Images de page
PDF
ePub

verkeer in de 18de eeuw zoo duidelijk wordt geschetst. Amsterdam was een belangrijke afzetmarkt voor de Fransche koloniale waren als suiker en koffie. Terecht schrijft dr. Manger de aantrekkingskracht, die Amsterdam zoo lang op den internationalen handel heeft uitgeoefend, voor een groot gedeelte toe aan de gemakkelijke voorwaarden, waarop in het rijke Amsterdam crediet verleend werd. Het spreekt vanzelf dat onder de Fransche exportartikelen ook de wijn een belangrijke plaats innam. De Republiek importeerde in Frankrijk kaas, brandewijn, specerijen enz.; de totale waarde van dezen import was echter veel geringer dan die van den Franschen export naar ons land. De handelsbalans was dan ook voortdurend ongunstig voor de Republiek. Had dit feit uitvoer van geld naar Frankrijk ten gevolge? De heer Manger verzuimt deze vraag te stellen. Het is mij uit stukken uit de 17de eeuw gebleken, dat dit toenmaals inderdaad in belangrijke mate geschiedde. Na het jaar 1795 verandert de verhouding totaal, o.a. doordat Frankrijk dan groote hoeveelheden koffie, suiker enz. uit ons land betrekt. Ten onrechte neemt men veelal aan, dat de stilstand van de scheepvaart als gevolg van den oorlog met Engeland ook onmiddellijk den handel heeft vernietigd. Dr. Manger betoogt, dat evenals tijdens den vierden Engelschen oorlog de Hollandsche markten door de neutralen van goederen werden voorzien. Emden fungeerde als invoerhaven, terwijl de groote uitvoer naar Frankrijk over België plaats vond.

Tegenwoordig is men in Frankrijk geneigd de daling van den franc grootendeels toe te schrijven aan baisse-speculatie op de Amsterdamsche beurs. Het is treffend om in het boek van dr. Manger te lezen, dat dezelfde meening ook tijdens de revolutie bestond! Het eenige verschil is, dat men de constante daling van den koers van den Franschen wissel toenmaals natuurlijk niet aan Duitsche maar aan Engelsche intrigues toeschreef. De Fransche gezant Caillard wijst in zijn brieven den bekenden Amsterdamschen bankier Hope, wiens anti-Fransche gezindheid bekend was, als den leider van de conspiratie aan. Of er in die dagen ter beurze van Amsterdam inderdaad een omvangrijke baisse-speculatie in Fransch geld bedreven werd, is niet met zekerheid te zeggen, maar het geval is verre van onmogelijk. Uit psychologisch oogpunt is het echter hoogst merkwaardig, dat men toen evenzeer als nu geneigd was de primaire oorzaak van de waardedaling van het geld, de inflatie, te vermoffelen en daarentegen iets, dat hoogstens een secundaire factor kan zijn, op den voorgrond te schuiven.

Over het koersverloop van den Franschen wissel te Amsterdam tijdens de revolutie deelt dr. Manger interessante gegevens mede. Evenwel behooren deze bladzijden niet tot het beste gedeelte van zijn boek. De beschouwingen van den schrijver over de oorzaken van het koersverloop zijn tamelijk oppervlakkig. Hij beijvert zich om politieke en militaire factoren voor de koersveranderingen te vinden, doch verzuimt daarentegen om den stand van de betalingsbalans na te gaan. Op bl. 100 constateert dr. Manger, dat in den loop van het jaar 1796 de Fransche wissel te Amsterdam wederom in metalen geld in plaats van in assignaten werd genoteerd en vervolgt dan: „,Sauf plusieurs fluctuations le cours de l'écu se maintint au cours des années suivantes au taux d'environ 591), ce qui était plus haut que le cours ordinaire d'avant la révolution; cela montre qu'à mesure que la France se défait de ses assignats, sa situation monétaire devient meilleure". Deze conclusie is echter onhoudbaar.

1) D. w. z. 59 stuivers. De pariteit was blijkbaar 56 stuivers per écu van 6 livres.

De vervanging van de noteering in assignaten door die in metalen geld kan men ongetwijfeld als een aanwijzing voor de verbetering in den monetairen toestand van Frankrijk beschouwen, doch de stijging van den koers in specie kan onmogelijk daaraan te danken zijn. Blijkbaar was de stand der betalingsbalans gunstig voor Frankrijk. Het ligt voor de hand dit met de betaling van de oorlogsschatting in verband te brengen. Bij dit onderwerp blijft dr. Manger veel te veel aan de oppervlakte. De verklaring van het accept-crediet in de noot op p. 47 is ook niet gelukkig. Schrijvers van dissertaties op economisch-historisch gebied blijken nog steeds niet in te zien, dat zij zich vooraf, althans eenigszins, met de theorie der economie vertrouwd moeten maken!

