Images de page
PDF
ePub

13 Maart 1912 kwam na moeilijke onderhandelingen het geheime Servisch-Bulgaarsche verbond tot stand. Het was defensief; een nog geheimer aanhangsel echter stelde vast, dat de een den ander kon voorstellen Turkije aan te vallen, wanneer hij zijn nationale belangen bedreigd achtte door inwendige troebelen in Turkije of wanneer de status quo in Turkije werd verstoord (b.v. optreden van Italië op de Thracische kust, van Oostenrijk in de Sandjak Novibasar). Bij oneenigheid zou de Russische Czaar uitgenoodigd worden te beslissen. (Servië had dit doorgedreven). Uitvoerig werd de verdeeling der te veroveren gebieden geregeld; ook hierbij werd den Czaar een zekere scheidsrechtersrol toegekend. Hoezeer bij dit alles Bulgarije de aanstichter was, blijkt wel hieruit dat het ook Bulgarije was dat een verbond sloot met Griekenland (waarbij geen tijd over was voor het maken van territoriale bepalingen) en een afspraak maakte met Montenegro. Er was nu eenheid op de Balkan (zoolang als het duurde!), Oostenrijk was uitgestooten, Rusland had de hegemonie, het arbitrium over oorlog en vrede (op papier).

Toen Poincaré in den zomer van 1912 te Petersburg den inhoud van het Servisch-Bulgaarsche verdrag vernam, schrok hij hevig, noemde het een,,oorlogswerktuig" en schreef naar Parijs:,,Het verdrag bevat dus in kiem niet alleen een oorlog tegen Turkije, maar een oorlog tegen Oostenrijk." Een blik op de kaart heldert deze zeer belangrijke uitlating op: bij de verdeeling van Europeesch Turkije toch, werd aan Bulgarije verreweg het leeuwendeel toegekend. Waarom stemde Servië hierin toe? Het had zijn belangrijkste irredenta in Oostenrijk liggen: Bosnië en Herzegowina en wenschte één groote Slavische afrekening met Turkije en Oostenrijk tegelijk. De Servische minister Milowanowitsj had bij de onderhandelingen tegen Guéchoff uitgeroepen: Ah! Qui! Si en même temps que la liquidation de la Turquie, la désagrégation de l'Autriche-Hongrie pouvait survenir, la solution serait grandement simplifiée: la Serbie obtiendrait la Bosnie et l'Herzegovine, comme la Roumanie obtiendrait la Transylvanie".

Voor dien strijd met Oostenrijk was Servië echter geheel en al afhankelijk van Rusland. Zonder Rusland kunnen wij niets doen, meende dan ook Milowanowitsj; vandaar ook Servië's aandringen op de scheidsrechtersrol van den Czaar. Uit dit alles blijkt, dat de regeling die was vastgelegd in den Balkanbond nog slechts een eerste helft was en, althans door de Serven, was aanvaard in verband met de komende ontbinding van Oostenrijk. Voor de Balkanbewoners was de komende oorlog tegen Turkije hetzij een preludium op, hetzij een deel van den grooten Europeeschen oorlog.

Ook Iswolski zag dit in: kort na het uitbreken van den Balkanoorlog stelt hij te boek zijn dag- en nachtgepeinzen over den mogelijken afloop. Een beslissende overwinning van Turkije brengt het gevaar mee, schrijft hij, dat de Russische openbare meening de regeering zal pogen te dwingen de Slaven van de Balkan te hulp te komen. Maar een beslissende overwinning van de Balkanstaten (die hij, dit merken wij terloops op, minder waarschijnlijk acht!) „contiendrait en germe le plus de conséquences terribles pour la paix générale; elle aurait posé de suite, dans toute sa portée historique, la question de la lutte des Slaves non seulement contre l'islamisme, mais aussi contre le germanisme. Dans ce cas, il est douteux qu'on pourrait avoir foi en n'importe quels palliatifs et il faudrait se préparer à une grande guerre européenne générale et décisive".

