Images de page
PDF
ePub

gelijken, die tintelen van leven, en de klimmende dwarsstraten lantaarnreeksen zijn, die in guirlandes tegen de heuvels oploopen.

Overdag is die gloed wat verbleekt, en dan toont de stad ook haar groezelige zijden, slordig naast elkaar gesmeten huizenblokken, vele achterbuurten, rommelige fruit- en groentenhoeken. Maar ook dan nog gaat er een bekoring uit van dien bedrijvigen reus, die ,,selfmade metropolis" in het verre Westen.

De stad is nog pas sinds kort zoo gegroeid; slechts eenige tientallen jaren geleden woonde het Indianenopperhoofd Seattle hier, met zijn thans nog levende dochter Angeline. Naar hem is de stad genoemd, en die Indiaansche afkomst wordt in Seattle in eere gehouden. Op het drukste punt van de stad, Pioneer Square, staat de totempaal van het opperhoofd, een van die stijve opeenstapelingen van grillige grijnstronies, vogelkoppen en geheimzinnige ornamentenfiguren, zooals de Indianen van deze kust die sneden uit boomstammen; het wapen van Seattle is een ,,bug", zoo'n grijnzend masker van Indiaanschen stijl, en dat symbool speelt hier een groote rol in het plaatselijk patriottisme.

Een stad van verfijnde elegance is het niet, dit nieuwe brandpunt van het verre Noord-Westen; ook niet een middelpunt van beschaving, of een toonaangevende macht, wat stijl betreft. In alles is Seattle handelsstad, terrein van drukke werkzaamheid, waar ieder, die een paar sterke handen of een gladden zakenkop heeft, zich een succes kan verwerven; natuurlijk ook een stad, waar veel uitvaagsel uit allerlei hoeken van de wereld samengestroomd is, om langzaam gelouterd te worden, en op te gaan in het nieuwe Amerikaansche menschenras.

Zoo is het buitenlandsch element van blanke afstamming hier heel sterk; maar vooral de Aziatische rassen zijn zeer talrijk vertegenwoordigd: bedienden in restauraties en kroegen zijn nagenoeg uitsluitend Japanners en Chineezen, en vooral de Japanners zijn gewild om hun handigheid. Britsch-Indiërs loopen er in heele troepen rond met hun witte hoofddoeken en bruine baardige koppen; zij zijn de eenigen, die de nationale kleederdracht getrouw blijven; de Mongolen dragen allen de moderne kleeren, en zelfs de Indianen, waarvan ik heele familie's tegenkwam, dragen bolhoedjes en fantasievesten.

Aan geijkte bezienswaardigheden is er in Seattle weinig voorhanden; het is de stad, het leven op de straten, in de vruchtenverkoophuizen en veilingen, het gedoe aan de kaden rondom de baai en de prachtige ligging op de amphitheatersgewijze oploopende heuvels, wat Seattle interessant maakt.

Veel geld wordt hier verdiend, maar hard wordt er ook gewerkt; de wijze, waarop de stad groeit en bloeit, wekt de afgunst van de

nabuursteden op, en de bedrijvige phantasie van de bewoners is vaak een mikpunt van spotternijen door meer bezadigde plaatsen. Maar zij de stad ook wat rommelig, is de degelijkheid ook vaak voorloopig wat uitgesteld, Seattle is een groote stad, thans ongeveer van het inwonertal van Den Haag, weldra echter zonder eenigen twijfel een millioen. ,,Watch us grow" is het reclamespreukje, waarmee de stad de aandacht op zich tracht te vestigen.

We zullen opletten, wat ze doet.

Naar Mr. W. J. van Balen: Door Amerika.
Uitgave van de Wereldbibliotheek.

J. S. VERBURG.

Boek beoordeelingen.

