Images de page
PDF
ePub

in Rusland en de aanwakkering der revanche in Frankrijk door Boulanger. Engeland poogt Oostenrijk den oorlog met Rusland te doen beginnen; Bismarck echter waarschuwt Weenen niet in oorlog te gaan, voor Engeland dien begonnen is: anders zal Oostenrijk Engelands zaken opknappen. Daar Duitschland geen belang bij Bulgarije heeft, gunt het dat aan Rusland, ja is zelfs voor een verdeeling van de Balkan in twee belangensferen: Rusland Oost en Oostenrijk West. Een te sterk Russisch voortdringen naar de zeeëngten had dan de strijdnoodzaak van Oostenrijk op Engeland afgewenteld. Oostenrijk echter was tegen zoo'n verdeeling.

Begin 1887 is de crisis geluwd; dan komt tot stand, terwijl ook het drievoudig verbond vernieuwd wordt, een verbond Engeland-Oostenrijk-Italië rijk Italië (Orientverbond), tot handhaving van den status quo in 't Oosten van de Middellandsche Zee, dus gericht tegen Rusland. Hierdoor komt de macht van Engeland indirect aan Duitschland ten goede. De Czaar en zijn minister Giers, die tegen den zin van alle heethoofden den vrede met Duitschland gered hadden, weten het nu te brengen tot een vernieuwd verdrag met Duitschland, zonder Oostenrijk; het Rückversicherungs-verdrag wordt 18 Juni 1887 voor drie jaar gesloten. Nu was Rusland afgehouden van het lonkende Frankrijk en in toom gehouden door het Orientverbond. Bismarck zag hoezeer het verdrag met Rusland dreef op één man den Czaar. Zijn bovengenoemde brief aan Salisbury bevat dan ook voor de zooveelste maal een aanbod tot een verbond; in 1889 wordt een nieuw gedaan. Engeland wil zich echter niet binden, al erkent het de gemeenschappelijkheid der belangen. Onder deze omstandigheden is het niet verlengen van de Rückversicherung, wat de Czaar gevraagd had, een groote fout geweest: komt Duitschland, wat nu te verwachten is, min of meer tegenover Rusland te staan, dan kan Engeland rustig stilzitten en zich de kastanjes uit het vuur laten halen.

De schrijver heeft zijn boek niet goed gecomponeerd: vaak komen herhalingen voor (het verbond van Oostenrijk en Duitschland wordt zelfs driemaal gesloten), en hier en daar is de draad ietwat verborgen. De schrijver heeft echter veel begrip voor politieke verhoudingen, documenteert uitstekend, en...... zijn boek bevat een gedachte.

Het weinige dat ik uit dit aan stof zoo rijke boek (en als dit zijn er meer) heb meegedeeld zal, hoop ik, den lezer hebben doen inzien hoe verbazend veel nieuw inzicht en nieuwe kennis zich in de laatste paar jaar hebben ontwikkeld. Deze verrijking hebben we te danken aan de aandacht die het,,Schuldvraagstuk" heeft getrokken, maar de geest van dit onderzoek is zoo zuiver wetenschappelijk en politieke polemiek is er zoo vreemd aan, dat het zelfs die historici, die het huiverigst zijn hunne vingeren aan dit vraagstuk te branden, niet behoeft af te schrikken. J. B. Manger Jr.

De Wereldoorlog. Revue d'Histoire de la Guerre Mondiale. Paris. Costes. Jaargang 1, no. 1-3 en jg. II, no. 1. Orgaan der ,,Société de l'Histoire de la Guerre". Contributie 20 fr. Bureau: 39 rue du Colisée. Paris. VIII.

In tegenstelling tot het in het vorig nummer besproken tijdschrift Die Kriegsschuldfrage, dat zich alleen met de oorzaken bezighoudt, behandelt het hierboven genoemde tijdschrift bijna alleen den oorlog zelf en zelfs ook zijn gevolgen; slechts een enkele keer wordt een vóóroorlogsch onderwerp aangeroerd. Meest echter militaire. Zoo vinden we studies van.

