Images de page
PDF
ePub

de zaak aangesproken worden (in het begin van Mei 1). Men heeft, vooral in verband met deze diplomatieke stappen, wel gemeend, dat Bismarck de eigenlijke bedoeling heeft gehad van Frankrijk te eischen, dat het zijn bewapening zou verminderen. Eenig steekhoudend bewijs hiervoor is echter tot dusverre niet aangevoerd 2). Hoe dit zij, het geval leidde duidelijk tot een diplomatieke nederlaag van Bismarck en tot een overwinning van Frankrijk. Decazes, een zeer voorzichtig, fijn diplomaat, had Bismarck de loef af gestoken. Hij had spoedig geroken - al was hij een oogenblik levendig verontrust geweest, dat Bismarck geen oorlog zocht: „Bismarck veut nous faire croire qu'il veut la guerre plus qu'il ne la veut en réalité" "). Begunstigd door de omstandigheden, had hij toen zijn kans gewaagd en gewonnen. Bismarck was hevig verontwaardigd en weet den afloop aan Gortsjakoff dien hij zich in sterkeren vorm als vredesengel voorstelde dan de Russische kanselier het zelf gewild had1) —, aan de koningin van Engeland, aan de koningin van Nederland 5), aan Gontault, op wiens terugroeping hij nu begon aan te dringen, en aan nog eenigen meer, die allen met elkander hem de booze bedoeling hadden aangewreven van Frankrijk te willen overvallen; zij hadden eigenlijk het heele plan uitgedacht, om hem van zoo iets te betichten! Bismarck's toorn moet te grooter zijn geweest, omdat hij zelf ongetwijfeld begrepen zal hebben, dat hij een fout had begaan. Frankrijk willende waarschuwen, had hij zelf een geduchte waarschuwing thuis gekregen. En dat hij het had moeten afleggen tegenover mannen, die hij in deze jaren het meest van allen haatte! De clericalen, de ultramontanen, tegen wie hij in Duitschland in hevigen kamp stond, die hij overal, waar hij kon, een hak zette ). Deze begonnen in Frankrijk meer en meer invloed te krijgen en de onderstelling is zeker niet te gewaagd,

1) Hanotaux, III, p. 256 vlg. en 260 vig.

2) Cf. Hanotaux, III, p. 291.

3) Hid., p. 251.

4) Bismarck heeft nl. (en dit is gewoonlijk nageschreven) gezegd, dat Gortsjakoff in zijne circulaire de woorden zou gebruikt hebben: „Maintenant la paix est assurée”, dus onder den Russischen druk. Een der buitenlandsche vorsten nl. koning Oscar Il van Zweden had hem den tekst getoond. Maar de tekst luidt anders (zie boven)! Bismarck heeft er, door zijn temperament verleid, te veel in gelezen.

5) Hohenlohe, S. 171.

*) Orloff, de Russische gezant, zegt in 1874 van hem: „Dans cette appréciation comme dans toutes celles que le prince de Bismarck formule aujourd'hui, on retrouve un parti pris passionné de n'envisager les questions qu'au → point de vue du cléricalisme, qui est devenu sa préococupation exclusive et presque maladive".

[ocr errors]

dat juist de toeneming van den clericalen invloed in Frankrijk Bismarck te eer heeft doen overgaan tot zijn optreden, dat zoo verkeerd zou afloopen. Zoo gezien, is Bismarck's perscampagne van 1875 tevens een onderdeel van den „Kulturkampf”, die hem in deze jaren zóó zeer in beslag nam en eveneens een mislukking zou blijken.

[ocr errors]

De waarschuwing zelf is terdege ter harte genomen. Bismarck wist het nu voorgoed, dat er voor de Russische politiek een grens bestond, beneden welke het gewicht van Frankrijk in Europa niet verminderd mocht worden. Deze grens was met den vrede van Frankfort bereikt. Dit mocht men in 1870 en 1871 te St. Petersburg nog niet duidelijk ingezien hebben, in 1875 was dit wel het geval 1). Van 1875 af heeft Bismarck zich met de Fransche bewapening niet meer bemoeid, waartoe hij ook niet het minste recht had. De ommekeer in de binnenlandsche Fransche politiek, welke in 1877 intrad en die de vermindering van den clericalen invloed medebracht, moet hem dit te gemakkelijker hebben gemaakt. Er kwam toen, tijdelijk althans, zelfs een merkbare ontspanning in de FranschDuitsche betrekkingen.

Nauwelijks was de „alerte" van 1875 voorbij, of een ernstiger complicatie kwam den driekeizersbond bedreigen. De Balkan geraakte in beweging. Oostenrijk en Rusland trachtten onderling tot een schikking te komen, ook met de overige groote mogendheden. De koppigheid van Turkije deed deze pogingen mislukken. Ten slotte ging Rusland op het oorlogspad en het behaalde, met groote inspanning, een glansrijke overwinning. Ondertusschen werden de Oostenrijksch-Russische afspraken vergeten. Het einde van den oorlog vond Frans Jozef en Alexander II tegenover elkander en de eerste aan den kant van Engeland, dat niet wilde dulden, dat Rusland zóó veel winst kreeg als het in de wacht trachtte te sleuren.

