Images de page
PDF
ePub

VOORREDE.

Vry groot is het getal der chronyken en geschiedkundige werken over Antwerpen bestaende: en eventwel vindt men er onder den hoop geen enkel, dat den lees- en weetlust onzer medeburgers, veel min dengenen onzer overige landgenooten, noch dien der vreemdelingen voldoet. Trouwens, de beste schriften, die over de historische aengelegenheden onzer vermaerde koopstad het licht zagen, dagteekenen van de XVII. en XVIII. eeuw dat is van het tydperk, in hetwelk de splitsing van den maetschappelyken stand, in klerken en leeken, hier te lande nog in de volle uitgestrektheid des woords bestond, en wanneer men nog voor beide standen afzonderlyk schreef: namelyk voor de klerken in het latyn, en voor de leeken in de moedertael. Het gevolg daervan was, dat de leeke of ongeletterde van het hoofdzakelyke gedeelte der wetenschappen en der geschiedenis verstoken bleef; en dat hy, om zoo te zeggen, nauwelyks de schors van het eene en andere onder het oog kreeg. Zoo werden de antwerpsche jaerboeken van het bedoelde tydperk, in het latyn opge

steld, als zyn met name de Antiquitates Antverpienses, van Gramaye; de Origines Antverpienses, van Scribanius; de Notitia Marchionatus Sacri Romani Imperii, van den Baron Le Roy, de Annales Antverpienses, van Papebrochius ; het Antverpia Christo nascens et crescens, van Diercxsens; de Origines Antwerpianae, van J. Goropius Becanus; en meer anderen van mindere waerde. Die anders verdienstelyke latynsche werken hebben bovendien het gebrek, onze geschiedenis slechts onder een enkel en al te uitsluitend oogpunt te beschouwen. De Annales Antverpienses, van den Jesuiet Papebrochius, alleen, zyn van deze onvolledigheid eenigzins vry te pleiten: zy bevatten eene reeks van daedzaken, welke zoo wel onze burgerlyke en staetkundige, als onze kerkelyke gebeurtenissen Voorstellen waerom zy met vrucht door de schryvers kunnen geraedpleegd worden (1).

Ondertusschen moesten de min geleerden, en degenen die slechts in hunne moedertael konden lezen, zich te vrede houden met bondige chronykjes, gelyk het Boeck der Tyden, van Wouter Van Heyst, en het naemlooze Antwerpsch Chronykje, dat te Leyden gedrukt werd; of wel men stopte hun een kleinen foliant met eenen weidschen titel in de hand, gelyk Rouveroy's Chronyke van Antwerpen eene misselyke compilatie van rymelstukken, jaerschriften en lofdichten, doormengd met drooge naemlysten van burgemeesters, kerkmeesters en aelmoezeniers; voorts

(1) De uitgave dezer Annales ligt thans onder de pers, en het eerste boekdeel zal eerlang by den heer Ern. Buschmann in het licht verschynen. Dit werk is ons by onze opsporingen zeur te stade gekomen.

eenige bladzyden uit Strada en Van Meerbeeck, meestendeels betrekkelyk tot den beeldenstorm en de beroerten der XVI. eeuw. Dit was daer al wat de Antwerpenaren van hunne moederstad mogten te weten komen. Later zagen eenige andere werkjes, onze Stad rakende, het licht: zoo als de Geschiedenis der Hervormde kerk van Antwerpen, door Adriaan Uyttenhooven, waervan slechts het I. deel is verschenen; de Kurze Geschichte der Stadt Antwerpen, die in 1782 te Frankfort in 't licht kwam; Antwerpen, was es war, ist und werden kann, te Hamburg in 1803 uitge. geven en te Jena gedrukt. Maer ook deze leverden geen volledig geheel eener Geschiedenis van Antwerpen op, om nu niet te gewagen van de Oude Topographie, welke op zich zelve niets anders dan eene bydrage tot onze Geschiedenis kan heeten; noch van verscheidene bundels over eenige jaren van de pers gekomen, en waerin slechts enkele staetkundige gebeurtenissen van den jongsten tyd verhandeld worden; noch eindelyk van andere nog geringer werkjes, welke hier en daer in het licht zyn gekomen, zoo als het magere gewrochtje Anvers. van Ferrier, het Essai historique et topographique sur la ville d'Anvers, van wylen onzen archivarius Marshall.

