Images de page
PDF
ePub

slechts één kleinigheid. Die promotie van vir inluster tot patricius Romanorum en van patricius Romanorum tot serenissimus Augustus was geschied op eigen of op pauselijk initiatief. Karel de Groote proclameerde zichzelf tot den gelijke van den keizer in het Oosten, door diens titels te voeren. Met welk recht eigenlijk?

Die keizer in het Oosten was ... een vrouw. Te haren opzichte waren tweeërlei opvattingen mogelijk. Immers zij, die luisterde naar den vreedzamen naam van Irene, had in den jare 797 haar zoon, Constantijn VI, na gruwelijke mishandeling doen afzetten en was zoo zelve in het uitsluitend bezit van de macht gekomen. Men kon de wijze, waarop dat geschied was, critisch beoordeelen, of wel men kon de feiten zonder meer accepteeren.

Vergissen wij ons niet, dan waren er genoeg critische beoordeelaars in de omgeving van Karel den Groote. Mei 779 schrijft Alcuin aan Karel zijn inzichten over de grooten dezer wereld. Het zijn er drie. De apostolische hoogheid van hem, die Petrus' zetel bekleedt; ten tweede: de keizerlijke waardigheid van het nieuwe Rome; ten derde: de koninklijke waardigheid, die Karel zelf als een heerscher over het Christenvolk bezit. Die derde grootheid overtreft de beide andere in macht, wijsheid en waardigheid 1). Men moge daar hoffelijkheid in zien. De groote Lorscher annalen, die men aan Eginhard toegeschreven heeft en die stellig ontstaan zijn door een aan Karel's hof levenden geestelijke, constateeren eenvoudig, dat het gepast was den Frankischen koning keizer te noemen, nu de keizerlijke naam in Griekenland was ondergegaan en zij daar in Griekenland een femineum imperium hadden 2)!

Anderzijds, die vrouwelijke keizer daar in Byzantium vertegenwoordigt, trots alle gewelddadigheid: legale macht, traditie, historie, zelfs haast een eeuw van erfrechtelijke successie! Immers Leo de Isauriër dateert zijn imperium vanaf 25 Maart 717; Constantijn V, Leo IV, Constantijn VI en diens moeder Irene, dat is één historische lijn, al gaat iedere opvolging met burgeroorlog gepaard. Het verwondert ons eigenlijk niet, dat men van Grieksche zijde den Frankischen koning zelfs huwelijksplannen heeft toegeschreven, die hem door Irene's hand en hart ook het oostelijke keizerschap zouden hebben bezorgd 3). Er was al in 781 sprake geweest van een verbintenis tusschen Karels dochter Rotrudis en Constantijn VI. Familierelaties zijn in de politiek nu eenmaal niet zonder belang. En Karel de Groote zou stellig niet de eerste geweest zijn, die een keizerschap had aangetrouwd.

1) Jaffe, Bibliotheca VI (Monumenta Alcuiniana) p. 446, ep. 114.

Vgl. M. G. SS. I, Cap. XXXIV, p. 38: et quia iam tunc cessabat, a parte Graecorum nomen imperatoris et femineum imperium apud se abebant

3) Vgl. Ranke, Weltgeschichte, V, 2, S. 206.

Het was immers zoo! Over dat nieuwe Rome, over Constantinopel, lag een glorieschijn, dien het oude Rome ontberen moest. Hier was de historische traditie van het keizerschap thuis!

Voor Karels omgeving was de kwestie stellig uitermate belangrijk, maar even stellig was zij een zaak van het protocol, een zaak van formeele beteekenis. Een man als Alcuin zag de keizerlijke macht als iets op zich zelf staands, dat den keizerlijken titel niet behoefde. Wij zagen hem reeds vergelijken Karels koningschap en de hoogheid van keizer en paus. Zegswijzen als „,,ad decorem imperialis potentiae vestrae" of ,,ad splendorem imperialis regni vestri❞ waren zijn pen niet vreemd, in de jaren, die onmiddellijk voorafgaan aan Karels keizerschap 1). Reeds was een summum van autoriteit bereikt, waarvoor het woord rex onvoldoende schijnt. Het is al een superlatief van koninklijke macht. Men duidt dat aan door van Karel den Groote te spreken als den magnus rex.