Zoo zien we dus dat Balkanoorlog en Europeesche oorlog in het nauwste verband staan. Nog iets toont Iswolki's overdenking: hij wenscht den Balkanoorlog niet. En evenmin Sasonof en andere Russische staatslieden. Een gevaarlijke trek in Rusland's politiek is echter, dat sommige gezanten nog al zelfstandig te werk gaan. Zoo is het mogelijk dat Hartwig, gezant in Belgrado en Ourousof, in Sofia, wèl op den oorlog hebben aangestuurd. Maar dat men in Petersburg vredelievend was blijkt vooral uit de onderhandelingen, die men bij het uitbreken van den Tripolisoorlog (September 1911) begonnen was. Toen had n.l. Iswolski van uit Parijs aangeraden om alles in het werk te stellen om de rust op de Balkan te handhaven (n.b.) en voor Rusland de meest mogelijke voordeelen uit den toestand te trekken. Neratof, die tijdelijk Sasonof als minister verving, zag in dat hij kon gebruik maken van Turkije's verlegenheid, van Frankrijk kon verlangen een belooning voor de diensten inzake Marokko bewezen, van Italië een wederdienst voor de erkenning zijner rechten in Tripolis (overeenkomstig het verdrag van Raconigi). Tcharykof, gezant in Konstantinopel, kreeg dus de opdracht over spoorwegen, tarief enz. te onderhandelen; ook over de zeeëngten, te wier aanzien hij moest aanbieden Ruslands ,,appui efficace pour le maintien du regime actuel des Detroits, en l'étendant également aux territoires adjacents". Hiertoe verlangde Rusland echter: vrije doorvaart voor zijn oorlogsschepen. Tcharykof echter breidde deze eenigszins vage opdracht op eigen houtje uit en bood aan niets minder dan: Ruslands ,,entremise pour l'établissement entre elle et les Etats balkaniques de solides relations sur la base du maintien du statu quo". (12 Oct. 1911, nb. juist de dag waarop de grondslag werd gelegd van den Balkanbond). Toharykofs

stap, maar ook reeds Neratofs opdracht waren duidelijk gericht tegen de plannen der Balkanstaten.

Niet minder eigenmachtig dan Tcharykof handelde Iswolski te Parijs. Hij bracht Neratofs eenigszins vage verzoek om Frankrijks toestemming tot mogelijke toekomstige interventies van Rusland over, maar verlangde daarbij niets minder dan,,liberté d'action" inzake de zeeëngten. Was Frankrijk in dezen val geloopen, dan zou het Fransch-Russische verbond offensief geworden zijn voorzoover het de zeeëngten betrof, Frankrijk ware blindelings gebonden. Georges Louis, gezant in Petersburg, die den weinig deskundigen minister de Selves, was komen helpen, redde Frankrijk hiervoor door een tot weinig bindend antwoord te geven.

Het is zeer waarschijnlijk, dat Italië zijn verplichtingen van Raconigi heeft bevestigd. Maar voor Rusland iets kon tot stand brengen moest het de toestemming hebben van alle onderteekenaars van 't verdrag van 1871. Duitschland gaf zijn toestemming, Oostenrijk met eenige beperking ook. Engeland, de grootste belanghebbende, zag zich echter genoodzaakt, als in 1908, een spaak in 't wiel te steken. Maar ook in Konstantinopel moest Rusland zijn poging opgeven (Dec. 1911), daar de Turken met veel handigheid den overhaastigen Tcharykof behandelden. Deze werd ontslagen en zijn gedrag verloochend als geheel eigenmachtig, wat het slechts gedeeltelijk was.

Dit alles toont, dat Rusland er niet aan dacht de Balkanstaten op Turkije los te laten. Ook na de mislukking van Tcharykof bleef het in den Balkanbond een middel zien om de Balkanstaten in rust te houden. Het is dan ook zeer onwaarschijnlijk, dat Sasonof, zooals hij later beweerde, van de scheidsrechtersrol van den Czaar niet van te voren zou geweten hebben, Poincaré althans geloofde er niets van. Zelfs verklaarde Sasonof dat het zijn bedoeling was, dat Turkije later ook tot den Balkanbond zou toetreden. Was misschien de bond tegen Oostenrijk gericht? Hierover leeren ons de documenten niets. Op alle manieren was een constellatie voor Rusland zeer gunstig, waarin het tegen Turkije ten allen tijde de Balkanstaten kon uitspelen. Maar dan moest er geen overijlde oorlog uitbarsten.

