Images de page
PDF
ePub

stonden,,unbedingt" aan haar zijde, de industrie was gereserveerder, doordat Mussolini toch ook arbeiderseisen overnam en een,,massa"beweging leidde. Hier vooral toont Michels zijn kracht, als hij de ingewikkelde verhouding tot de bestaande maatschappij aangeeft.

Voorts bespreekt hij enige actuele problemen: 't Fascisme heeft geen bepaald programma, maar stelt zich in de bres vóór particulier initiatief, protectionisme en staatsonthouding, eigendom en familie (dus tegen de erfenisbelasting). De verhouding tot 't parlementarisme is zo, dat principiëel de volkssouvereiniteit wordt verworpen, maar practies 't parlement, in de vorm van een regering zelfs een heerschappij der élite wordt gezocht, met een theoretiese drukpersvrijheid. Sociologies is 't Fascisme volgens M. de partij der wilskrachtige jeugd, die een verjonging op alle gebied wil, gedragen door een ideaal van reinheid, een mystiek geloof in de eenheid, maar belust op daden en daardoor soms roekeloos gewelddadig, hoewel meestal onschuldig: de groot geworden padvinder! Een éloge op de leider en op de reeds bevochten verbeteringen sluit 't artikel, dat ook veel literatuur over de gehele beweging noemt. E. v. G.

De Satsuma-opstand van 1877 in Japan. E. Clement. The Saga and the Satsuma Rebellions. Transactions of the Asiatic-Society of Japan, vol. 50.

De Ueno-wijk behoort tot die gedeelten van Tokyo, waar nog het meest het karakter van het oude Yedo bewaard is gebleven. En juist daarom maken daar een aantal in modernen stijl vervaardigde standbeelden een zoo komisch-onaangenaam effect. Geen van deze is leelijker dan het afzichtelijk groote Saigo-monument en toch verdringt zich juist daaromheen altijd de grootste schare van nieuwsgierigen. Een van de vele bewijzen, dat de leider van den Satsuma-opstand nog altijd in de harten van zijn landgenooten voortleeft.

Wil men echter een waardiger gedenkteeken zien, dat voor deze nationale held is opgetrokken, dan moet men naar Zuid-Japan gaan. Vlak in de nabijheid van Kagoshima zal men u met de grootste eerbied zijn graf wijzen, terwijl men u bij den burchtwal nog de plaats toont, waar hij het manmoedig besluit nam zich door zijn klein troepje getrouwen te laten dood steken.

De Europeesche literatuur over dezen merkwaardigen opstand de laatste krachtige uiting van den onafhankelijken samurai-geest - is schaarsch. We bezitten er maar feitelijk één goed boek over, t. w. dat van A. H. Mounsley,,The Satsuma Rebellion", maar dit is vrijwel uitverkocht. Nu heeft laatstelijk Ernst Clement het ondernomen om uit oude couranten een geregeld relaas van dezen opstand samen te stellen en het resultaat van deze studie legde hij neer in ,,de Transactions of the Asiatic Society of Japan vol. 50". Wij kunnen allen, die belang stellen in deze zoo belangrijke periode van de Japansche geschiedenis, naar dit sober geschreven artikel verwijzen.

Zeer in het kort saamgevat komt de inhoud hier op neer: Onder de machtigste Japansche clans neemt die van Satsuma wel van oude tijden her een allereerste plaats in. Geen macht stelde zich zelfstandiger tegenover de Tokugawa's dan deze Satsuma-heeren, die over 3 provincies geboden, t. w. Satsuma, Hiuga en Osumi. Was het dan ook wonder, dat de keizer bij de restauratie dadelijk op hen rekenen kon, waar het er om ging met de Tokugawa-shoguns af te rekenen. Onder deze Satsumalieden valt vooral èn door zijn bekwaamheid en door zijn invloed Saigo Takamori op. In de eerste jaren na 1867 zien we hem dan ook op de