Dit beteekende de oplossing van den driekeizersbond en voor Bismarck beteekende het, dat hij moest kiezen, hij mocht dan nog op het congres van Berlijn de rol van eerlijken makelaar" spelen. Dit congres, dat zoo duidelijk voor de oogen van Europa de glans van het nieuwe keizerrijk deed uitstralen, bevestigde de RussischOostenrijksche verwijdering. De keuze werd er te noodzakelijker om.

De Oostersche of Turksche kwestie zelf legde bij Bismarck géén gewicht in de schaal. Zij was hem niet de beenderen van één Pommerschen grenadier waard 2). Zelfs vond hij het volstrekt niet

1) Gedanken und Erinnerungen, II, S. 259. *) Rijksdagrede van 5 December 1876.

[ocr errors]

zoo onaannemelijk, dat Rusland zich te Constantinopel en aan den Bosporus vestigde. Hij meende, dat dit voor Duitschland nuttig zou kunnen wezen. En hij achtte het evenzeer niet schadelijk voor Oostenrijk. Had Rusland zich eenmaal te Constantinopel vastgezet, dan zou het voor de Monarchie veel gemakkelijker wezen hare aanspraken bij Rusland te doen gelden 1). Het is lang niet onmogelijk, dat een dergelijke oplossing van het vraagstuk van het nabije Oosten Europa veel misère zou hebben bespaard. Maar er was in de toenmalige omstandigheden weinig kans op, dat zij door Oostenrijk en evenmin door Engeland zou worden aanvaard. Bismarck beoordeelde de vraag: Rusland of Oostenrijk, alleen van uit den speciaal-Duitschen gezichtshoek. Zijn voornaamste motief, om te opteeren voor Oostenrijk, was de grootte van Rusland en zeker ook wel de hier in breede kringen bestaande antipathie tegen Duitschland ). Hij vreesde, dat in een Duitsch-Russisch verbond Rusland een te groot overwicht zou krijgen: hij was het met Talleyrand eens, dat het het meest aanbevelingswaardig is, om in een bondgenootschap de ruiter en niet het paard te zijn. Bovendien zou een besliste toenadering tot Rusland Oostenrijk zeer waarschijnlijk den Franschen kant opdrijven. Het gevoelsmotief, dat een toenadering tot Oostenrijk ter wille van de Duitschers daar gewenscht kon zijn, was bij hem bijkomstig. Dergelijke motieven hadden in zijn bovenal reëele beschouwingen alleen waarde, inzooverre ze tegenover de buitenwereld, in dit geval tegenover de Duitschers in het algemeen, opgeld deden.

Acuut werd de vraag in 1879. Er werd toen te Berlijn een brief van Alexander II aan Wilhelm I, d.d. 3/15 Augustus, ontvangen 3), waarin deze op dreigenden toon den Rijkskanselier ondankbaarheid wegens de houding nl., die Rusland in 1870 had aangenomen — verweet en de „verhängnisvolle” gevolgen van zulk een politiek schilderde. Het was niet de eerste keer, dat Rusland zich in deze aangelegenheid tot Duitschland wendde. Reeds in 1876 had de Russische regeering de Duitsche verzocht haar te willen mededeelen, hoe hare houding zou wezen bij een eventueel Russisch-Oostenrijksch conflict. Rusland was toen bezig zijne houding met het oog op de moeilijkheden in den Balkan te bepalen. Bismarck gaf een antwoord, dat niet misverstaan kon worden: wij zouden het weliswaar kunnen verdragen, dat onze vrienden slagen tegen elkander wonnen of

1) Gedanken und Erinnerungen, II, S. 291.

Enkele merkwaardige uitingen hierover bij Oncken, t.a.p., S. 5 vlg. Gepubliceerd in Kohl's Wegweiser durch Bismark's Ged. und Erinnerungen, S. 168 ff.

verloren, maar niet, dat hunne positie als onafhankelijke en in Europa medesprekende grootmacht in gevaar zou komen. Tegelijkertijd echter liet hij door den Duitschen gezant te Petersburg polsen, of Rusland in ruil van een ondersteuning in het Oosten een garantieverdrag voor Elzas-Lotharingen zou willen sluiten 1). Dit alleen zou toen een Russisch bondgenootschap voor Bismarck, naar het schijnt, aannemelijk gemaakt hebben: immers dan werd Duitschland's positie tegenover Frankrijk, en dus zijne geheele Europeesche positie, zooveel te sterker. Maar hiervan wilde Rusland niets weten, zooals het, naar het schijnt, ook op andere polsingen van Bismarck had doen weten 2). Het zag juist Duitschland liefst naar het Westen gebonden.