In sommige opzichten laat de bewerking van dit proefschrift dus wel iets te wenschen over. Gaarne erken ik echter, dat dr. Manger ons veel nieuw en interessant materiaal heeft verschaft. Dat geldt ook voor het laatste hoofdstuk, waarin hij uitvoerig de wijze van betaling der oorlogsschatting van f 100.000.000 nagaat. Hij komt tot de conclusie dat Frankrijk hiervan slechts een waarde van 75 millioen genoten heeft. Zoo is dit zeer leesbare boek ongetwijfeld een aanwinst voor onze historisch-economische literatuur. J. G. v. D.

Nieuwe boeken:

C. Barlaeus, Nederlandsch Brazilië onder het bewind van Johan Maurits, grave van Nassau, 1637-1644. Naar de Lat. uitg. v. 1647 in het Ned. bewerkt door S. P. l'Honoré Naber. Den Haag Nijhoff 444 bl. f 225.-.

J. Bijlo, Kroniek van Kapelle-Biezelinge en Eversdijk. Uitg. met steun v. h. Zeeuwsch Genootschap. Middelburg, den Boer. 314 bl. f 6.-. J. E. Elias, Geschiedenis van het Amsterdamsche regentenpatriciaat. 2e omgewerkte druk van de inleiding tot de Vroedschap van Amsterdam. Den Haag. Nijhoff. 281 bl. f 10.-.

G. J. Hoogewerff, Jan van Scorel, peintre de la renaissance hollandaise. Den Haag, Nijhoff. 151 bl. ƒ 15.—.

W. C. van Huffel, Willem Bentinck van Roon, zijn persoonlijkheid en leven. 1725 47. Den Haag, Nijhoff. 226 bl. ƒ 4.-.

J. Mooy, Geschiedenis van de Protestantsche kerk in Ned. Indië. Dl. I. 1602-1636. 495 bl. f 9.-. Weltevreden-Den Haag (Nijhoff). J. W. IJzerman, Corn. Buysero te Bantam. 1616-18. Zijn brieven en journaal. Met inl. en bijl. Den Haag, Nijhoff. 272 bl. f 10.-.

De reis van Mahu en Cordes door de straat van Magelhaes naar Z. Amerika en Japan. 1598-1600. Scheepsjournaal, rapporten, brieven, enz. Uitg. en toegelicht d. F. C. Wieder. I. De uitreeding en de scheepstocht 319 bl. f 15.-. (Linschoten vereeniging). Den Haag, Nijhoff.

Louis XIV. Mémoires pour les années 1661 et 1666, suivis des Réflexions sur le métier de roi, des instructions au duc d'Anjou et d'un projet de harangue. Texte établi sur les mss. originaux par J. Longnon. 258 p. 12 fr. Bossard.

F. Bourgeois et L. André. Les sources de l'histoire de France. XVIIe siècle. T. 4. Journaux et pamphlets. 388 p. 15 fr. Picard.

L. Brunschvice, Spinoza et ses contemporains. 494 p. 20 fr. Alcan. R. Burnand, Coligny. 68 p. 25 fr. Presses universitaires.

V. Giraud, La vie héroique de Blaise Pascal. 260 p. 7. fr. 50. Crès.

G. Lacour-Gayet, L'éducation politique de Louis XIV. 2e ed. 12 fr. Hachette.

E. Magne, Scarron et son milieu. Documents inédits. 7 fr. EmilePaul frères.

H. Sée, Les idées politiques en France au 17e siècle. 372 p. 20 fr. Géard.

F. Becker, Handzeichnungen holländischer Meister aus der Sammlung C. Hofstede de Groot im Haag. N. F. Leipzig Tauchnitz. 40 ausgewählte zeichnungen Rembrandts, s. Kreises u. s. Zeit. Mappe. 50.-.

Georg Brandes, Michel Angelo Buonarotti. (Ubersetzt v. Eckert). ill. Berlin Reiss. 448 bl.

K. E. Hackenberg, Rembrandt als Germane und Protestant. Leipzig Feuer. 48 bl. -60.

Kaiserin Katharina II.

Memoiren.

Hesse u. Becker. 408 bl. 3.-.

Vorrede v. A. Herzen. Leipzig

P. H. Schmidt, Martin Luther und der Klassenkampf. 100 bl. fr. 2.

St. Gallen.

Th. Seelmann, Jakob Fugger. Leipzig Feuer. 164 bl. 2.20. (Titelaufl. 1909).

K. Toth, Weib und Rokoko in Frankreich. Aus d. Erleben e. Zeitge

nossen.

Der Bauernkrieg in zeitgenössischen Schilderungen (Nachwort O. Brandt) Leipzig. Inselbücherei. 72 bl. 60.

J. F. Chance, The alliance of Hannover. A study in British foreign policy in the last years of George I. 791 bl. Murray. 21 s.