hoogste waardigheidsposten. Maar spoedig ontstaat een spanning tusschen hem en het keizerlijk hof. We moeten hierbij duidelijk tusschen aanleiding en oorzaak onderscheiden. De directe aanleiding van Saigo's brouille met den keizer hebben we in de Koreaansche aangelegenheden te zien. De keizer van Korea had geweigerd Japan de verdere beleefdheidsuitingen te bewijzen, sedert het zich voor het Westen had opengesteld. Saigo drong op een strafexpeditie aan, het hof ging hier niet op in. Maar de oorzaken van de verkoeling lagen natuurlijk dieper. Saigo voelde de laatste maatregelen tegen de daimyo's en samurai's genomen, als een smaad zijn stand en zijn volgelingen aangedaan. Het betrof de regeling der pensioenen. Bij den nieuwen stand van zaken was het onmogelijk deze jaargelden volgens den ouden maatstaf door te betalen. Men stelde de Samurai's voor de keuze, om in plaats van hun oude pensioenen staatsobligaties te nemen. In werkelijkheid droeg deze maatregel echter een verplichtnd karakter. De samurai-stand voelde zich hierdoor benadeeld, ook wellicht in zijn eer aangetast, omdat de koop en verkoop van waarde-papieren als iets minderwaardigs gold. ,,Een adelaar zal nooit een mak dier worden, maar zal liever van honger sterven en zoo zal ook een Samurai, die zijn eer hoog houdt, zich nooit met handel gaan ophouden, dit is een bezigheid, die tegen zijn natuur strijdt." De opstandelingen scharen zich om Saigo, die zijn tijd verbeidt. Hij trekt zich naar zijn Zuidelijke provincies terug en onderwijl zorgt hij, dat zijn getrouwen zich in den wapenhandel oefenen. En eindelijk acht hij het oogenblik gekomen, maar dra merkt hij, dat hij tegen een overmacht te strijden heeft. Het keizerlijk leger vormt een driedubbel front tegen hem. In September 1877 is hij zoo in het nauw gedreven, dat hij zijn vrienden smeekt hem te dooden. Nadat zij dit gedaan hebben, plegen zij zelf seppuku (d.i. de uitdrukking die de Japanners veel meer gebruiken dan het door ons gebezigde harakiri). Dit is de laatste worsteling van de op decentralisatie van macht aansturende groote edellieden tegen de centrale regeering. Eigenaardig is het, dat men ook van regeeringswege de opstandelingen huldigde. Zij immers hadden zich echte nazaten van de oude Samurai's betoond, omdat zij den dood boven de schande verkozen. Ten eerste werd een generaal pardon uitgesproken, ten tweede verbood men althans voor de eerste tijden het vieren van een overwinningsfeest. Later werd dit wel gehouden, maar dit ging gepaard met offers aan de nagedachtenis van de verslagen tegenstanders. Wie nu nog in de Novemberdagen de Kudan heuvelen (d. z. de heuvelen van de 9 trappen) bezoekt, ziet zich te midden van een menigte, die zoowel in feesten als in godsdienstige plechtigheden de dagen van 1877 herdenkt. S. van Pra a g.

-

Nieuwe boeken:

J. S. Bartstra, Geschiedenis van het moderne imperalisme (Tijdvak 1880-1906). 248 bl. m. tab. en krtn. Bohn, Volksuniv.bib. f 1.90. N. de Beneditty, Leven en werken van mr. Jonas Daniel Meijer (17801834). Tjeenk Willink. 119 bl. f 2.90.

J. A. Eigeman, De politiek-godsdienstige antithese, haar opkomst, groei en ondergang. Een kritiek en poging tot reconstructie tevens. Nijgh en v. D. 126 bl. f 1.75.

A. A. H. Struycken, Verzamelde werken. Onder leiding van J. Oppenheim. Dl. III. Volkenbond, Gouda Quint. 208 bl. f3.-.

S. Askenazy, Napoléon et la Pologne. trad. du pol. par H. Grégoire. 404 p. Leroux. 30 fr.

B. Auerbach, L'Autriche et la Hongrie pendant la guerre. 627 p. Alcan. 40 fr.

P. Belmont, La Politique des Etats Unis et l'Europe (1778-1919). 388 p. Payot. 25 fr.

C. Bloch, Bibliographie méthodique de l'histoire économique et sociale de la France pendant la guerre. 920 p. Pr. Univ. 100 fr.

E. Daudet, Vingt-cinq ans à Paris (1826-'52). Journal du comte R. Apponyi. T. IV. 184452. 548 p. Plon Nourrit. 25 fr.

Degouy, Noussanne et Saint-Auban, Histoire contemporaine par trois indépendants. T. II. La France de la Victoire 1917–1919. 3 vol. Michel.

295 fr.

E. Gasc Desfossés, La Révolution française. II. L'Assemblée Constituante. L'Assemblée Législative. 708 p. Beauchesne. 30 fr.

G. Guenin et J. Nouaillac, Lectures historiques. La France et les principales puissances du monde de 1830 à 1880. 480 p. Plon Nourrit. 12 fr. R. Lansing, Mémoires. 320 p. Payot. 20 fr.

