Images de page
PDF
ePub

een ontwerp voor het Toneel schoonheden bijzet al was zulks met eenige afwijking van het voorval, die men in veele juist gevolgde Historien missen moet, en waardoor ook die stukken zelden langer voldoen bij de uitvoering, dan de eerste ja somtijds tweede uitvoering en ook hierdoor meer behagen bij het lezen dan bij de representatie. Wat nu mijne reflectien omtrend u stuk betrefd, dezelve zal ik met weinig woorden (onder welneemen) u voordragen. Vooreerst is het stuk over het algemeen wat lang, hiermede meen ik dat de overgang van het een tot het ander niet spoedig ontwikkeld, niet zo zeer ik zulks beter vind het zij verre. Maar dit koomt in aanmerking wil het stuk bij de vertooning voldoen. Waarom zo u voornemen is hetzelve aan het Toneel te geven eene bekorting allernoodzakelijkst is en wel dit over alle de bedrijven te rangschikken.

Ten tweede: koomt mij voor deze bekorting vooral in de vrouwerol moet gevonden worden. Voor 't overige ben ik U verplicht te verwittigen deze mijne reflectien niet voortkomen als of ik mij bevoegd rekende u werk te taxeeren, maar alleen gegrond op eene 30-jarige ondervinding in mijn beroep, en waar bij ik veronderstelle mag nog al eenige oogenblikken te hebben bijgewoond waardoor ik den geest van ons Hollandsch of liever Amsterdamsch publiq heb leeren kennen. Ook moet ik tot mijn leedweezen zeggen ik honderde regelen voor niet geleerd heb zonder nog de studie te rekenen, in stukken die hoe zeer fraay, alleen om de lange tirade's ofte langwijligheid gevallen zijn. Indien bovendien u voornemen is eenmaal dit stuk te doen opvoeren zouden het geschikst zijn dit als dan direct aan Heeren Commissarissen te willen adresseeren ik geloof dit het zekerst en naaste middel is ter reussite. Aangenaam zal het mij zijn, als een reciproque blijk van het vertrouwen door UwEd. aan mij beweezen, de vrouwerol te mogen uitvoeren hierin te slagen zal mij zeer vereeren 1). Ik beveele mij ovrigens in U geëerden vriendschap en noeme mij na excuus voor mijn schrift en stijl gemaakt te hebben. Wel Edelen Heere!

Uw Ed. dw. Dienaresse

J. C. ZIESENIS,
geb. WATTIER.

Amsteldam, 10 Sept. 1807.

1) Dit treurspel is „de dood van Albrecht Beiling”, in 3 bedrijven. In 1808 is 't vertoond Wattier voldeed zeer als Ada, bruid van Beiling, maar het stuk „ging niet” en is maar twee keer gespeeld (Barbaz, Amstels schouwtooneel 1808.)

LITERATUUR-OVERZICHT.

I. ALGEMEENE WERKEN.

Cultuurgeschiedenis. Wilhelm Bauer, Das Schlagwort als Sozialpsychische und geistesgeschichtliche Erscheinung. Hist. Zeitschr. 1920, Band 122, 2, pag. 189-240.

Voor de geschiedenis van de massa, waarin geen uitingen van hoogstaande enkelingen ons de weg wijzen levert dit stuk een belangrijke bijdrage. Gaarne willen wij iets meer weten omtrent de geleiden, die door hun numerieke sterkte en vaak door hun physieke kracht een zo belangrijke rol spelen. Zijn zij het niet die een richting tot een stroming maken, die een denkbeeld opvangen en verwezenliken met de onweerstaanbare kracht van de banjir? En hoe weinig weten wij van wat er in die massa omgaat!

Bauer heeft goed gezien, dat het ,,Schlagwort" hier belangrijke aanduidingen kan geven: het is de korte samenvatting van wat in de massa van een grote ideënreeks is doorgedrongen en daar tot een leuze is geworden, die een grotere, slechts vaag aangevoelde, groep van gevoelselementen tot uiting brengt. Het ,,Schlagwort" is dus een indicatie, maar heeft een interpretatie zeer nodig. Dit laatste geldt trouwens algemeen, ,,so dasz das historische Verstehen schlieszlich in Uebersetzertätigkeit auflöst," zegt Bauer.