Colonel Ed. Desbrière over de wording van het mobilisatieplan XVII d.i. het plan, dat in 1914 gold en uitgevoerd werd, en over de Engelsche troepen tijdens den Duitschen opmarsch; de moeilijkheden hierbij kwamen hieruit voort, dat de Engelschen wel een plaats in de Fransche slagorde hadden, maar niet gedwongen konden worden te gehoorzamen. Jules Isaac handelt over het gebruik, dat de Franschen en de Duitschers bij hun mobilisatie in 1914 maakten van hun reservelichtingen; was de Fransche leiding onbekend met de uitgebreide wijze waarop de Duitschers dit deden en heeft ze de eigen reserves onvoldoende gebruikt, zooals de meeste Franschen denken, en ook Thevenet, of is juist de Duitsche leiding tekortgeschoten, zooals de generaal Buat meent? De vraag is nog niet opgelost. Dezelfde schrijver bespreekt ook het boek van Jean de Pierrefeu: Plutarque a menti, dat, en terecht, zeer de aandacht heeft getrokken in Frankrijk, en waarin de schrijver met veel welsprekendheid de stelling verdedigt, dat in den oorlog het toeval alles overheerschte: ,,l'événement a régné en tyran absolu... Le génie personnel n'a eu jamais si peu de part à l'histoire du monde... L'homme a subi, il n'a pas commandé..." Ook politieke onderwerpen worden behandeld: Ch. Appuhn beschrijft de vredespogingen van 1917 en de noodlottige rol, die de toenmaals overheerschende Duitsche militaire partij daarbij speelde.

Men heeft den indruk, dat, hoewel veel officieele personen in het bestuur der Vereeniging zitting hebben, hier geenszins een officieel standpunt wordt ingenomen. Er wordt zeer de nadruk gelegd op documentatie (waaraan echter niet allen zich houden): het tijdschrift staat open voor kritische studiën en documenten. Inderdaad hebben de schrijvers in het tijdschrift groote vrijheid in hun kritiek. Als documenten treffen we aan het opstel van den Generaal Dobrorolski over de Russische mobilisatie, reeds uit een Duitsche uitgave bekend, en een opstel van den Generaal Daniloff, dat niet veel nieuws brengt.

Geen enkele der kritische studiën is gewijd aan het ontstaan van den wereldoorlog. Dit is geen toeval. Terwijl in Duitschland talrijke historici, ook economen, militairen, enz. zich aan de jongste politieke geschiedenis zijn gaan wijden, doet dit in Frankrijk geen enkele der als gezaghebbend erkende geleerden, met uitzondering slechts der hoogleeraren Bourgeois en Pagès, wier boek al lang verouderd is en in een hinderlijk propagandistischen stijl geschreven. Vanwaar die onverantwoordelijke nalatigheid? Zijn ze zoo zeker van hun,,zaak” (wanneer ik deze in historicis onduldbare uitdrukking mag gebruiken)? Dan moeten ze toch bevroeden, dat door ieder nieuw gegeven hun „zaak” in gevaar kan worden gebracht. Voor de geschiedenis als universeele wetenschap (of bestaan er alleen nog maar nationale geschiedenissen?) acht ik het van het hoogste belang, dat dit de tegenwoordige tijd zoo geheel beheerschende vraagstuk van alle zijden worde belicht. Voor de geschiedenis als nationale wetenschap is het de taak ieder volk over zijn verleden de waarheid te doen kennen. En steeds moet daarbij de meest strenge historische methode worden toegepast.

Pierre Renouvin is bij mijn weten de eenige, die dit aandurft: hij gaf een Sorbonne college, waarop hij, toegelaten op de archieven aan de quai d'Orsay, eenige vervalschingen van het Fransche Geelboek verbeterde, is redacteur van dit tijdschrift, en geeft nu een diepgaande kritiek op Montgelas' Leitfaden zur Kriegsschuldfrage. Dit boek is een zeer goede uiteenzetting van Duitsche zijde, waarin door een der meest bevoegden ook de nieuwste gegevens zijn verwerkt.

