Jean Bart, Forbin, Duguay-Trouin, Saint Pol, Pointis, Nesmond et tant d'autres." 1) Zoo krijgen, in overleg met den Engelschen staatssecretaris Nottingham, na meer of minder moeite Rochefort, Brest, Saint Malo en ook Toulon elk hun dubbeltal van spionnen. Ook te Parijs heeft Jurieu zijn vertegenwoordiger, wiens competentie zeer geprezen wordt, maar wiens naam hij zich wel wacht te noemen. De Parijsche correspondent bezorgt hem weer menigen medewerker in en buiten de hoofdstad. Zulk een systeem was alleen bestaanbaar, zoo er een geregelde en behoorlijke betaling was en hiervoor zorgde de Engelsche regeering voorbeeldig. Jurieu ontving elke drie maanden ƒ 3000.- om onder zijn handlangers te verdeelen en Dedieu, die geen gelegenheid voorbij laat gaan, om den ,,verrader" van zijn land ons in de zwartste kleuren te schilderen, moet erkennen, dat niets er op wijst, dat de groote organisator zelf er een zaakje van gemaakt zou hebben. 2) De ,,vriend" in Parijs ontving ƒ 2400.— jaarlijks, die hij aan zijn verwanten, uitgeweken naar Holland, overmaakte. Om zijn berichten, die tweemaal 's weeks gezonden werden te ontcijferen, was een speciaal persoon aangesteld, die ongeveer ƒ 300.- per jaar ontving. - In 1695 kwam een eenigszins gewijzigde regeling, waardoor Jurieu voor bizondere uitgaven bovendien nog de beschikking kreeg over f 1200.- jaarlijks. Uit het bovenstaande blijkt reeds, dat het aftreden van staatssecretaris Nottingham (einde '93) van geenerlei invloed was geweest. Tijdens zijn opvolgers Trenchard (tot April '95) en Shrewsbury werden de zaken op dezelfde wijze voortgezet. Tijdens den laatsten werd b.v. te Duinkerke, waar het optreden van Jean Bart steeds meer zorg baarde, een vertegenwoordiger aangesteld. Bij deze en andere gelegenheden blijkt, dat onze raadpensionaris Heinsius ten nauwste bij de zaak betrokken is. Zoo schrijft b.v. Jurieu den 8/18 Oct. 1695:,,Depuis ce temps, j'ai reçu avis que notre correspondant de Dunkerque attend son quartier, qui est échu il y a déjà quatre ou cinq semaines. Comme nous l'avons placé pour l'utilité des deux nations, nous avons jugé à propos de représenter à Monsieur le Pensionnaire de Hollande qu'il était juste que l'on contribuât à son entretien, de la part de ce pays. A quoi il a consenti, mais seulement à proportion de ce que la Hollande, par les traités, porte de frais avec l'Angleterre, c'est à dire un 1) Lavisse, Hist. de France VIII, blz. 31. 2) Blz. 196: „Jusqu'au jour où l'on aura produit un reçu de Jurieu pour lui-même, nous pouvons croire que ce zélé serviteur travaillait pour la gloire du nom anglais, avec l'intime espérance que la cause protestante en retirerait du profit, sinon de l'honneur." tiers, et l'Angleterre les deux autres, et, sur ce pied-là, il consent de donner 600 florins par an et 150 livres par quartier. Ce qui serait pour l'Angleterre 300 livres par quartier. Vous aurez la bonté de proposer l'affaire à Milord Duc." 1) De vraag ligt voor de hand: en wat bereikte men nu met dit alles? Niet steeds kan men dit in bizonderheden naspeuren, maar om hierover te kunnen oordeelen moet men beginnen met nauwkeurig de berichten der correspondenten na te gaan. Ik doe daartoe een greep uit vele en schrijf een brief van een medewerker uit Rochefort af, dato 29 Nov. 1693.2) ......Tous les vaisseaux qui doivent désarmer ici ne sont pas montés; sans y comprendre quelques petites frégates destinées à garder les côtes, il y a 20 vaisseaux. Aussitôt qu'ils seront tous dans le port, je vous en enverrai un état exact. Je suis surpris de ce que vos Messieurs, qui ont un si grand nombre de vaisseaux, n'en mettent pas plus en mer pour croiser et pour empêcher la ruine de votre commerce, à quoi on s'attache ici, et si vous le voulez, il ne vous sera