De schr. wijst eerst op 't overheersende van 't gevoel in ons handelen en denken en speciaal in onze taal, veel meer dan 't verstand. Dit is ook 't geval in 't politieke leven: een symbool kan belangrijker zijn dan een programma bij het partijkiezen, ondanks het verstandelike van het laatste en daarom getuigt hij,,,dasz die meisten politischen Meinungen der meisten Menschen nicht das Ergebnis eines durch die Erfahrung erprobten Denkens, sondern durch die Gewohnheit fixierter, unbewuszter oder halbbewuszter Folgerungen sind." Daardoor heeft men de moeilikheid onder 't oog te zien, dat wat wij ons denken bij woorden uit de politiek in 't geheel niet gelijk behoeft te zijn aan wat onze grootvaders zich daarbij voorstelden; hier meer dan ergens anders geldt 't „,pars pro toto": een eigenschap representeert een ,,Gesamterscheinung". Wat eens vanzelfsprekend was, wordt vanzelfsprekend iets heel abnormaals in 't denken van latere tijden. Eigenaardig ingewikkeld wordt dan dit proces doordat de mensch de behoefte heeft achteraf zijn voorstellingen, onbewust gevonden, logies te verklaren tegenover zich zelf, vooral bij 't geloof in en de onderwerping aan een autoriteit.,,So sehen wir überall den Vernunftaberglauben am Werke." De historicus zij daartegen op zijn hoede en overwege steeds,,dasz auch jene Handlungen, die zunächst als das Ergebnis streng rationaler Berechnungen erscheinen, dasz auch sie im Schnittpunkte von ererbten volkstümlichen Rechts- und Religionsvorstellungen liegen." Hier in dit gevoelselement ligt de betekenis van het,,Schlagwort". De politiek gevoelige massa bouwt er zijn eigen gedachten om heen en geeft dan aan nieuwe massa's een voortstuwende beweging (hij noemt hier als voorbeeld 't woord,,Geuzen!")

is.

Wat maakt een woord tot,,Schlagwort"? Wanneer de waarde van een zakelik-logiese een emotionele geworden is. Meer in 't bizonder wordt deze ontwikkeling nagegaan bij de woorden ,,openbare mening" en ,,natie", waarbij hij telkens er op wijst, dat het ,,Schlagwort" geenszins een verduideliking van de voorstelling brengt. Juist niet, omdat 't eenmaal gekozen woord alle ,,Nachbarbegriffen" in zich opzuigt, en 't gevoel van verlichting, dat wij hebben, wanneer wij een,,Schlagwort" gebruiken kunnen, is niet gebaseerd op duideliker voorstelling, maar op gemakzucht en begeerte een indrukmakend woord te gebruiken. Het is als een toverformule. De schr. behandelt vervolgens de taalpsychologiese kant en vraagt ook hier naar de tiepering van wat een,,Schlagwort" is. In de eerste plaats wordt 't gekenmerkt door ,,gesteigerter Gefühlswert" en ten tweede door,,prägnante Form". Alles bijeen is 't een belangrijk artikel, waar ik iets langer bij stilstond, omdat 't iets geeft op 't gebied der sociaalpsychologie, die in 't algemeen zo onbekend is. E. v. G.

Economische geschiedenis. K. Bücher, Die Entstehung der Volkswirtschaft. Vorträge und Aufsätze. Zweite Sammlung. Verlag H. Laupp, Tübingen.

Nadat van het eerste deel van dit bekende werk sedert 1893 ongeveer 10 oplagen verschenen zijn, heeft de auteur thans eindelijk een tweede deel in het licht gegeven, dat 14 opstellen bevat, wederom van zeer uiteenloopenden aard. Evenals in zijn eerste serie wordt ook hier met den aanvang van het economisch leven der menschheid begonnen. Hoofdstuk I handelt n.1. over,,Schenkung, Leihe und Bittarbeit", d.w.z. over het aanvangsstadium van het ruilverkeer. Bücher toont in dit opstel aan dat nog steeds bij vele primitieve volken een zeer eigenaardige vorm van ruil bestaat n.1. een schenking, die echter niet uit altruisme voortkomt doch uit de verwachting dat de gever een tegengeschenk zal ontvangen. De schrijver citeert o. a. een ethologische studie van Hans Meyer,,Die Barundi" (Leipzig, 1916). Bij de Barundi gaat de gever naar den ,,Beschenkte" met een cadeau dat b.v. uit levensmiddelen bestaat; hij proeft daarvan dan eerst zelf om aan te toonen dat het goed noch betooverd nòch vergiftigd is; een afwijzing van de kant van den,,Beschenkten" geldt als een beleediging. Wordt het aangebodene, dat voor de voeten van de andere partij wordt nedergelegd, aangenomen, dan volgt naar gebruik en zeden een plechtige aanspraak, waarin de gever van zijn vereering en verknochtheid blijk geeft en ten slotte om een tegengeschenk vraagt.

