Images de page
PDF
ePub

van den stucke van ziene ende wel weetene, maken volle preuve in materie criminele.

Confessie van den partien gedaen in jugemente gwillicht ende buijten allen banden van ijsere 1), maect ook volle preuve.

Violenten presumtien, fame, opinien van volcke, vlucht noch andere inditien en maken geen preuve in materie criminele om te condempnerene 2).

Met de nieuwe bewijsleer hangt het gebruik van de pijnbank samen; want, toen eenmaal het nieuwe beginsel ingang vond, dat formeel bewijs niet voldoende, overtuigend bewijs vereischt was, ontstond bij gebreke van getuigenbewijs - men denke vooral aan de gevallen met bewijs door aanwijzingen, dat voor veroordeeling niet voldoende werd geacht behoefte aan de bekentenis van den beklaagde, zonder welke men dan niet veroordeelen mocht. Het gevolg daarvan was, dat, indien ernstige grond van verdenking aanwezig was, de foltering werd toegepast om tot bekennen te dwingen. Daaruit volgt, dat deze instelling, reeds door Ulpianus gebrandmerkt als een res fragilis, periculosa et quae veritatem fallat, is voortgekomen uit een hervorming van het strafproces, die zelf was toe te juichen: een strafvervolging in het openbaar belang met onderzoek naar de materiëele waarheid.

De ethische factor is deze. Het nieuwe proces was ook een reactie tegen de godsoordeelen, die het oude aankleefden. Hier te lande waren in gebruik de vuurproeven, de waterproeven, de kruisproeven, het baargerigt en de gewijde broodproeven, terwijl veelal ook het tweegevecht er toe gerekend wordt. Bij de vuurproeven hield de beschuldigde de hand eenigen tijd in het vuur of ging hij in zijn hemd er door heen, ook kwam het loopen over gloeiende ijzers voor. Bij de waterproeven moest hij een voorwerp opnemen uit een ketel met kokend water of dit geschiedde veelal met heksen — de beschuldigde werd te water geworpen, waarbij drijven of zinken schuld of onschuld bewees. De kruisproef bestond hierin, dat beide partijen een tijd lang met uitgesrekte armen stonden, wie het eerst moede was, werd schuldig geacht. Het baargerigt was aldus: de beschuldigde moest het lijk op de baar aanraken. Bij de gewijde broodproeven kreeg hij een gewijd stuk brood of hostie in den mond, kon hij het niet doorslikken, dan hield men hem

1) D. w. z. vrijwillig afgelegd, niet op de pijnbank. De afgeperste bekentenis was niet voldoende, vandaar het gebruik, dat na de afpersing de verdachte nog eens gehoord werd om zonder pijniging te bekennen.

2) Wielant. Practijcke Criminele, geschreven aanvang 16e eeuw, caput 48. Dezelfde leer bij Damhouder, Practijcke in Criminele Saecken, caput 49.

voor schuldig.1) Het verzet tegen de godsoordeelen is voor een groot deel aan de Kerk te danken. Reeds in 1179 sprak zij bij een conciliebesluit van Lateranen III hare afkeuring over de ordalia uit, hetzelfde deed paus Innocentius III in 1214, hetzelfde paus Honorius III. In het canonieke recht komen dan ook plaatsen voor, waarin zij worden verworpen: nam ferri candentis vel aquae ferventis examinatione confessionem extorqueri a quolibet sacri non censent canones. 2) Er zijn echter ook plaatsen in het canonieke recht, waarin de genoemde proeven uitdrukkelijk zijn voorgeschreven.3) Uit ethisch oogpunt gevoelde men in de latere middeleeuwen bezwaren tegen de godsoordeelen, men vond ze afkeurenswaardig. Het beschavingspeil was hoog genoeg. om daartegen verzet te wekken, het was echter niet hoog genoeg om het folteren van verdachten te verbieden. De wreedheid van de pijnbank kwam in de plaats van de wreedheid der godsoordeelen.

De overgang van ordalia tot tortuur kon gemakkelijk plaats hebben, omdat men aanvankelijk in de pijniging van den verdachte een godsoordeel zag: men meende, dat God den onschuldige standvastigheid zou geven en den schuldige zou aanzetten tot bekentenis'). Het komt mij voor, dat dit idee ook gevonden wordt in een bepaling van het oude recht van Bretagne:,,Si l'on ne puet trouver planière prouve et l'on trouve commune renommée contre luy ou présomtions apertes, il devroit avoir jons ou gehenne par trois fois. Et s'il se peut passer sans faire confession en la gehenne ou les jons il se sauverait (et il apparestroit bien que Dieu montrerait miracles pour luy) et devroit estre sauf du fait et jugeroit l'en qu'il seroit quitte et delivré. 5)

Zoowel het verzet tegen de godsoordeelen als de waardeering van deze heeft derhalve de aanvaarding van een proces met tortuur bevorderd.