7. Hendrik van Balen, De dierenwereld van Insulinde in woord en beeld; Johs. J. C. van der Burgh, Deventer; 30 afl. à 40 cts. 't Is waar, wat op het titelblad staat, dat dit het eerste boek over onze Oostindische dieren is; en vooral daarom heeft de schrijver recht op een tegemoetkomende beoordeeling. 't Is geen kleinigheid, als men door eindeloos nasnuffelen al deze wetenschap moet verzamelen; de,,Notes from the Leiden Museum" zijn slechts een van de vele bronnen. Blijkbaar is de schrijver zelf niet in Indië geweest, wat te betreuren is, omdat hij zijn ervaringen aardig kan vertellen; maar hoe hij weet te woekeren met de wetenschap van betrekkingen in Indië, blijkt uit wat D. J. van Balen, zoon van den auteur en een vriend der natuur, bovendien een goed teekenaar, van Deli uit tot dit werk heeft bijgedragen. Het eerste deel behandelt de zoogdieren, het tweede, dat ook weldra compleet zal zijn, de vogels; de lagere diersoorten worden er dus niet in behandeld. De foto's, ook de gekleurde, zijn talrijk en goed. Wie naar Indië gaat of in Indië woont en van de natuur houdt, zal stellig dit boek willen bezitten; en onze jeugd zal er onze mooie koloniën uit leeren liefhebben. Reden te over, om het een ruim debiet toe te wenschen.

De gebreken, die een werk als dit moeten aankleven, springen in 't oog, zonder ze te noemen. Mogen ze den deskundigen te onzent een prikkel zijn, ook eens een goed wetenschappelijk boek over de fauna van Insulinde te schrijven. Dat wordt meer dan tijd. De flora is in dit opzicht, hoewel een goed overzicht van geographisch standpunt eveneens ontbreekt, in veel gunstiger toestand.

D. J. van der Ven, Ons mooi Nederland, Gelderland; Meulenhoff en Co., Amsterdam; f 0.95. Een aardig boekje, dat juist op tijd komt; immers kunnen we als een lichtzijde van den gruwelijken wereldoorlog boeken, dat de Hollanders door hem tot de ontdekking van menig schoon plekje binnen onze eigen grenzen zijn gekomen. In dit deeltje vindt de lezer echter niet heel Gelderland; de Achterhoek en de Veluwe (behalve de Veluwezoom) moeten nog

volgen. De titels der onderdeelen kenschetsen den inhoud: In en om Arnhem - in Neerlands Lustwarande; van Arnhem tot Dieren Langs den zelfkant der Veluwe: van Arnhem tot Wageningen Nijmegen en Mooi Nederland - In Gelres Bongerd tusschen Rijn en Waal. De schrijver is een man van groote belezenheid en goeden smaak, die al de stroomingen in onze maatschappij volgt en zelfs helpt vormen en daardoor over allerlei aardig weet te praten; journalistiek van de beste soort. De foto's zijn heel goed; de schilder Paul van der Ven voegde er eenige aardige penteekeningen aan toe. Dat de schrijver goed werk zal leveren, ook als hij verder van huis komt, daarvoor staat zijn zin voor natuur en studie borg.

R. SCHUILING.

OVER DE PRAKTISCHE EN DE WETENSCHAPPELIJKE

WAARDE DER JONGSTE GESCHIEDENIS.

Toen ik mij gereed maakte om in een openbare les, waarmee ik naar de hier bestaande gewoonte mijn colleges wilde openen, uiteen te zetten voor welke onderwerpen ik de aandacht der studenten aan deze hoogeschool meende te mogen vragen, stond ik voor één eigenaardige moeilijkheid. Een samenloop van omstandigheden toch heeft gewild, dat in de vergunning, welke mij gewerd, en waarvoor ik zoowel het Bestuur dezer Gemeente als de Litterarische Faculteit zeer erkentelijk ben, twee vakken zijn gecombineerd van geheel verschillenden aard; vakken die slechts zijdelings verband houden.

Het zij mij daarom vergund om, vóór ik overga tot het eigenlijke onderwerp, dat ik in dit uur wil behandelen, nl. de praktische en de wetenschappelijke waarde der jongste geschiedenis, eerst met een enkel woord toe te lichten, hoe ik tot deze combinatie ben gekomen.

In de rede, waarmee schrijver dezes zijn lessen als privaatdocent in de nieuwere geschiedenis en de methodiek van het geschiedenis-onderwijs aan de Amsterdamsche Universiteit opende, volgde hier een uiteenzetting betreffende de waarde der methodiek voor aanstaande leeraren, welke we hier weglaten.

Het onderwerp waarvoor ik Uw aandacht wensch te vragen, is de practische en de wetenschappelijke waarde der jongste geschiedenis. Ook hier zij mij een kort pleidooi gegund. Het is overbekend, dat zoowel bij vele historici als in andere kringen tegen de nieuwere historie een zeker vooroordeel bestaat, een vooroordeel, dat ook spreekt uit de in den laatsten

TIJDSCHRIFT V. GESCH., LAND- EN VOLKENK. XXXe jaarg.

21

« PrécédentContinuer »