Behalve deze en andere algemeene bedenkingen, welke de Rederykkamer DE OLYFTAK bewogen hebben, om tot de uitgave eener volledige Geschiedenis van Antwerpen overtegaen, kwam nog het verlangen, aen onze Stad een historisch en litterarisch gedenkteeken opterigten. « Meest » alle de natien der wereldt, » zegt Van Meteren, «<zyn » seer sorghvuldigh geweest om de gedenckweerdighste " geschiedenissen en veranderingen binnen hare tyden

[ocr errors]
[ocr errors]

(voor)gevallen, so in religien als politie, haer nakomelingen by gheschrifte na te laten. » Wat Van Meteren hier zegt van de natiën is ook toepasselyk op de steden, en wel byzonder op groote steden, die, gelyk ons Antwerpen, onder verscheidene opzigten hebben uitgemunt.

De uitvoering van het ontwerp, door DE OLYFTAK opgevat, werd aen eene kommissie toevertrouwd. Ligt was de taek niet, en de uit den weg te ruimen hinderpalen waren in geen klein getal: al de noodige bouwstoffen moesten nog verzameld worden voor aleer men kon beginnen. De kommissie liet zich echter niet afschrikken door de wigtigheid der taek, welke zy gewillig op zich had genomen. Doordrongen van het denkbeeld, dat het altoos prysbaer is niet of weinig bekende historische daedzaken kenbaer te maken, en verkeerde volksbegrippen te verbeteren, stelde zy zich vlytig aen 't werk. Honderde geschreven en gedrukte bescheeden werden met zorg opgezocht en geraedpleegd; menigvuldige oude handvesten werden verzameld en benuttigd; en eindelyk mogt men zich verheugen met eenen ryken voorraed van oorspronkelyke stukken en veelal weinig bekende daedzaken.

Thans kwam de vraeg: welk plan by het schryven der Geschiedenis van Antwerpen zou gevolgd worden? Wy weten niet of er in het vak der letterkunde, tot hetwelk ons werk behoort, immer vaste regels zyn voorgeschreven geweest. Frans Van Mieris, die cene Verhandeling over het zamenstellen der Geschiedenis heeft uitgegeven, is in het onderhavige geval zeer matig aen voorschriften. «< In » eene beschrijving of historie van eene stad, zegt hy,

[ocr errors]

» (X.* Hoofdstuk, 6. §), moet men al hetgene optesporen is, en tot het natuurlijk afschilderen van het voorwerp kan » dienen, om er eene volkomene kennis van te geven, voor » oogen stellen...... En het is voor eenen bekwamen

D

schrijver niet dan loffelijk, zoodanig een ondernomen werk tot zulk een trap van volmaaktheid, als in zijn ver» mogen is, te brengen, zonder de stukken, hem daartoe » aan de hand gegeven, achter te houden. »

De kommissie der antwerpsche Rederykkamer is van deze regels van Van Mieris uitgegaen, om voor haer opstel een eigenaerdig plan te volgen. Zy heeft de Geschiedenis van Antwerpen in zes voorname tydvakken verdeeld.

Het eerste tydvak, beginnende met de duistere tyden, bevat het weinige, dat uit de elf eerste eeuwen, Antwerpen betreffende, ter onzer kennisse is gekomen, en eindigt met het uitsterven van den ardennischen stam der Hertogen van Lothryk, omtrent het jaer 1100.

Het tweede begint met de verheffing der Graven van Leuven tot het hertogdom Braband (1106), en eindigt met de overdragt van Antwerpen aen Lodewyk van Male (1356).

Het derde stelt ons Antwerpen voor, onder de heerschappy der Graven van Vlaenderen en der Hertogen van Bourgondië (1556-1500).

Het vierde beslaet de immer gedenkwaerdige XVI. eeuw, en de gebeurtenisvolle regeringen van Keizer Karel de Vyfde en koning Philips de Tweede (1500-1598).

Het vyfde, beginnende met de regering van Albertus en Isabella (1598), vertoont ons Antwerpen onder de spaensche regering, en eindigt met de oostenryksche heerschappy in de Nederlanden (1792).

« PrécédentContinuer »