pas difficile de vous rendre maîtres d'une flotte qui charge à Bordeaux pour Dunkerque, qui ne sera convoyée que de deux frégates de 20 ou 24 pièces de canon chacune. Messieurs les Anglais sont bien postés pour les attendre au passage...... Je ne sais si je vous ai mandé qu'il est resté à Toulon 28 à 30 vaisseaux des plus vieux et des plus endommagés. Marquez-moi s'il est besoin que je fasse un voyage en l'île de Ré, pour savoir comment on s'y gouverne et quelles forces il y a. Si vous avez quelques instructions à me donner de la part de vos Messieurs, envoyez-les moi et je tâcherai de les exécuter." Is het wonder, dat verschillende staatssecretarissen zulk een inlichtingen-dienst krachtig beschermd en bevorderd hebben en de Engelsche admiraliteit hiervan voortdurend kon profiteeren? Tastbare resultaten, zoo meent Dedieu, behaalde Jurieu en zijn staf vooral in het begin van 1696. De vrees voor een landing der Jacobieten in Engeland was toen terecht zeer groot. Berwick verzekerde den aanhangers zijns vaders, dat de Fransche regeering troepen en transportschepen verzamelde te Calais en dat Jacobus, bij het eerste bericht van opstand zijner partijgenooten, met 12000 krijgers zich in zou schepen.) Willem zoowel als zijn staatssecretaris Shrewsbury 1) Dedieu, Appendice I, blz. 295. De brief was gericht aan Vernon, sedert het bewind van Shrewsbury eerste secretaris van den staatssecretaris en in die positie werkzaam tot in Jan. 1704. Met Milord Duc wordt hier dus Shrewsbury bedoeld. 2) Dedieu, blz. 193. 3) Macaulay, Gesch. v. Eng. (Vertaling van van Deventer) IV, blz. 167. leefden in voortdurende onrust en de laatste informeert telkens bij Jurieu wat hij van de zaken gewaar kan worden. Deze weet daarom in de omgeving van Jacobus een spion te posteeren, die in Febr. '96 meldt dat,,roi Jacques se préparait à passer en Angleterre et qu'il était à Dunkerque avec environ 300 bateaux plats." 1) Door dit bericht, aldus wederom Dedieu, werd men in Whitehall gealarmeerd; onmiddellijk werden maatregelen genomen en Jacobus zag van zijn onderneming af. Een kleine aanvulling behoeft deze voorstelling van zaken wèl. Het moge niet onbelangrijk zijn te weten, dat ook bij deze gelegenheid wederom van Jurieu's inlichtingen gebruik gemaakt werd, de eenige die hier van voorlichting diende, was hij zeker niet. Schrijft niet uit Kensington Willem III aan Heinsius 4 Maart 1696:,,Ick heb gisteren een expresse ontfange van den hartog van Wirtemberg van Nieupoort......, bij dewelcke hij mij adviseert, dat de groote preparatie van den vijant tot Duynkercke ende op die kusten tot embarqueeren van trouppes tot een desante alhier soude sijn, aengesien dat coning Jacobus tot Calis soude sijn aengekoomen; dat de trouppes wierde geëmbarqueert, en dat de marquis de Boufflers met hem overquam"? 2) Bijna terzelfder tijd werkte Jurieu mee tot het mislukken van een samenzwering tegen het leven van Willem. Het is niet de met de zooeven genoemde plannen nauw samenhangende samenzwering van Barclay, Charnock, Parkyns e. a., door Macaulay het,,kleine complot" genoemd, in tegenstelling tot het,,groote complot", zooals hij de landingsplannen noemt. Dit kleine complot immers werd uitgebracht in de eerste plaats door de mededeelingen aan Portland en wortelde hoofdzakelijk in Engeland zelf 3). De door Jurieu uitgebrachte samenzwering was in Frankrijk gevormd. Men zou gebruik maken van een galeislaaf uit Marseille, die daartoe naar Engeland zou gaan ,,avec mission d'attenter aux jours du Roi". Jurieu werd van de intrigue op de hoogte gesteld en schreef er dadelijk over aan Shrewsbury en Dijkveld. Wat er verder precies gebeurd is, is me niet heel duidelijk. Men,,fit surveiller le galérien dans son voyage et, dès les premiers jours du mois de mars, connut l'immense joie d'avoir contribué à faire écarter l'épouvantable péril où a été la personne sacrée de Guillaume"). 