Deze handeling beteekent dus als 't ware een,,wederkeerig dienstbetoon". Bücher maakt zijn stelling, dat het ruilverkeer aldus historisch uit de schenking is voortgekomen, met vele gegevens zeer aannemelijk. Een belangwekkend, historisch overzicht geeft het derde hoofdstuk, getiteld:,,Landwirtschaftliche Entwicklungs-stufen". Bücher meent dat na de onderzoekingen van Anton en Langethal de geschiedenis van den landbouw door de historici stiefmoederlijk bedeeld is geworden. Bovendien heerschen z.i. geheel verkeerde opvattingen omtrent de ontwikkeling van dezen belangrijken bedrijfstak. Zoo is het een onjuiste onderstelling dat zich de industrie eerst nà en uit den akkerbouw zou hebben ontwikkeld. Even onjuist is de opvatting, die den oorsprong van den landbouw in de veeteelt zoekt en het gebruiken van den ploeg en van het rund als trekdier beschouwt als iets, dat daarvan onafscheidelijk is. Tegenwoordig weet men echter wel dat veelal de

landbouw zich zonder eenig verband met de veeteelt ontwikkeld heeft. Het beteekende een groote vooruitgang in onze kennis op dit gebied toen Eduard Hahn (,,Die Haustiere und ihre Beziehungen zur Wirtschaft des Menschen", Leipzig 1896) de volgende drie stadia der grondbewerking onderscheidde:

I. Hakbouw, waarbij slechts een klein deel van den beschikbaren grond met eenvoudige, door de hand bewogen werktuigen bebouwd wordt. De beschikking over huisdieren is hiervoor dus volstrekt geen noodzakelijke voorwaarde; wanneer ze voorhanden zijn, is dit van geen beteekenis voor het bedrijf.

II. Ploegkultuur, die zonder huisdieren niet denkbaar is. Deze leidt tot het fokken van trekvee en tot de productie van de voedingsmiddelen, die zij noodig hebben. Later komt dan de gewoonte om paarden, schapen, varkens en gevogelte te houden.

III. Tuinbouw, die direct na den hakbouw of na de ploegkultuur kan optreden.

Terwijl bij den hakbouw die tegenwoordig o.a. in Afrika nog veel voorkomt gewoonlijk de vrouw den landbouw uitoefent, treedt bij de ploegkultuur de man als voornaamste arbeidskracht op. Het klassieke land van intensieven tuinbouw, waarbij men zich door een systeem van draineering onafhankelijk van den regen moet maken, is China.

Bij zijn indeeling gaat Hahn van een technisch gezichtspunt uit. Dat is voor den beoefenaar der economische geschiedenis natuurlijk niet voldoende. Deze heeft zich o.a. af te vragen welke plaats de landbouw in de verschillende tijdperken in de totale goederenverzorging der volkeren ingenomen heeft. Bücher onderscheidt in dit opzicht vier perioden der ontwikkeling. De eerste is de „Feldwechselwirtschaft". De landbouw is nog hakbouw, wordt uitsluitend door vrouwen uitgeoefend en neemt in het economisch leven nog slechts een ondergeschikte plaats in. De mannen houden zich als nomaden met jacht, visscherij of veeteelt bezig.

In het tweede stadium der ontwikkeling bestaat geen ,,Nomadismus" meer. Jacht en visscherij zijn op den achtergrond gedrongen. De landbouw is uitsluitend graanteelt, waarbij men den grond, om uitputting te voorkomen, afwisselend bebouwt en braak laat liggen. De productie is aanvankelijk niet grooter dan voor de behoefte van het eigen gezin noodig is, dus uitsluitend ,,Bedarfsproduktion". Met het optreden van den ploeg wordt de productiviteit echter grooter. Daardoor wordt het ontstaan van hoorigheid en „,Grundherrschaft" (vroonhofstelsel) mogelijk. Ook dan heerscht echter nog steeds gesloten familie-huishouding. De derde periode wordt gekenmerkt door het feit dat de beoefening van den landbouw een afzonderlijk beroep is geworden. De steden zijn ontstaan en daarin leven handwerkers en kooplieden, voor wier levensonderhoud een regelmatig ruilverkeer met de landbouwers een noodzakelijk vereischte is. In het leven van den boer speelt echter in dit stadium het ruilverkeer nog geen bijzonder belangrijke rol. Immers op de boerenhoeve wordt dan nog steeds nagenoeg alles voortgebracht, wat men voor noodzakelijk levensonderhoud noodig heeft.