Ik verheug mij dat thans deze beide mannen met elkaar in gedachtenwisseling zijn getreden. Zij doen het zakelijk en schelden niet. Het gaat over de vraag of de Centralen bij het beginnen van de actie tegen Servië wisten, dat Rusland zou intervenieeren. Hiermee is echter nog geen antwoord gegeven op de schuldvraag: ook een niet-te-rechtvaardigen interventie kan te voorzien zijn. Om van schuld te spreken moet men aantoonen, dat een land een grooter belang van een ander land heeft aagetast, dan van zichzelf verdedigd 1). In deze bespreking kan ik dit beginsel niet grondvesten; het is echter te hopen, dat de discussie de beide schrijvers naar deze ,,belangenweegschaal" zal leiden en dat ze, voordat de afweging heeft plaats gehad, niet zullen meenen de schuldvraag te hebben beantwoord. J. B. Manger Jr.

Een beknopte geschiedenis van den Wereldoorlog. Le Général Thevenet, ancien gouverneur de Belfort, La grande guerre (1914-1918). Préface du maréchal Foch. Paris, A. Colin, Boulevard St. Michel. 1923. 223 blz. met kaartjes. 5 francs.

De meeste Nederlanders hebben van den oorlog slechts een vage herinnering uit wat ze erover gelezen hebben in kranten en verhandelingen. Na den oorlog schuwen ze iedere leesstof, die de herinnering aan de vier donkere jaren weer oproept. Zoo ze zich hiermee al vele sombere uren besparen, zij versperren zich den weg tot inzicht in den geest van die volken, die door de herinnering nog geheel beheerscht worden, doordat ieder de rampen aan zich zelf, aan de zijnen, dagelijks heeft gevoeld, en zij benemen zich het recht om, wat zij vaak doen, te bedillen hoe het tijdens den oorlog had gemoeten, en hoe het nu, na den oorlog, moet. Zij die zich het recht willen geven op een oordeel over huidige vraagstukken, moeten zich voortdurend voor den geest houden, wat de oorlog beteekende voor de volken en de menschen. Hiertoe dienen gedenkschriften, letterkundige beschrijvingen, maar vooral ook overzichten als dat van den generaal Thevenet.

Met veel klaarheid worden hier de belangrijkste krijgsverrichtingen uiteengezet. Natuurlijk neemt de strijd in Frankrijk de grootste plaats in; in een paar hoofdstukken wordt ook de organisatie van het leger en van zijn verzorging beschreven. Schrijvers rang en rol geven hem het recht op enkele plaatsen kritiek te oefenen, zoo op Joffre, die, terwijl al lang duidelijk was, dat de Duitschers door België zouden binnenvallen, aanvallen deed in de Elzas en Lotharingen, en vooral op diens opvolger Nivelle, wiens mislukkingen van 1917 zoo'n verderfelijken invloed hebben gehad op den geest van het Fransche leger.

Hoewel uit het heldere overzicht een wetenschappelijke geest spreekt, onpartijdig is de schrijver niet in allen deele: de Duitschers winnen slechts door overmacht, zijn de eenige, die wandaden plegen. Ze zijn slaven van hun leerstukken; wanneer de Franschen wat al te slaafs hun beginsel van verdedigen door aanvallen toepassen, gebruikt Th. daarvoor heel andere uitdrukkingen. Th. is van meening, dat de generaal von Kluck, die bij den inval den rechtervleugel aanvoerde, sterk genoeg was om Parijs te overrompelen. Niet velen zullen dit met hem eens zijn.