John Viscount Morley, Oliver Cromwell 541 bl. Macmillan. 7 s. 6.

P. W. Sergeant, The life of Anna Boleyn. 330 bl. Hutchinson. 18 s. Shafaat Ahmad Khan, The East India trade in the 17th century. 382 bl. Oxford P. 14 s.

Sources & Documents illustrating the American Revolution 1764-'88, and the formation of the federal constitution. Selected and ed. by S. E. Morison. 367 bl. Oxford P. 10 s. 6.

J. A. Williamson, English colonies in Guiana and on the Amazon 1604-1668. 191 bl. Oxford P. 12 s. 6.

V. NIEUWSTE GESCHIEDENIS.

De geschiedenis van Engeland in de 19de eeuw. Elie Halévy, Histoire du peuple anglais au XIXe siècle; I, l'Angleterre en 1815; 1912; -II, du lendemain de Waterloo à la veille du Reform Bill (1815–1830); 1923; III, de la crise du Reform Bill à l'avènement de Sir Robert Peel (1830-1841); 1923, Librairie Hachette, Paris.

De schrijver van dit formidabel en bewonderenswaardig boek begint met te verklaren dat hij zich van zijn stoutmoedigheid niet onbewust is. Een geschiedenis te schrijven van Engeland in de 19e eeuw is een onderneming van belang. Het is dat tenminste als men de taak opvat zooals hij het heeft gedaan. Er bestaan al zulke geschiedenissen: Paul, Spencer Walpole, om van Mac Carthy nog te zwijgen. Maar dat zijn tamelijk oppervlakkige overzichten, die niet ver genoeg boven hun onderwerp staan om heel diep op de oorzaken van de gebeurtenissen die zij

beschrijven te kunnen ingaan, en waarin bovendien vooral de politieke geschiedenis tot haar recht komt. Halévy wil evenveel aandacht besteden aan economische en cultuur-geschiedenis. Hij wil heel het rijke, veelvormige leven van Engeland in een tijd van zoo geweldige expansie op alle gebied en die nog zoo kort achter ons ligt in zijn zeven deelen vatten 1). En hij vergenoegt zich niet met een eenvoudig meedeelen van de resultaten van anderen. Hij is niet alleen,,bij", haalt niet alleen al de jongste autoriteiten in zijn noten aan, maar hij heeft ook zelfstandig onderzocht, het lijkt wel op alle gebieden die hij bestrijkt. Overal haalt hij in zijn noten rechtstreeks uit de bronnen aan, doorgaans met groot effect, en met opmerkelijke raakheid. Hij is zoodoende in staat zijn literatuur kritisch te gebruiken, leemten aan te vullen, misvattingen te herstellen. Hij merkt zelf op, dat dit noodig is.

,,On ne peut constater sans surprise, lorsqu'on étudie l'histoire de l'Europe moderne disons plus particulièrement: de l'Angleterre moderne, l'insuffisance des recherches de détail dont elle a jusqu'à présent fait l'objet. S'agit-il d'histoire religieuse? Nous ne possédons pas d'ouvrage vraiment scientifique sur les sectes dissidentes, si importantes cependant, ni chose plus étonnante encore sur l'Eglise anglicane elle-même. S'agit-il d'histoire économique? Autant les travaux abondent sur la condition des ouvriers et les progrès de la technique, autant ils sont rares en ce qui concerne l'organisation industrielle, commerciale et financière de la classe patronale. Il serait aisé de multiplier ces exemples".

Hierom, zoo vervolgt de voorrede, is echter een samenvattend werk, al wordt het er ook moeilijk door, zooveel te noodiger.,,On part de cette idée qu'il n'y a pas de bon travail sans division des tâches. On néglige ce fait qu'il n'y a pas de division rationnelle des tâches sans une coordination préalable, et que c'est à l'histoire générale à opérer cette coordination en orientant les recherches des érudits. Puisse mon livre, dans la mesure où il mettra en évidence tant de lacunes, où il rendra manifestes tant d'incertitudes et d'ignorances, contribuer à faire que ces lacunes soient comblées, ces incertitudes et ces ignorances transformées en savoir!"

Dit is voorwaar een nobele ambitie en de opmerking is zoo juist, het werk voldoet daarbij op zoo uitstekende wijze aan de hooge eischen die de schrijver zelf gesteld heeft, dat men de Engelsche historische wetenschap mag toewenschen dat zij bevredigd worde.

Er ontbreekt nog een trek als men de voortreffelijkheid van dit boek wil schetsen, de belangrijkste van alle misschien als het gaat om de vraag of er hier ook van boeiend, levend geschiedwerk sprake kan zijn. Halévy is niet maar een noest verzamelaar van feiten zoo onpersoonlijk mogelijk aaneengeregen tot een geheel dat hoe meesterlijk ook geordend altijd nog een inerte massa zou kunnen blijven. Hij is een man van ideeën. Enkele groote gedachten beheerschen zijn werk en bezielen het. Het is een levende synthese.