Want al lang zijn de volksgrenzen doorbroken. Deze koning is meer dan een stamhoofd. Zijn groote rijk is niet universeel en wordt niet universeel als wij van wereldrijken spreken, overdrijven wij altijd maar het supra-nationale karakter heeft het bereikt 2).

[ocr errors]

En er was nog iets: een supra-nationale taak, een wereldtaak. Reeds het romeinsche patriciaat droeg den koning der Franken en Longobarden op de sterke arm van het sacerdotium universale te zijn.

Imperialis potentia. De grondslag voor de keizerlijke waardigheid was er. Weer zijn het de Lorscher annalen, die daarop wijzen. Karel de Groote moest keizer worden, want hij heerschte over Rome, waar altijd de keizers hebben getroond; hij had ook die andere rijksdeelen in zijn macht: zoowel Italië, als Gallië en Germanië 3).

Als zoo Karels omgeving gedacht heeft, dan kan niet de keizerproclamatie op zichzelf den koning der Franken Kerstmis 800 ontstemd hebben. Het moet in de wijze waarop gelegen hebben.

Welnu, ook in Byzantium kroonde de patriarch iederen nieuwen keizer. Maar daar in het Oosten was die kroning ambtsplicht van een keizerlijken huiskapelaan - meer beteekende de patriarch van Constantinopel toch eigenlijk niet; daar was het een formaliteit *).

1) Vgl. Jaffé, Bibliotheca VI, p. 346, ep. 78 en p. 697, ep, 205; daarnaast Ranke, Weltgeschichte, V 2, S. 184 Anm.

2) Vgl. Stengel, Den Kaiser macht das Heer, S. 16, S. 74, die een dergelijke opvatting van het keizerschap bij den Engelschen Edgar (957-975) en den Spaanschen Alphons VI (1062-1109) citeert.

3) M. G. SS. I, Cap. XXXIV. p. 38, waar sprake is van de residenties!

4) Vgl. Ranke, Weltgeschichte, IV 1, S. 342: In den jare 457 werd de door germaansche troepen tot keizer uitgeroepen Leo, bij wijze van supplement tot de ontbrekende legitimiteit-door den patriarch van Constantinopel, Anatolius, gekroond. Sedert dien bleef de kroning. Zie ook Duchesne. L'Etat pontifical p. 180: presque son chapelain domestique.

Hier in het Westen echter was het een daad van pauselijk initatief, een staatsrechtelijk novum, legaal van nog geen beteekenis en, wie weet?, misschien zwanger van kerkelijke praetenties.

Ziedaar de impasse! Ziedaar althans een impasse! Om er uit te geraken, was er maar één mogelijkheid: de weg terug. Alleen de erkenning vanuit Byzantium kon redding brengen. Zoo alleen was dat nieuwe keizerschap te legaliseeren.

Men leze dat tusschen de regels door in Eginhards biographie van Karel den Groote: Met groot geduld heeft Karel de verontwaardiging van de Byzantijnsche keizers Nikephorus en Michael verdragen. Hij heeft hunlieder hardnekkige boosheid door zijn grootmoedigheid overwonnen, hun steeds weer gezanten sturend en hen in zijn brieven toesprekend als broeders1). .

Zeker, de aanhouder wint. De Fuldasche annalen weten 802, 803, 811 en 812 van zulke gezantschappen te berichten: de pace confirmando inter Francos et Graecos. En eindelijk zijn te Aken in de paltskapel die Byzantijnsche heeren verschenen, die hem, Karel den Groote, volgens hun gewoonte in de Grieksche taal hun diplomaten-complimenten hebben overgebracht: imperatorem eum et basileum appellantes 2).