Het boekje is zuiver militair; de organisatie van de industrie, de economische verschijnselen vallen buiten zijn kader. Van politiek heeft de schrijver geen verstand. De paar onnoozele bladzijden, die hij wijdt

1) Wij laten deze uitspraak geheel voor rekening van onzen medewerker! Redactie.

aan het ontstaan van den oorlog zijn een opeenhooping van fouten. Van den afval van Italië van het Drievoudig Verbond geeft hij de volgende psychologische verklaring (die men echter zeer algemeen in Frankrijk zal aantreffen): le tempérament germanique, lourd et positif, s'accomodait mal du temperament latin, idéaliste et primesautier.

Deze kritiek raakt echter slechts bijzonderheden; wie een beknopte geschiedenis van den oorlog wil lezen, geschreven door een deskundige, zal in dit boekje zijn wensch bevredigd vinden. J. B. Manger Jr.

De Constitutie van de Vereenigde Staten. James Beck, La constitution des Etats Unis. Librairie Armand Colin, Boulevard Saint Michel 103, Paris.

Mr. James M. Beck, Sollicitor-General van de Amerikaansche Unie, heeft een jaar geleden in Europa vertoevende het nuttige met het aangename verbonden door op uitnoodiging van de Londensche Universiteit in Gray's Inn, heilige hal van al wat Britsch jurist is en met de balie meeleeft, een drietal voordrachten te houden over de Constitutie der Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Voorts sprak hij in de zaal van het Hof van Cassatie te Parijs, als gast van eenige eerbiedwaardige vereenigingen, die zich met politieke en rechtstudie bezig houden, bij welke gelegenheid het Hoogste Gerechtshof der Unie het onderwerp van de redevoering was. Deze voordrachten benevens een in Augustus 1921 voor de Amerikaansche Advocatenvereeniging ten beste gegeven uiteenzetting over de Opstandigheid tegen het Gezag, zijn in het Fransch verschenen in een bundel, die tot titel heeft: de Constitutie van de Vereenigde Staten.

Prof. Larnaude, eere-deken der juridische faculteit van de Universtiteit van Parijs, Lord Balfour en Sir John Simon hebben den auteur elk een voorwoord afgestaan, zoodat het dezen aan een eervol geleide van zijn geesteskind geenszins ontbroken heeft.

Nu, direkt kan wel gezegd worden, dat de schrijver werk heeft geleverd, hetwelk, al moge het dan niet in alle opzichten te loven zijn en hier en daar grond tot kritiek bieden, inderdaad verdienstelijk genoeg is om met zulke schitterende introducties de wijde wereld in te gaan. De wijde wereld, die alleszins reden heeft om deze uitgave met instemming te begroeten, want zelden werd wellicht op meer onderhoudende en heldere wijze, en tegelijk in vrij kort bestek, een boek gepubliceerd, dat zulk een duidelijken indruk geeft van de historische ontwikkeling en het wezen der Amerikaansche Grondwet. Zeker, aan standaardwerken over deze materie geen gebrek, maar hier heeft men nu eens, zooals dat zoo licht bij lezingen het geval kan zijn, bondig en wetenschappelijk saamgevat het voornaamste, dat voor den intellectueelen lezer van belang is om over der Yankees Constitutie te vernemen.

De eerste inleider Prof Larnaude heeft de fout begaan fout, die helaas meerdere Fransche collega's van dezen geleerde al evenmin weten te omzeilen als verschillende Duitsche Professoren politieken gevoelens een belangrijker plaats te verleenen, dan hun in een wetenschappelijke omgeving toekomt en de auteur zelf heeft hier en daar van een dergelijke onwetenschappelijkheid blijk gegeven. Toch is hij er in geslaagd iets goeds te leveren, iets, dat in het algemeen genomen, wel degelijk wetenschappelijke waarde heeft: er is dan ook slechts een enkele maal maar sprake van afwijkingen van het goede pad als hier terloops gesignaleerd.