Nu werd echter Bulgarije steeds oorlogszuchtiger. We zagen dat Servië, vanwege Bosnië, geheel van Rusland afhankelijk was; het bleef vredelievend. Bulgarije echter, dat slechts één vijand, Turkije, had, voelde zich tegenover dezen sterk met zijn drie bondgenooten, en dus onafhankelijker van Rusland. Sasonof deed wat hij kon om de Bulgaren in toom te houden. Met klem en dreiging werkte hij op hun staatslieden in. Ook steunde hij Poincaré's poging om een gemeenschappelijke

Europeesche krachtige aanmaning tot rust in de Balkanhoofdsteden te doen hooren, wat ook inderdaad, maar te laat, geschiedde. Deze pogingen van Sasonof waren, dunkt mij, eerlijk gemeend. Zelfs heeft hij, volgens Poincaré's verzekering toen de oorlog begonnen was, de nederlaag der Balkanstaten gewenscht, om de gevaarlijke gevolgen van een overwinning. Dus evenals Iswolski. Georges Louis verdacht Iswolski ervan, dat hij onderhands toch den Balkanoorlog heeft pogen aan te stichten, n.l. door tezamen met zijn collega Tittoni, Italië te bewegen aan de Dardanellen op te treden, wat, zooals we zagen, een der casus foederis van den Balkanbond was. De documenten geven hierover helaas niets; het zou echter in strijd zijn met eenige vertrouwelijke uitlatingen van Iswolski.

Poincaré schreef later, dat Sasonof en Iswolski bij deze vredespogingen van een allerwonderlijkst optimisme waren. En slechts hiermee is hun gedrag te verklaren: zij meenden eerlijk en wel, dat ze overeenkomstig het Balkanverdrag door hun arbitrium de bondgenooten van den oorlog konden afhouden. Men bedenke dat vrij algemeen de meening bestond, dat de Balkanstaten niet tegen Turkije waren opgewassen. We zagen dat Iswolski dit ook meende. De Russen rekenden. dus erop, dat de Bulgaren dit ook zouden inzien en niet zouden durven beginnen zonder Ruslands toestemming en Ruslands steun (op den Kaukasusgrens). Maar de Bulgaren zagen het anders in: zij meenden Turkije wel aan te kunnen, óók zonder Rusland en hoefden zich dus aan geen Petersburgsch verbod te storen. Ruslands arbitrium was van onwaarde.

We zagen dus dat het sluiten van den Balkanbond vóór alles een daad was van de Balkanvolken. Guéchoff vertelt zelfs, dat geruchten over de stap van Tcharykof en over de Russisch-Turksche toenaderingspogingen hem ertoe noodzaakten, d.w.z. hij wilde door de Balkanstaten een sterk anti-Turksche richting te geven, Rusland van deze toenadering doen afzien, hierbij rekenend op de panslavistische meening in Rusland, die sterk vóór de Balkanstaten was. Trouwens Oostenrijk stond klaar om zijn verloren invloed te herwinnen, zoodra Rusland zou teleurstellen en kon rekenen op een sterke anti-Russische partij in Bulgarije onder Radoslawof. Zoo heeft Rusland den Balkanbond dus zeer bevorderd. En verder bevestigen de documenten geheel een nog niet opgemerkten maar zeer belangrijken brief van Poincaré van 15 October 1912 in het Geelboek, waarin hij uiteenzet: „Mais à tout le moins est-il certain qu'elle (i.e. Rusland) a tout connu et que, loin de protester là contre, elle a vu dans ce document diplomatique (i.e. de Balkanbond) un moyen d'assurer son hégémonie dans les

Balkans. Elle s'aperçoit aujourd'hui qu'il est bien tard pour enrayer le mouvement qu'elle a provoqué, et, comme je le disais à M.M. Sasonov et Iswolski, elle essaie de freiner, mais c'est elle qui a allumé le moteur." En verder schrijft hij, dat Iswolski en Sasonov,,se sont imaginé que l'arbitrage de la Russie pouvait s'exercer dans le sens de la paix jusqu'au jour où la Russie jugerait la guerre opportune, et, de bonne foi, ils supposaient ce jour lointain". Maar, besluit hij,,,si la diplomatie russe a manqué de prévoyance, elle s'applique aujourd'hui, dans la mesure ou son opinion publique le lui permet, à conjurer le mal qu'elle a déchaîné".

Bevat die uitdrukking,,,manqué de prévoyance", die Poincaré niet schroomt in den mond te nemen ten aanzien van zijn bondgenoot, een te scherp verwijt? Men bedenke, dat mede uit dit Russische drijven de Balkanoorlog is ontstaan en dat, zooals we herhaaldelijk bevestigd zagen, deze in het nauwste verband staat met den wereldoorlog.

« PrécédentContinuer »