Images de page
PDF
ePub

We hebben eerst gehoord van de beweging der geschiedenis, die haar grond heeft in de bewegelijkheid der godheid, of (moderner) van de Wereldrede. Wij moeten ons, om een kultuursynthese te vormen,,,einstellen" in die beweging om intuïtief te vatten, waar het heen moet, wat de bedoeling is van God of de Wereldrede. Vervolgens vernamen we, dat God de wereldgeschiedenis anders beschouwt dan wij; dat voor Hem de beteekenis der geschiedenis anders is dan voor den historicus, Ten slotte lezen we op blz. 756:,,In der Tat, eine wirklich objective Periodisierung is nur von den sozialökonomisch-politisch-rechtlichen Unterbauten her möglich...... alle geistigen, zivilisatorischen und kulturellen Elemente ruhen auf diesem Unterbau auf, sind mit ihm schon in seiner Urstruktur verbunden und bei aller Verselbständigung von ihm dauernd mit umfasst und bis in das seelische Zentrum hinein mitbestimmt."

Erg mystiek klinkt dat niet! En verder zegt Troeltsch:,,Ob es eine gemeinsame Wurzel gibt, aus der die Grundformen beider (van de economische en geestelijke verschijnselen n.l.) zugleich mit ihrer gegenseitigen Bestimmung stammen, das scheint wohl häufig wahrscheinlich, aber in diese Tiefen dringt das menschliche Auge nur schwer hinein". Met zulk een twijfel aan de prioriteit van het geestelijke is geen mystiek vereenigbaar.

Om nu het geestelijk resultaat van een periode naar waarde te kunnen schatten, moeten we zien te bepalen wat het hoogtepunt van die periode was, het klassieke moment. Volgens Troeltsch is dat klassieke hoogtepunt: het overgangsstadium van de meer substantieele en traditionalistische,,,Gemeinschaft", waarin alle krachten in stilte en onderbewust, vooral ook onder leiding van ,,Herrenschichten", gevormd worden, op de meer individualistische,,Gesellschaft", waarin de kultuurschatten gemeengoed worden (de termen zijn, zooals men terstond bemerkt, van Tönnies). Zoo was 't met den overgang van de aristokratie op de demokratie in de Grieksche kultuurcentra, met de Verlichting, die tusschen den absolutistischen staat en den modernen staat der politieke vrijheid ligt, enz.

Met die Verlichting begint onze tijd. Hier moet men zijn uitgangspunt nemen om den modernen tijd te begrijpen. Die moderne wereld heeft een zeer rijken en bonten geestelijken inhoud, die samengesteld is uit alles wat wij sedert de Grieken heben verworven. Wij moeten ons duidelijk maken, wat de ,,Grundgewalten" zijn, die onze moderne kultuur vormen. Dat zijn: het Hebreeuwsche profetisme, het klassieke Griekendom, het antieke imperialisme (het gesloten, militair-bureaukratische wereldrijk en de wereldgodsdienst, die uit de behoeften van

dat rijk ontstond), en de Middeleeuwen. De kultuur der Middeleeuwen moet nog beschreven worden, zegt Troeltsch. Hij noemt niet: Henry Osborn Taylor's Mediaeval Mind, m.i. een klassiek boek over de middeleeuwsche kultuur.

Uit die,,Grundgewalten" en de nieuwe krachten, die we moeten inzetten, moet de toekomst opgebouwd worden. Het is jammer, dat Troeltsch niet in de gelegenheid is geweest om die factoren van den modernen geest stelselmatig te behandelen; jammer, omdat hij hier op eigen terrein was: de filosofie was niet zijn sterkste punt.