In zijn opstel over den oorsprong der Constitutie, waarmee het eigenlijke boek na al de voorwoorden aanvangt, begint de schrijver met aan

te toonen, dat op het constitutioneele recht in Amerika, dank zij het feit, dat het Angel-Saksers waren, van wie in de eerste plaats den stoot tot het ontstaan der huidige Unie is uitgegaan, evenals in het Britsche Rijk, de Common Law een zeer grooten invloed bezit, ook al verheugen de Amerikanen zich, in tegenstelling met de Britten, in het bezit van een geschreven Grondwet, de oudste zelfs van de wereld. Althans, de Yankees gingen voor in het tot stand brengen eener geschreven constitutie, welke nu nog in leven is en betrekkelijk weinig veranderingen heeft ondergaan, sinds zij werd vastgesteld. De beknoptheid van de Grondwet en de kracht van de Common Law, die het mogelijk maakte het recht, zonder met het geschreven recht in botsing te komen, gelijken tred te doen houden met de ontwikkeling van de in het volk levende rechtsideeën, ziet daar de voornaamste factoren, die er toe geleid hebben, dat men in anderhalve eeuw heusch niet veel in de Constitutie heeft behoeven te schrappen of er aan toe te voegen.

Beck nu verhaalt achtereenvolgens hoe men de in Amerika levende constitutioneele begrippen als van Engelschen bodem afkomstig kan beschouwen. Hij wijst op het werk van Edward Sandys, dien hij op grond van de door hem in 1609 voor Virginië ontworpen staatsregeling den vader van het Amerikaansche constitutioneele bestuur meent te mogen noemen, op de voltooiing van het charter van deze kolonie in 1612, op de overeenkomstig de charters op 30 Juli 1619 in de kerk te Jamestown bijeengekomen parlementaire vergadering (de eerste in Amerika) om vervolgens te laten zien, hoe voortdurend twee tegenovergestelde denkbeelden met elkaar kampten: dat van een centraal gezag en dat van autonomie van elke kolonie, elk gewest afzonderlijk. Toen in 1754 de Britsche Kroon te Albany een Raad bijeenriep om advies in te winnen, wat er gedaan kon worden tegen de bedreigingen, die Frankrijk in Canada voor de Amerikaansche gewesten opleverde, stond Franklin een permanent verbond der kolonies voor, maar tenslotte bleek de tijd daar nog niet rijp voor te zijn en stuitte dit idee af, zoowel op verzet van de Kroon als van de kolonies zelf, die nu eenmaal angst hadden voor alles wat op centralisatie leek. Het is de strijd met het moederland en met het Parlement van Westminster, dat maling had aan wat men op het Amerikaansche halfrond als recht, als common law der kolonies en hun inwoners beschouwde en dit vergrijp met de afscheiding der Amerikaansche gewesten heeft moeten betalen, het is deze strijd geweest, die stap voor stap naar het ontstaan der Unie voerde. Maar met hoeveel bezwaren dit gepaard ging en wat al moeilijke tijden de staten, ook nadat zij zich onafhankelijk hadden verklaard nog doorgemaakt hebben door de zucht van elk deel van het geheel om geen inmenging van een centraal bestuur toe te staan, met het gevolg, dat van central gezag, ook na den onafhankelijkheidsoorlog, al bitter weinig sprake is, dit alles schetst Beck in het eerste hoofdstuk van zijn boek. Vervolgens houdt hij zich in zijn tweede bijdrage bezig met de Groote Vergadering, die de Grondwet heeft vastgesteld. Zij kwam, na eerst tegen 13 Mei 1787 geconvoceerd te zijn, dank zij de omstandigheid, dat toen nog niet voldoende delegaties en afgevaardigden verschenen waren, twaalf dagen later bijeen. De Conventie van Philadelphia heeft in 81 zittingen haar taak volbracht en kwam op den 17en September met haar werk gereed. De 55 deelnemers aan de Conventie (vertegenwoordigers van 9 staten) hebben het elkaar niet gemakkelijk gemaakt en meer dan eens moest men twijfelen aan de mogelijkheid om tot overeenstemming te komen. Op boeiende wijze zet de schrijver uiteen, welke conflicten er zich zoo al voordeden en teekent hij de rol, die een Washing

« PrécédentContinuer »