deze tydrekenkundige afbakening zoo strikt niet verbonden geacht, dat alle zaken of voorvallen, tot een of ander tydvak behoorende, onder hetzelve moesten vermeld worden; maer wanneer het onderwerp zulks gehengde, by voorbeeld wanneer het van geringe of byhoorige aengelegenheid was, of dat wy er aenvankelyk te weinig over geboekt vonden, dan hebben wy ons de vryheid gegund, om de behandeling van dit onderwerp naer een ander tydvak te verschuiven, en daer te ontwikkelen, of met andere zaken, tot welke het mogt betrekking hebben, in verband te brengen. Op deze wyze hebben wy meermalen vervelende herhalingen kunnen vermyden. In allen gevalle hebben wy ons bevlytigd de historische daedzaken aentehalen, en zyn wy sober geweest in wysgerige en staetkundige bedenkingen, latende dezelve den lezer over. Om onze Geschiedenis onder de betrekking van den styl te verryken en opteluisteren, hebben wy niet ontzien hier en daer ter leene te gaen, en zelfs eenige veranderingen in den tekst der beroepene schryvers te maken. Van alles wat ons in handen viel, hebben wy zulk gebruik gemaekt als tot het samenstellen van ons werk kon dienen of tot deszelfs volmaektheid bydragen. Wy weten wel, dat er minder roem by te halen is, aldus op een anders veld lettervruchten te oogsten, en dat wy te dien gevolge niet te veel aenspraek mogen maken op den titel van schryvers; maer wy houden ons te vrede met dengenen van goede samenstellers: de meeste lezers zullen zich overigens weinig bekreunen of de woorden van ons zyn of van een ander, als het verhael maer zoodanig samenhangt, dat hetzelve tot het einde toe hunne belangstelling blyft boeijen. indien Om deze onze doenwyze te verregtvaerdigen, dezelve verregtvaerdiging behoefde, zouden wy ons op het voorbeeld van anderen, zoo als Wagenaar, Rollin, enz. kunnen beroepen; maer wy willen hier liever onze hoofdbeweegreden aenvoeren, welke geene andere is, dan ons verlangen om by het vlaemsche publiek den lust te doen ontstaen, om nader bekend te worden met de meesterstukken van eenen Hooft, eenen Bilderdyk, eenen David en anderen, wien ons opstel meer dan eene schoone bladzyde zal te danken hebben. Het is mogelyk, dat zekere plaetsen onzer Geschiedenis onder het begrip van dezen of genen lezer niet zullen vallen; dat andere aen dezen of dien zullen mishagen. Dan, men gelieve te bedenken, dat ons boek niet voor een enkel persoon, maer voor alle onze stad- en taelgenooten is geschreven. Billyk was het dierhalve, dat eenieder er iets naer zynen smack in aentrof, al moest dat iets voor den smack of het begrip zyns buermans ongeschikt wezen. Te dien opzigte houden wy het met La Bruyère, die ergens zegt, dat een ernstig schryver niet verpligt is zyn hoofd te breken met al de zotte praetjes en ong rymde toepassingen, welke men wegens sommige plaets van zyn werk zou kunnen maken. Wy besluiten deze tamelyk gerekte Voorrede met hi openlyk onzen innigen dank te betuigen over het ae moedigende onthael, 't welk onze onderneming, zoow by de overheden onzer Stad en Provincie, als by de hoo regering en het letterminnend publiek, heeft moge ervaren, en over de vriendelyke bereidwilligheid m welke onderscheidene geleerden en byzondere persoone ons ten dienste hebben gestaen, met hunne historisch schatten voor ons open te stellen. Ook is het vo ons eenen aengenamen pligt, hier onze byzonder dankerkentenis te kunnen toebrengen aen den Gra de Marnix, gezant van België te Madrid; aen de Hoo geboren Heeren gebroeders Geelhand, van Antwerpen en aen de Heeren J. G. Smolderen, lid onzer provincial Deputatie; J. F. Willems, lid der Koninklyke Akademi van Wetenschappen en Fraeije Letteren van Brussel August Kreglinger, archivarius der provincie Antwer pen; Prudens Van Duyse, archivarius van Gent, e J. Marchal, bewaerder der Hss. by de koninklyke Biblio theek te Brussel. De Opstellers K. L. TORfs. De Sekretaris ANTWERPEN. Inleiding. Duistere tyden - Landningen Gesigne Het is bekend dat onder de verschillende sten geschiedenissen, er geene meer der leseren andrecht, boet en hunne belangstelling opwekt, dan diegene welke hun de aeneenschakeling der wisselvalligheden van hun valetad of zelfs van hunne moederstad voor ongen sich. His gai de lezers van eene stadshistorie (alle evenredigicja in zdr 71 nooi : preke me a d: 2011 prasties en ongerymd: toepassinza, welk: me werens sommigt plaetsen val. 77. Weri 20: Lunner makel Wy besluiten der tamı'. rereat: Voorrede met hier openiva onrer innige dani : belager, over het aenmoedigend: ortant.... ↑ week our: onderneming, zoowel H & overheatch ourer Sia ei ymer, abs by de hooge regerm; a. na kiterminnen nie heef: mogen ervare, a ove di vriendthat hereadwilligheid met welk onderscheidem geteerde er bizondere persoonen ons ter dienst henner gestart. me. hunne historische senatier voor ons ont stelten. Dok is het voor ons renei angename pàg. hie: onze byzondere dankerkentenis i Lunner tochranze, æet den Graef & Marni, gazan: var. Beight to Madric: aer de Hooggeboren Heerer gebroedes Helnani, var. Antwerpen : er aer út Feera J. 6. Smolderen, hic onzer provinciale Leputate: J. F. Wiltems, bi de Konini ke Akademie van Welenschapper er Face Letteren van Brussel; August Kreginger, archivarus de provincie Antwer per: Prudens Tar. Drst, archivarus van Gent en J. Marcial, bewaerder der Ess. by de koninkryke Bibliotheek it Brussel. |