De magnus rex kon de oogen sluiten; zij hadden de Byzantijnsche heerlijkheid gezien: basileus, basileus, imperialis potentia!

Lodewijk de Vrome schijnt de slotsom uit Karels leven en streven te trekken, wanneer hij doodkalm oorkondt met het simpele formulier, dat van nu af aan in de keizerlijke, Karolingische kanselarij heerscht: Imperator Augustus 3). Doodkalm, maar desniettegenstaande is de achtergrond van deze protocol-aangelegenheid een bewogen stuk wereldgeschiedenis. Als zoo dikwijls gold het de poging iets nieuws onder te brengen in het kader van het oude. De germaansche koningsgedachte om te zetten in de universeele keizeridee, vereischte een denk-constructie. Want wel was de reëele basis, waarop die omzetting plaats kon vinden, opgebouwd uit macht, macht van verovering, macht van wapenen. Maar die macht was zichzelf niet genoeg. Zij zocht en vond de sanctie voor haar bestaan in het historische denken.

Het kan ons onverschillig zijn, hoe grillig het germaansche erfrecht na den dood van Karolus Magnus omsprong met dat opzichzelf ondeelbare, universeele rijk. Een paar generaties, wat deelingsverdragen en de keizerlijke macht, of ten minste de keizerlijke titel,

1) Einhard, Vita Karoli Magni (ed. Waitz), Cap. 28, p. 24; vgl ook Cap. 16, p. 14. 2) M. G. SS. I p. 352.

3) Vgl. Erben, Urkundenlehre, S. 310.

[ocr errors]

wordt de buit van het een of andere potentaatje van Italiaansche carrière met of zonder een paar druppels Karolingisch bloed. Het post-Karolingische en prae-Ottoonsche keizerschap is een soort misdadigersroman van griezelige interessantheid. De historie neigt tot een nuchtere statistische samenvatting: een eeuw en twaalf usurpators 1).

Nog eenmaal had Karel de Dikke Oost-Francië, West-Francië en Italië vereenigd onder zijn gezag. Nog eenmaal getuigen de Annales Fuldenses van supra-nationale macht. Het is ten jare 888, dat zij die uitluiden. In Europa vel regno Karoli waren vele koninkjes, multi reguli, opgegroeid 2). Eeuwen later zal Walther von der Vogelweide in het licht van den keizerlijken diadeem datzelfde contrast zien en van ,,die armen künege" spreken 3). Zoo ook hier, zelfs bij de pitoyabele figuur van dien neuralgischen Karel den Dikke! Nog steeds is het de superlatief van koninklijke macht.

Ook dat laatste glansje was uitgegloeid, toen in het jaar 951 Adelheid van Bourgondië, weduwe van Lotharius van Provence, naar gene zijde van de Alpen schreef en den Leeuw zoo noemde tijdgenoot en zoon Otto I te hulp riep. Hulp had Adelheid wel zeer noodig. Zij was uit dubbelen hoofde erfgename van de macht in Italië, daarom een tijd lang de gevangene van Berengar van Ivrea, den geweldenaar; -nu ontsnapt. En hulp kon Otto I

verleenen.

Al vijftien jaar regeerde deze. Beschermend hield hij zijn goede zwaard boven de in het westelijke rijk ondergaande Karolingers. Hij had zich opgeworpen tot suzerein over Adelheids Bourgondische vaderland. Hij was de sterke man. En ten slotte: voor Berengars daden moest hij zich eenigermate moreel verantwoordelijk gevoelen, daar deze als balling had geleefd aan zijn hof 4).

De Sakser kwam en met Adelheid trouwde hij het Italiaansche koningschap. Zoo was ook hij nu magnus rex. Waarom zou hem de keizerkroon niet lokken? Inderdaad zocht hij Rome.