Vraagt men ten slotte, of de invoering van het inquisitoire strafproces een vooruitgang is geweest, dan moet m.i. die vraag bevestigend beantwoord worden. Het is waar, dat de foltering een afkeurenswaardig bestanddeel van dat proces was °) en dat veelal, ook hier te lande, de

1) Zie 435-455.

nader Noordewier, Nederduitsche Regtsoudheden, 1853, bl.

2) Decreti pars II, causa II, Quaesio V, caput 20.

3) Hinschius t. a. p. I, bl. 337.

*) Bilderdijk. Geschiedenis des Vad. X, bl. 19, noot 1. F. Nork. Die Sitten und Gebräuche der Deutschen und ihre Nachbaren, (Das Kloster XII), bl. 1107.

5) Bourdinot de Richebourg, IV, 1, bl. 214.

❝) Ik moge verwijzen naar mijne opstellen over „De Pijnbank in de Nederlanden" II, III en IV in T. v. Strafrecht, deel XXXIII.

TIJDSCHRIFT Voor Geschiedenis.

2222

verdachte verstoken was van rechtsbijstand, een en ander uitvloeisel van het beginsel, dat de verdachte geen partij in het geding, maar object van onderzoek was: het is waar, dat uit ethisch-juridisch oogpunt het inquisitoire proces niet voldoet aan redelijke eischen, rechter en aanklager mogen niet in één persoon vereenigd zijn. Echter ligt zijn groote verdienste hierin: dat het in de plaats trad van een onbruikbaar geworden middeleeuwsch proces; dat een van zijn hoofdbeginselen was, een beginsel van onschatbare waarde het moge nimmer vreemd zijn geweest aan eenig strafproces, maar bij formeel bewijs heeft het op den achtergrond gestaan het zoeken naar de materieele waarheid

en eindelijk dat het, als krachtig ingrijpen door de overheid, in staat was de misdadigheid te bestrijden, de openbare orde en veiligheid te beschermen. Het is later om zijn hardheid en eenzijdigheid verfoeid, humanere tijden hebben het te niet gedaan, in den ontwikkelingsgang van het strafproces evenwel is het een nuttige en onmisbare verschijning geweest, die den weg heeft gewezen tot zachtere vormen, tot betere rechtspraak.

TWEE MEMORIES VAN ROENTGEN 1)

DOOR

Th. P. LÖHNIS.

Ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan der Mij. voor Scheepsen Werktuigbouw Fijenoord (10 Nov. 1923) verscheen van de hand van Dr. M. G. de Boer een gedenkschrift, handelende over het Leven en Bedrijf van Gerhard Moritz Roentgen. In dit geschrift wordt medegedeeld welke bemoeiingen Roentgen gehad heeft met de ijzerwinning en de ijzerbewerking in de Zuidelijke Nederlanden. Van oudsher was deze nijverheid in de Waalsche provinciën gevestigd. Gedurende den Franschen tijd werd zij door het continentaal stelsel beschut tegen Engelsche concurrentie, waardoor zij, ofschoon op ouderwetsche wijze werd gewerkt, een periode van gemakkelijke en voordeelige jaren had beleefd. Na den val van Napoleon werden de grenzen van het koninkrijk opengesteld, en nu bleek het dat de Britsche industrie sinds het begin der 19e eeuw zulke geweldige vorderingen gemaakt had, dat het product der Zuid-Nederlandsche industrie noch in kwaliteit noch in prijs daartegen kon concurreeren.

De regeering van Willem I gevoelde de noodzakelijkheid om door hulpverleening dit belangrijke bedrijf voor ondergang te behoeden. Door Falk, Minister van Onderwijs en Nat. Nijverheid, was aan den Belgischen industrieel d'Artigues de vraag voorgelegd wat door het Gouvernement in deze gedaan kon worden. d'Artigues diende in 1821 een memorie in, waarin hij er op wees dat men in Engeland veel verder dan hier te lande gevorderd was in het verwerken van ruwijzer tot smeed- en stafijzer, zoodat het wenschelijk zou zijn een school op te richten waar zulks werd onderwezen. De Directeur dier school zou zich dan eerst in Engeland daarvan op de hoogte moeten stellen.

Deze memorie werd ter beoordeeling gezonden aan den geoloog d'Omalius de Halloy en aan kolonel Huguenin, directeur der geschutgieterij te Luik.

De eerste achtte ook het nemen van maatregelen zeer noodzakelijk, aangezien de inlandsche ijzerindustrie met ondergang bedreigd werd. Het plan van d'Artigues vond hij uitstekend, maar hoe den man te vinden die zulks zou kunnen uitvoeren? Deze behoorde een goed werktuigkundige te zijn, tevens bekend met pyrotechniek en chemie. Zulk een man wist hij niet aan te wijzen.