In de laatste vijf bladzijden geeft hij ons nog drie, zijn ideeën samenvattende, stellingen over de verhouding van de sociologische en ideologische elementen der geschiedenis:

1o. Alle geestelijke krachten zijn wel in zekere afhankelijkheid van hun sociologischen bodem gevormd, maar hebben een neiging om los te komen van hun bizonderen oorsprong, een eigen leven te leiden en tot zelfstandige geestelijke of kultuurprincipia te worden. Ze worden dan niet meer door de situatie, maar door de gedachte voortgebracht. Het gevaar is, dat die geestelijke machten gerationaliseerd worden, dogmen worden. Gaat men dat gevaar voelen, dan voert historisch onderzoek deze ideeën en waarden weer tot hun moederbodem terug, vult ze met hun oorspronkelijke beteekenis en ontrukt ze zoo aan het heden, historiseert ze weer. Maar dan begint het proces der losmaking opnieuw en wordt de levend gemaakte,, met de frissche krachten van den moederbodem gevulde, idee of waarde wederom tot een zich boven de geschiedenis verheffend beginsel gemaakt. Het leven van den Europeaan is vol van die ideeën en waarden, welke met elkaar in strijd zijn; dat is de onrust van onzen tijd. 2o. De omstandigheid, dat die ideeën en waarden zich laten losmaken van den sociologischen bodem, waarop zij gegroeid zijn, en de onrust-scheppende wedstrijd dier beginselen in het leven van den. modernen mensch, dwingen ons ze historisch te begrijpen en nieuw te ordenen, waarbij hun sociologische afhankelijkheid kan en moet worden vergeten. Omgekeerd staat het met den politieken, economischen en juridischen inhoud van onzen tijd: die moet slechts door een kleinen kring van geleerden historisch begrepen worden, omdat die onmiddellijk begrijpelijk en - in tegenstelling met de ijlere, lichaamlooze ideëele dingen zelf lichaam is. Daarom moet de algemeene historische vorming gericht zijn op het ideologische, voor zoover zij zich met de praemoderne tijden bezig houdt. Politiek, economie en recht van de Oudheid en M. E. zijn, voor de algemeene historische vorming, vrijwel indifferent.

Hier wordt de verwarring wel heel groot! Neemt men aan, als Troeltsch doet, dat de ideeën en waarden van eenig tijdvak wortelen in den economischen bodem van dat tijdvak, dan moet men ook aannemen, dat de ideeën en waarden, waar onze tijd behoefte aan heeft, aan den sociaal-economischen bodem van onzen tijd ontspruiten of zullen ontspruiten. Onze tijd zal een kunst, een religie voortbrengen, of heeft die al voortgebracht, waar onze generatie bevrediging in zal vinden of reeds vindt. En moeten wij, met den Troeltsch van het begin van het boek, ons verdiepen in de bewegelijkheid van God of de Wereldrede, zooals die in de beweging der geschiedenis tot uiting komt en zoo den zin van onzen tijd zien te vatten, dan bewijzen we slechts niet in staat te zijn te vatten, niet gegrepen te hebben, indien we slechts de door vroegere generaties gegrepen en gevatte ideeën anders groepeeren.

3o. De derde stelling, die een verbinding van de beide vorige is, is dan ook geheel onhoudbaar: het sociologische en het ideologische moeten verbonden worden en wel zoo, dat de practici het sociale probleem van onzen tijd oplossen en ,,der Historismus" de ideeën, die de geschiedenis van Europa ons heeft toegevoerd, moet omsmelten in zijn smeltkroes, tot ze ,,in neuer Gschlossenheit und Vereinheitlichung (daaruit) hervorgehen". Wij moeten ,,dem ideologischen Gehalt einen neuen soziologischen Leib... schaffen und den soziologischen Leib mit einer neuen und frischen Geistigkeit, einer neuen Zusammenfassung, Anpassung und Umbildung der grossen historischen Gehalte... beseelen".

Het onbevredigende van Troeltsch' boek is, dat oude theologische en latere profane denkbeelden van den schrijver niet tot een sluitend en harmonisch geheel zijn vereenigd; we moeten dan even aannemen, dat dit mogelijk zou zijn.

Troeltsch is eerst theoloog geweest, heeft op theologisch gebied werken van beteekenis geschreven (enkele daarvan zijn in Gesammelte Schriften II vereenigd); later ging hij over tot de filosofische faculteit en geraakte steeds meer onder invloed van de boeken van M. Weber, W. Sombart en G. Simmel (Philosophie des Geldes), die hem de oogen openden voor de groote beteekenis der economische en sociale verschijnselen.