M. Lhéritier, Histoire diplomatique de la Grèce. IV. Suite du règne de Georges I jusqu'à la révolution turque (1878-1908). Hellenisme et Germanisme. 580 p. Pr. Universitaires. 30 fr.

A. Mathiez, Autour de Danton. Bibliothèque historique. 288 p. Payot. 20 fr.

D. Meunier, Autour de Mirabeau. Biblothèque hist. 272 p. Payot. 20 fr. Lettres des Grandes-Ducs à Nicolas II. Coll. de Memoires, Etudes et Documents pour servir à l'histoire de la guerre mondiale. 272 p. Payot. 20 fr.

R. Poincaré, Au Service de la France. I. Le lendemain d'Agadir (1912). II. Les Balkans en feu (1912). 432 p. Plon Nourrit. 48 fr.

L. Sadoul, Le crime des cardinaux. Vittel. 1804. 256 p. Michel. 9 fr. Ch. Schmidt, Les journées de juin 1848. Récits d'autrefois. Hachette. 5 fr.

J. Turquan, Madame de Staël. Paul. 15 fr.

O. Becker, Das französisch-russische Bündniss. Heymann. 316 S. 15 M.

J. C. van den Belt, Das Ende des Ringens. Die Jahre des Krieges 1917 u. 1918. Mittler. 129 S. 5 M.

F. Conrad van Hötzendorf. Aus meiner Dienstzeit. V. Rikola. 1007 S. 29 M.

A. Damaschke, Aus meinem Leben II, Zeitenwende. Lpz. Greblein. 6.50 M.

W. Engel, Das deutsche Einheitsstreben von 1813-1850 im Urteil des Volksvertreters Bismarck. Köln. Gongski. 62 S. 1.50 M.

K. O. Herkenberg, The Times und das deutsch-englische Verhältnis im Jahre 1898. Einl. v. M. Spahn. Deu. Verlagsges. f. P. u. G. 143 S. 5 M. R. Liertz, Ludwig II, König von Bayern. Eine Seelenkunde. Habelschwerdt, Franke. 120 S. 3.30 M.

Ludwig II, König von Baiern, Tagebuchaufzeichnungen. Hrsg. v. E. Grein. Lichtenstein, Quaderer. 169 S. 4 M.

Die Grosze Politik der europ. Kabinette 1871-1914, Reihe 5 Weltpolitische Komplekationen (1908-1911). Abt. I. 4 Bde in 6 Tln. Bd. 26-29. Deu. Verlagsges. f. P. u. G. 90 M.

J. M. von Radowitz, Briefe aus Ostasiën. Hrsg. v. H. Holborn. Stuttgart, Deu. Verlagsanstalt. 124 S. 6 M.

K. Rheindorf, Die Schwarze-Meer- (Pontus-) Frage vom Pariser Frieden von 1856 bis zum Abschlusse der Londoner Konferenz von 1871. Ein

Beitrag zu d. oriental. Fragen u. zur Politik d. Grossmächte im Zeitalter Bismarcks. Berlin. Deu Verlagsges. f. P. u. G., 176 S. 5 M.

M. Sell, Das Deutsch-englische Abkommen van 1890 über Helgoland und die afrikanischen Kolonien im lichte d. Deu. Presse. Berlin, Dümmler. 112 S. 3.50 M.

H. Stutz, Die päpstliche Diplomatie unter Leo XIII. Nach. d. Denkwürdigkeiten d. Kardinals Dominico Ferrata. Einzelausg. Berlin. Ak. d. Wiss.; W. de Gruyter. 154. S. 16 M.

A. Wahl, Deutsche Geschichte. Von d. Reichsgründung bis zum Ausbruch d. Weltkrieges 1871-1914. Bd. I. Die 70er Jahre Lfg. 4. Kohlhammer. 2 M.

S. Wolkonski, Die Dekabristen. A. d. Rus. v. R. v. Campenhausen Riga. Löffler. 111 S. 5.40 M.

Princess of Battenburg (Marie zu Erbach Schönberg), Reminiscencies, 395. p. Allen & U. 16 s.

G. D. H. Cole, A short History of the British Working Class Movement, 1789-1925. Vol. I. 1789-1848. 192 p. Allen & U. 6 s.

J. O'Connor, History of Ireland 1798-1924. 2 Vol. 312, 400 p. Arnold. 36 s.

M. Edith Durham, The Serajevo Crime. 208 p. Allen & U. 7 s. 6.

B. J. Hendrick, The Life and Letters of Walter Page. Vol III. Containing the Letters of Woodrow Wilson. 450 p. Heinemann. 21 s.