Het spinnen en weven voor eigen gebruik is in deze periode op het platteland nog steeds gebruikelijk. Die Nahrungsmittel und Kleiderstoffen kann er (d.w.z. de boer) noch sämtlich selbst erzeugen, und darauf ist auch noch Jahrhunderte lang sein Absehen vorzugsweise gerichtet. Er treibt planmäszig in erster Linie-Bedarfs-und in zweiter Linie Ueberschusz-produktion." De boer bezoekt al wel reeds vrij regelmatig de markt van het naastbij-gelegen provincie-stadje, maar zijn bedrijf is

nog slechts in zeer geringe mate op productie voor de markt ingericht.

In het vierde stadium mogen we echter het landbouw-bedrijf als ,,unternehmungsweise Markt-produktion" beschouwen. Deze kapitalistische bedrijfsvorm is over 't algemeen in den landbouw later dan in de industrie tot ontwikkeling gekomen. Zoowel in technisch als in economisch opzicht worden nu aan den boer veel hoogere eischen gesteld. In het landbouwbedrijf legt men zich nu voortaan toe op de voortbrenging van het product, dat de grootste winst belooft. De productie voor eigen gebruik treedt op den achtergrond en verdwijnt soms zelfs nagenoeg geheel.

Zoo maakt de landbouw ook in economisch opzicht een ontwikkelingsgang door:,,von der bloszen Hilfsproduktion wird sie zur Bedarfsproduktion, dann zur Ueberschusz-erzeugung, um schlieslich mit der Industrie bei der Warenproduktion anzulangen." Tevens vestigt de schrijver er echter de aandacht op dat de landbouw ook tegenwoordig nog niet zuiver kapitalistisch is. Slechts zelden is het bedrijf van den boer uitsluitend waren-productie. Naarmate het bedrijf kleiner is, blijft gemiddeld des te meer van het product nog in de eigen huishouding; daardoor heeft het nog steeds iets ,,von dem familienhafte Gepräge" behouden. Bücher somt dan eenige verschilpunten tusschen den landbouw

de moderne industrie op. De duur van de productie is langer en de boekhouding is moeilijker. Een fabrikant b.v. die een quantum kolen verbruikt, kan dit bij zijn kostenberekening onmiddellijk bijvoegen; in den landbouw, bij meststoffen b.v., kan dit bij de eerste opbrengst moeilijk aangetoond of in den prijs verdisconteerd worden. De waardevermeerdering, ontstaan door drainage, bemesting, verschillende cultures enz. verbindt zich voortdurend met den grond en wordt voor de volgende geslachten van bezitters een gewichtig bestanddeel daarvan.

Met groote scherpzinnigheid ontleedt Bücher de waarde van den grond. Deze wordt n.1. niet uitsluitend door de opbrengst (Produktions- oder Ertragswert) beheerscht, doch mede door eenige factoren, die de schrijver aanduidt aanduidt als: 1o. Affektions- oder Repräsentationswert. 2o. Arbeitswert. 3o. Zukunftswert. Bovendien doet de schrijver uitkomen dat de productie-kosten bij stijgende intensiteit van het bedrijf toenemen, terwijl bij de industrie het tegenovergesteld valt waar te nemen. Ieder stukje grond vergt een zorgvuldige behandeling; de wet van de massaproductie (hoe grooter productie, des te geringer kosten per eenheid), die in de industrie zoo'n beslissende rol vervult, treedt in den landbouw slechts in weinige gevallen in werking. Vandaar dat in den landbouw niet het grootbedrijf overheerscht, doch het midden- en kleinbedrijf. Alles te zamen genomen komt de schrijver tot de conclusie, dat de landbouw als bedrijf zich nooit geheel in het kapitalistisch systeem zal voegen. Als het waar is, dat de toekomst aan het klein- en middenbedrijf behoort en hierin de tendenz ligt gedeeltelijk voor eigen gebruik te blijven produceeren, zoo zal hierdoor de marktproductie weliswaar niet belemmerd worden, doch zij zal wel afwijkende vormen aannemen. Aldus wordt het vooruitzicht geopend dat een grooter deel der bevolking door den landbouw in beslag genomen kan worden.,,Dasz damit der weitere Fortschrift des Kapitalismus sich verlangsamen würde, dürfte gerade nicht als Nachteil empfunden werden."

Verder bevat het boek o.a. nog opstellen over de wet der massaproductie", het transport, de consumptie, de huis-industrie op de ,,Weihnachtsmarkten" en een opmerkelijk artikel over de reclame. In dit laatste hoofdstuk toont Bücher aan dat de reclame ook een weten

« PrécédentContinuer »