Het monumentale werk,,Die Soziallehren der Christlichen Kirchen" is een vrucht van dat nieuwe inzicht; ook zijn boekje over Augustinus moet in dit verband genoemd worden. Oude en nieuwe inzichten vinden we in zijn,,Historismus" onverzoend naast elkaar. Dat verbijstert den lezer. Misschien mag ik het zóó uitdrukken: Troeltsch

was met zijn hart Leibniziaan, met zijn verstand Weberiaan. Maar Max Weber, voor wien hij zulk een diepen eerbied koesterde, spotte wat met de,,emanatistische Logik" van Troeltsch. Voor vol is de gewezen theoloog in het kamp der economisch georiënteerde historici nooit aangezien. Daar zit iets tragisch in.

Men moet Troeltsch' Historismus niet in de eerste plaats lezen om zijn inzicht in de geschiedenis te verhelderen. Men moet het als een magazijn van meeningen over allerlei problemen der geschiedenisfilosofie beschouwen. Als zoodanig heeft het groote en misschien blijvende waarde.

LITERATUUR-OVERZICHT.

I. ALGEMEENE WERKEN.

De staatsrechterlijke geschiedenis van Duitschland. Aloys Meister, Deutsche Verfassungsgeschichte von den Anfängen bis ins 15. Jahrhundert. Dritte Auflage. Grundrisz der Geschichtswissenschaft II, 3. Leipzig, Berlin, B. G. Teubner, 1922. Fritz Hartung, Deutsche Verfassungsgeschichte vom 15. Jahrhundert bis zur Gegenwart. Zweite, verbesserte Auflage. Grundrisz der Geschichtswissenschaft II, 4. Leipzig, Berlin, B. G. Teubner, 1922.

In den grooten, door hem geleiden Grundrisz der Geschichtswissenschaft heeft Aloys Meister de bewerking van de Duitsche constitutioneele geschiedenis der middeleeuwen op zich genomen. In een kort bestek heeft hij de geschiedenis van de Duitsche staatsregeling - wij hebben geen beter woord voor het Duitsche Verfassung- tot het einde der middeleeuwen beschreven. Men mag onmiddellijk constateeren, met goed gevolg. Niet alleen de derde druk bewijst, dat wij hier met een uitstekend werk te doen hebben, maar wij kunnen het met voldoening constateeren na zorgvuldige lezing en overweging. Deze schrijver bezit de gave, die in Duitschland en ook elders niet algemeen bezit is der geleerden, van de dingen beknopt en zakelijk en toch of moeten wij zeggen, juist daarom duidelijk te zeggen. Wie begrip wil krijgen van de constructie van den oud-germaanschen staat, dien men eigenlijk nauwelijks zoo kan noemen; wie duidelijk wil zien, hoe die oud-germaansche staat door de aanraking met de Romeinen vóór en na de volksverhuizing de staat der Merovingische koningen is geworden; wie de organisatie van den staat van Karel den Groote wil bestudeeren en daardoor wil verklaren, zoowel de snelle constructie als de even snelle destructie van dien keizerstaat; wie den Duitschen staat der middeleeuwen met zijn verschillende tendentieën van nationalisme en universalisme wil leeren kennen; wie de stevige kracht, maar ook het pijnlijk verval van het Duitsche koningschap en het daaraan weldra nauw verbonden keizerschap wil begrijpen; wie ten slotte historisch wil aanvoelen, hoe het kwam, dat in de latere middeleeuwen het staatkundig en daardoor ook het maatschappelijk leven der Duitschers zich terugtrok binnen de territoriale staten, terwijl het keizerschap meer en meer in de statige vormen van het leenstelsel versteende hij kan in alle opzichten zijn voordeel doen met de voorlichting van Aloys Meister. Het onderwerp was waarlijk niet gemakkelijk, omdat op tal van punten een zelfstandig onderzoek moest worden ingesteld; in vele controversen moest in den strijd der meeningen een beslissing worden genomen, althans een aannemelijke meening worden voorgedragen. Wij noemen slechts twee voorbeelden: het ontstaan der steden en het ontstaan van het college der keurvorsten. In beiderlei materie is allerlei controvers geweest; het aantal meeningen en theorieën is zeer groot. Meister heeft aan al die meeningen en theorieën recht doen wedervaren en ze duidelijk en zelfs aanschouwelijk behandeld. Maar hij legt er ten slotte den nadruk

« PrécédentContinuer »