A. A. W. Ramsay. Idealism and Foreign Policy. A Study of the Relations of Great Britain with Germany and France. 1860-78. 462 p. Murray. 21 s.

S. Thompson, A short history of American Railways covering ten decades. 480 p. Appleton. 7 s. 9.

INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN.

Bijdragen voor vaderl. gesch. en oudheidkunde. H. Hettema Jr., De route van prins Willem in 1568. Joh. E. Elias, Schetsen uit de geschiedenis van ons Zeewezen, X. J. C. H. de Pater, De eerste gezant der Ned. Republiek te Weenen. Z. W. Sneller, De toestand der nijverheid te Amsterdam en Rotterdam. A. A. van Schelven, Een kerkelijke vredespoging uit 1673. N. Japikse, Ned. hist. literatuur.

Bijdragen tot de geschiedenis. Antwerpen. Jan. F. Prims, Archieven, der Staten-Generaal te Antwerpen en te Delft 1578-1581. Documenten: 1. De commissie der Brabantsche gedeputeerden te Delft 1580. 2. De aanvang der Staten-Generaal van Delft. 3. Verder verhaal van den zittijd te Delft. 4. Zes onuitgegeven brieven van Willem den Zwijger. D. A. Stracke, De oud-Dietsche legende der H. Dimphna. F. de Ridder, Thienens,,Hoghe Scoel".

Vragen des Tijds. 1926. Jan. J. J. Salverda de Grave, Fransche tooneelspelers in Holland in de XVIIe en XVIIIe eeuw. Feb. H. C. G. J. van der Mandere, De ontwikkeling van het denkbeeld van internationale arbitrage. Mrt. J. C. Hol, Jan Pietersz. Sweelinck.

Nederlandsch Archievenblad. 1. R. P. Oszwald, Das deutsche Reichsarchiv. R. Bijlsma, Over de ontwerpen en de Akte der Unie van Utrecht van 28 Januari 1579.

Westindische Gids. Mrt. 1926. S. Kalff, Een Westindische gouverneur uit de 18e eeuw. Een Vloothouder over Curaçao in 1851 en 1861. Het Boek. Oct. C. P. Burger, Jacob Crommelin en zijn werk. H. J. E. Ruys, Lijst van incunabelen in het bezit der Leidsche universiteit. Dec. M. E. Kronenberg, De looze vossen der wereld. Mrt. B. Kruitwagen, Aegidius Suchtelensis, een schrijver of een schooljongen uit de 15e eeuw. J. Theunisz, De stichting van de Librije in de Westerkerk te Enkhuizen. F. Kossmann, Uit de geschiedenis der Pruisische Staatsbibliotheek. Id. Refereynen en liedekens op losse bladen.

Stemmen des Tijds. 1926, 1. P. A. Diepenhorst, Multatuli en de koloniale politiek. 2. J. R. Slotemaker de Bruine, De Vakbeweging in Nederland. De eerste aanvangen. 3. Id. id. S. Eringa, Descartes en Pascal. Gids. 1925. Dec. J. J. L. Duyvendak, Costers chineesche voorouders. H. E. Van Gelder, Een historisch museum? J. Vürtheim, Uit den wordingstijd van Leidens klassieke philologie. 1926. Jan. H. T. Colenbrander, W. G. C. Bijvanck. Feb. J. A. A. H. de Beaufort, Vijftig jaren uit onze geschiedenis 1868-1918.

Indische Gids. 1926. Mrt. B. M. Goslings, Het ontstaan van den Indischen wajang.

Historisch Tijdschrift. 4, 3. A. C. de Schrevel, Br. Cornelis Adr. van Dordrecht. Zijn leven, zijn preeken. 1521-1581. P. D. D. Franses, Bij het eeuwfeest van Nicea.

Mededeelingen v. h. Ned. Comité tot Onderzoek v. d. Oorzaken v. d. Wereldoorlog. Sept.-Dec. '25 N. Japikse, Beschouwingen over de zgn. schuldvraag in het neutrale buitenland. H. Krekel, La campagne,,innoncentiste" en Allemagne. J. B. Manger, Iswolski im Weltkriege.

Revue d'histoire diplomatique. 40. 1. Duc de Levis-Mirepoix, Une expédition diplomatique et militaire: La Touche Trèville à Naples. S. Fleury,

« PrécédentContinuer »