Huguenin wees er op, dat het vraagstuk door d'Artigues niet breed genoeg gesteld was. Niet alleen het verwerken van ruwijzer tot smeedijzer moest bestudeerd worden, maar ook de winning van het ruwijzer

1) Twee Memoriën over den toestand der Britsche en Zuid-Nederlandsche ijzerindustrie door G. M. Roentgen uit de jaren 1822 en 1823, medegedeeld door Dr. M. G. de Boer. Economisch-historisch Jaarboek, IX.

uit de ertsen. Het Belgische ijzererts werd aangetroffen in alluviale terreinen. Het kwam daar voor gemengd met allerlei mineralen, die bij het uitsmelten van het ijzer niet af te scheiden waren, waardoor de kwaliteit werd bedorven. Hij meende dat het noodig was naar zuiverder ertsen te zoeken. Was men daarin geslaagd, dan zou het gouvernement een hoogoven kunnen oprichten om dit erts te verwerken. Ook hem leek het doelmatig iemand naar Engeland te zenden om zich aldaar op de hoogte te stellen. Een geschikt persoon wist hij echter niet aan te wijzen.

Minister Falck had echter voor dit doel reeds een man op het oog. Aan Roentgen bood hij aan een dergelijk onderzoek in te stellen, ofschoon deze Luitenant ter Zee was, en noch van werktuigkunde, noch van pyrotechniek of scheikunde studie gemaakt had. Roentgen nam de opdracht gaarne aan. Wat hij in kennis en ervaring te kort kwam, zou door studie, scherpzinnigheid en toewijding aangevuld worden. In 1821-22 heeft de zending naar Engeland plaats gevonden. Hierop is nog gevolgd een korte zending naar de Zuidelijke Nederlanden om zich op de hoogte te stellen van de daar bestaande toestanden. Over beide reizen heeft Roentgen rapport uitgebracht aan het gouvernement. Deze rapporten bevinden zich in het Algemeen Rijksarchief te 's Gravenhage. Dr. de Boer heeft in zijn levensbericht van Roentgen reeds toegezegd, dat deze rapporten gepubliceerd zouden worden in deel 9 van het Economisch-Historisch Jaarboek. Zulks is nu geschied, met een inleiding van de hand van Dr. de Boer.

Bij zijn vertrek naar Engeland kreeg Roentgen als opdracht alle bijzonderheden te verzamelen over de in dat rijk gebruikelijke wijze van ijzer smeden en bewerken. Bij de instructie werd deze opdracht nog uitgebreid tot het maken van een studie over de ijzersmelterijen. Daarbij was te letten op het verwerken van zuiver ijzererts, maar ook op het gebruik van onzuiver erts, gelijk in de Zuidelijke Nederlanden gevonden werd. Nagegaan moest worden hoe dit erts van schadelijke bijmengingen gezuiverd kon worden. Tevens moest studie gemaakt worden van de inrichting der verschillende ovens en pletmachines benevens van het gebruik van steenkool bij het uitsmelten der ertsen.

Gaan wij nu de twee memories na, dan vinden wij dat Roentgen de opdracht breed opgevat heeft. Hij begint met een historisch overzicht van de ijzerwinning in Engeland. In het begin der 17e eeuw was dit reeds een belangrijk bedrijf. Reeds toen zou een 300-tal ovens in gang geweest zijn om ruw ijzer uit de ertsen te winnen. Ongeveer de helft der productie werd dan in een 500-tal grofsmederijen tot smeedijzer verwerkt.

Het ijzer werd verkregen in kleine schachtovens, welke met houtskool gestookt werden. Het vuur werd aangeblazen door blaasbalgen, welke door waterraderen gedreven werden. De ovens werden gebouwd in de dalen bij stroomen en watervallen; voor het branden tot houtskool werd het hout der omgeving gekapt en als erts werd het verweerde en uit het gesteente gespoelde ijzererts gebruikt. In hoofdzaak zal dit wel roodijzersteen geweest zijn. Dit erts is rijk aan ijzer, maar bij de uitspoeling is het met vele mineralen gemengd.

Het verkregen ruwijzer werd in de frischovens opnieuw gesmolten. Ook hierbij was houtskool weer de brandstof. Door sterk blazen wordt dan een oxydeerend vuur verkregen. Het ruwijzer verliest daardoor aan koolstof en gaat in smeedijzer over. Door het smeden onder zware valof drukhamers worden dan de slakken uitgedreven en wordt het materiaal geweld en uitgesmeed. Gewoonlijk werden de staven dan te zamen

« PrécédentContinuer »