Maar in Rome heerschte de dux, magister militum, consul en senator, Theophylactus, diens dochter Marozia en ten slotte haar

1) Vgl. de desbetreffende hoofdstukken bij Duchesne, L'état pontifical en het statistische zinnetje van Lamprecht, Deutsche Geschichte, I14, S. 148.

2) M. G. SS. I p. 405; vgl. voor die reguli: Duchesne, L'état pontifical, p. 286. 3) Ik bedoel Walther's Spruch uit den zomer van 1198: Ich horte ein wazzer diezen, en met name de regels

Bekêrâ dich, bekêre:

die cirken sink ze hêre,

die armen künege dringent dich:

Philippe setze en weisen ûf und heiz sie treten hinter sich.

4) Vgl. Lamprecht, Deutsche Geschichte, 114, S. 148 ff.

zoon, Alberic.

Die nieuwe traditie was anno 951 al een halve eeuw oud. Zij weigerde de oude traditie, die het keizerschap tot symbool had, te erkennen. En zoo was Otto I nog niet in staat zich als keizer te doen gelden. Hij keerde dus terug en liet Berengar als zijn vicarius achter 1).

Dat was een mislukking. Keizerlijke pretenties zonder reeële machtsbasis! Een ideeële voorstelling van een keizerlijk grootkoningschap, dat niet tegen de werkelijkheid aan kon! Maar van het aanloopje naar het keizerschap, door den gemaal van Adelheid in 951 ondernomen, en van de mislukking, spreken opnieuw de oorkonden. Een drietal, dat op Italiaanschen grond is ontstaan, breekt de eentonige reeks van het eeuwige: Otto, Dei gratia, of divina favente clementia, rex met de hoopvolle titulatuur: Dei gratia rex Francorum et Langobardorum, rex Francorum et Italicorum. De mislukking wordt geboekt door het simpele rex, dat het volgende tiental jaren weer beheerscht, als ware er niets geschied en niets gehoopt 2).

Tien jaar later waren de dingen in Rome wel zeer veranderd. De zoon van Alberic, humilis of gloriosus princeps et omnium Romanorum senator, was allereerst in 954 zijn vader als zoodanig opgevolgd. Maar het politieke program, dat in den doopnaam van den nieuwen senator Romanorum, hij heette Octavianus! —, was uitgesproken, bleek voor wijziging vatbaar. Want even voor zijn dood had Alberic de belofte verworven, dat men zijn zoon na het overlijden van paus Agapit II tot hoofd van de kerk kiezen zou. Zoo vielen geestelijke en wereldlijke macht samen in den persoon van een zestienjarigen jongen, die de losbandigheid zelve was. 6 Januari 955 is Octavianus als Johannes XII gewijd.

De waarlijke caesaro-papale macht, die zich sinds dien te Rome had kunnen ontwikkelen is aan den persoon van Johan XII — Octavianus te gronde gegaan. In Rome vierde eenige jaren lang ieder dierlijk menscheninstinct hoogtij. Het verhaal moge verzonnen zijn, maar die paus had inderdaad op de gezondheid van den duivel kunnen drinken. Zelf heeft de rampzalige ten slotte begrepen, dat een ordenend gezag van noode was in de dreigende algeheele verwildering. Het is onbegrijpelijk en het blijft onbegrijpelijk, hoe Johan XII er toe komen kon Otto I over de Alpen te roepen.

Het is waar, dat Johan XII met Otto's vicarius Berengar in onmin leefde. Tegen Berengar hadden ook overigens tal van geestelijken

1) Vgl. Duchesne, L'état pontifical p. 307 suiv.; p. 327.

M. G. DD. O I no. 1–137; daartegenover no 138, 139, 140: Pavia, 9 en 10 Oct. 951 en 21 Jan 952; daarna weer no. 141-234.

« PrécédentContinuer »