Behalve Alexander's brief waren in 1879 ook van invloed te Berlijn ontvangen berichten, dat Rusland bezig was Frankrijk, op heimelijke, nog niet ambtelijke wijze, te polsen over een verbond waarop Frankrijk echter niet wilde ingaan, zonder dat ook nog een derde meedeed: het voelde zich te zwak tot den aanval en het zal waarschijnlijk niet veel lust hebben gehad zich met het te Berlijn pas vernederde Rusland al te zeer in te laten). Van den weeromstuit klopte toen Rusland weer te Berlijn aan: op de samenkomst der beide keizers te Alexandrowo (3 September) deed Alexander II zijn best den slechten indruk van zijn brief uit te wisschen. Maar toen had Bismarck zijn besluit reeds genomen. Hij ontmoette Andrassy eerst te Gastein (Aug.) en begaf zich daarop naar Weenen (Sept.). De ministers waren het zeer spoedig eens. Bismarck kreeg echter niet geheel en al gedaan, wat hij gewild had. Hij was begonnen een algemeen bondgenootschap voor te stellen. Maar dit had Andrassy geweigerd. Evenmin als Rusland wilde Oostenrijk zich verbinden tegenover Frankrijk. Het werd toen een alleen tegen Rusland gericht defensief verbond van vredelievende strekking en voorloopig voor den duur van vijf jaar, maar sedert geregeld hernieuwd. Bismarck heeft deze beperking aangenomen, omdat hij begreep, dat een aanval van Frankrijk alléén op Duitschland buiten alle waarschijnlijkheid lag, terwijl een aanval van Frankrijk met Rusland samen Oostenrijk toch op het tooneel zou brengen. Bovendien vermeed men nu Frankrijk aanstoot te geven. De rijkskanselier moest er ook in berusten, dat Oostenrijk zijn voorstel, om het verbond aan de parlementen van beide landen

[merged small][ocr errors]
[ocr errors]

Hanotaux zegt in zijn vierde deel niets

voor te leggen, ten einde het aldus niet alleen een volkenrechtelijk karakter te geven, maar ook staatsrechtelijk in beide landen vast te leggen, niet goedkeurde. Zijn bedoelingen gingen dus, nu hij eenmaal gekozen had, zeer ver: hij schijnt ook reeds over aaneensluiting op tolgebied gedacht te hebben. Het was niet zijn schuld, dat Andrassy hem in deze weidsche gedachten niet volgde.

Zoo heel veel deed het er trouwens niet toe, hoe het verbond textueel luidde. Ook zonder verbond, heeft Bismarck in een uitvoerige memorie van 1879 uiteengezet 1), zou Duitschland Oostenrijk, indien het sterk bedreigd werd, moeten helpen. Het kon niet alleen blijven staan tusschen Rusland en Frankrijk. De bedreiging van centraal-Europa door zijn flanken had tot noodzakelijk gevolg, dat centraal-Europa zich zelf moest versterken.

In dezen gedachtengang sloot Bismarck het verdrag, dat voor Duitschland op den duur zulke zware gevolgen zou hebben. Hij was zóó zeer overtuigd van de juistheid van zijn inzicht, dat hij dit bij zijn Keizer, die persoonlijk meer op Rusland gesteld was, doorzette met al de kracht, waarover hij in zulke gevallen beschikte, met tehulproeping van verscheidene invloedrijke personen, o.a. den koning van Beieren en den Duitschen kroonprins, met de bedreiging tevens, dat hij anders zelf zou aftreden.

Bismarck heeft later gezegd, dat geen enkel verbond tusschen grootmachten op de eeuwigheid berekend is en dat het onverstandig zou wezen het als vasten grondslag voor alle mogelijkheden te willen beschouwen 2). Een zeer reëele waarheid, die geen staatsman zal kunnen ontkennen. Het blijft echter de vraag, of Bismarck een zóó nauw verbond als hij zelf bedoeld had te sluiten, ook opzegbaar zou hebben geacht. In 1879 schijnt hij Duitschland wel zeer nauw aan Oostenrijk te hebben willen binden. Later is zijn toon tegenover Oostenrijk wat anders. Het moest er toch niet op rekenen in alle gevallen Duitschland's steun te zullen hebben 3). Het verbond, zegt hij dan aan de Duitschers zelf, "dispensirt nicht von dem toujours en vedette". Toen zal hij dus niet van opvatting geweest zijn, zooals later Von Bülow was, dat aan het verbond met de trouw der Nevelingen moest worden vastgehouden.

Bismarck's beslissing van 1879 heeft hare deugdelijkheid voor zijn tijd bewezen. De omstandigheden begunstigden hem van toen af trouwens in hooge mate. Het is in de 80-er jaren niet alleen mogelijk gebleken Italië en Roemenië als bondgenooten te verwerven,

[ocr errors]

1) Gedeeltelijk bij Wertheimer. Cf. Gedanken und Erinnerungen, II, S. 281. 2) Gedanken und Erinnerungen,, S. 287. · 3) Gedanken und Erinnerungen,, S. 281.

« PrécédentContinuer »