Bij het beschrijven van Engeland in 1815 houdt de schrijver gedurig in het oog, dat het gaat om een staat en een maatschappij die de ontzaglijke schokken van een groote oorlog en een economische en sociale

1) Er zijn er pas drie verschenen, maar de vier andere worden al aangekondigd: IV: la politique libre-échangiste (1841-1865); V: l'Angleterre en 1860, les institutions, les idées et les moeurs; VI: Gladstone et Disraeli (1869–1880); VII: le déclin du parti libéral (1880-1885).

transformatie doorstaan hebben, en hij zoekt het antwoord op de vraag: hoe komt het, dat zij er niet onder bezweken zijn, hoe komt het, dat Engeland een revolutie is kunnen ontsnappen? Hij ziet Engeland tegen het eind van de 18e eeuw meer tot een revolutie neigend dan de meeste andere Europeesche landen. Een overrijke en corrupte regentenklasse, mèt de stand der intellectueelen niet minder van het rationalisme aangedaan dan de overeenkomstige groepen in Frankrijk; de parlementaire constitutie bedreigd door een autocratisch koning en een verachte koninklijke familie en door het omhoog komen van de geheel nieuwe macht der industrieelen; de massa van het volk op hier en daar ondraaglijke wijze beroerd door de voortwoekering van het grootgrondbezit en door de uitdrijving van groote groepen onafhankelijke werkers; nieuwe opeenhoopingen van noodlijdend proletariaat. Wat maakte het verschil? Volgens Halévy een godsdienstige beweging, het methodisme.

Gewoonlijk hooren wij van de invloed die het methodisme op de leidende standen heeft gehad, door zijn weerslag binnen de Anglikaansche kerk, de Evangelische beweging. Ook dat is een factor van belang geweest. Van één kant bekeken humaniseerde het de regeerende klasse. Tegelijk echter tastte het de rationalistische, sceptische geest aan, die haar tot dusver gekenmerkt had. Geholpen door de reactie die de schrik voor de uitbarsting in Frankrijk teweegbracht, veranderde de evangelische beweging grondig heel de toon van de goede kringen, van de intellectueelen, die juist in de nonconformistische secten een sterke neiging tot de moderne revolutionaire denkbeelden hadden gehad, allengs ook, ofschoon nimmer zoo volledig, van de literatuur. Dat was een ontwikkeling trouwens die in 1815 nog lang niet afgeloopen was, en waarop Halévy in zijn volgende deelen dan ook telkens terugkomt. Maar waar hij bizonder sterk de nadruk op legt, en wat mij minder vertrouwd voorkwam, dat is de invloed die het methodisme gehad heeft op de politieke stemming van de breedere lagen van het volk en van de kleine burgerij. Zooals hij het zelf in de voorrede tot het tweede deel samenvat: Op het oogenblik dat een revolutie zou hebben kunnen uitbreken, boden de protestantsche secten, versterkt en hernieuwd door het methodisme, ,,un dérivatif au désespoir des masses ouvrières en temps de famine et de misère, faisaient obstacle à la propagation de l'idéologie révolutionnaire, et suppléaient au despotisme des loix par le despotisme des moeurs. C'est ici que l'Angleterre nous apparait comme étant véritablement le pays du self government, le pays qui, au sens profond — moral et religieux de ce mot,,,se gouverne lui-même" au lieu d'être gouverné par en haut." Dat alles vond zijn uitdrukking, naar Halévy laat zien, in die schijnbare anarchie van het Engelsche openbare leven, die inderdaad zoo vol zit zoowel van ontwikkelingsmogelijkheden als van weerstandsvermogen.

Na 1815 kwam de zware tijd van aanpassing aan de nieuwe omstandigheden, waarin het Engelsche volk al zijn gaven van gematigdheid, zin voor compromis en vereenigd optreden voor het een of ander practisch doel noodig had om aan hevige uitbarstingen te ontkomen. Het doodloopen van de radicale beweging vlak na Waterloo schrijft Halévy toe aan het gebrek aan harmonie tusschen de meestal Fransch-rationalistische en anti-clericale leiders en de door het methodisme geraakte massa. Zijn verhaal van de veelbewogen jaren van de ,,emancipatie" der Katholieken, van de ,,Reform Bill", van de Chartisten en de anti-Corn-Lawagitatie, is voortreffelijk, maar men ziet onwillekeurig uit naar het vijfde deel, dat volgens zijn belofte een beschrijving van Engeland omstreeks 1860 zal bevatten, pendant van het eerste met zijn beschrij

« PrécédentContinuer »