1) Niet geheel nauwkeurig. Zoowel in Duinkerke als in Calais werden voorbereidingen getroffen, doch de ex-koning bevond zich in Calais. 2) Groen v. Prinsterer-Krämer, Archives enz. 3e serie I, blz. 428. 3) Zie o. a. Ranke, Engl. Gesch., 2e Aufl., Bnd. VII, blz. 113 vlg. *) Dedieu, blz. 212. In hetzelfde jaar nog, den 9en Aug., slaagde de spion te Saint-Malo erin beslag te leggen op een aantal brieven van Berwick. Shrewsbury achtte deze buitenkans niet gering en spoorde Jurieu aan ook voor het vervolg te trachten de correspondentie van den generaal te onderscheppen, wat tot in October gelukte. Ze werd door Willem III en zijn staatssecretaris nauwkeurig nagegaan. „Si les projets du noble exilé (d.i. Berwick) furent toujours malheureux", zoo merkt hier, dunkt me, Dedieu terecht op 1),,,le petit espion de Saint-Malo, salarié par Jurieu, ne contribua-t-il pas à assurer leur échec?” Ook kwam het voor, dat men in Engeland tot eigen schade niet voldoende op Jurieu's mededeelingen vertrouwen durfde. Zoo heeft hij reeds maanden te voren gewaarschuwd, dat de toebereidselen van Pointis te Brest geenszins tegen Engeland zelf gericht waren, maar men heeft niet geluisterd, tot men voor Carthagena op hardhandige wijze aan Jurieu's waarschuwende stem herinnerd zou worden. *) Tot zoover over resultaten en aard van Jurieu's inlichtingen. Wanneer men bedenkt, dat de dienst tot lang na den dood van Willem III is voortgezet, zal men begrijpen, dat deze schets niet volledig wil zijn. Wel hebben wij Jurieu in zijn grootste werkkracht gezien, want, al bleef hij tot zijn dood toe (Jan. 1713) officieel het hoofd van den spionnage-dienst (bij Marlborough's eerste verblijf hier te lande werd Jurieu persoonlijk door hem bezocht), steeds meer werd door anderen afgedaan, in het bizonder door zijn stadgenoot Etienne Caillaud, wat onder meer samenhangt met Jurieu's slechte gezondheid. Caillaud toonde zeker niet minder activiteit dan zijn meester, maar hij heeft niet zoozeer de kunst verstaan achter de schermen te blijven. Van hem schrijft b.v. Frantz Funck Brentano ): „Torcy prévient les plénipotentiaires français à Gertruydenberg de se tenir en garde contre un nommé Etienne Caillaud: ,,Ce particulier se mêle depuis longtemps du métier de faire passer des nouvelles de France en Hollande, et il est vraie qu'il est souvent bien averti". Het is niet alleen de negentiende-eeuwsche geschiedschrijver, wien het werk van Caillaud is opgevallen, de brieven van Caillaud en zijn dienaren werden op hún beurt onderschept, wat mij brengt tot de 1) t. a. p., blz. 231. 2) Lavisse VIII, blz. 46: „Le 9 août [1697], Pointis revenait en France après une croisière, qui tient du roman. Il avait au mois d'avril, pris et pillé Carthagène, le principal entrepôt du commerce espagnol en Amérique. Le butin en or, argent, pierreries était „,inconcevable"". Ook de Engelsche vloot werd geheel geruïneerd. 3) Figaro et ses devanciers, Paris Hachette 1909, blz. 86. behandeling van een laatste vraag: Wat heeft Frankrijk gedaan ter bestrijding van het bureau Jurieu-Caillaud? Natuurlijk trad men met groote gestrengheid op tegen alle handlangers in Frankrijk, wier spoor men maar ontdekken kon. Vooral Caillaud's verwanten hebben het moeten hebben het moeten ontgelden. Zijn neef Poulion, die te Parijs onder verschillende namen leefde, werd op last van den minister van marine Pontchartrain gevangen genomen en stierf in de Bastille. Zijn zwager te La Rochelle werd eveneens in de gevangenis geworpen en nog in 1696 opgehangen. Diens dochter werd in een klooster opgeborgen en dit alles kon Caillaud, wiens goederen verbeurd verklaard waren, er niet toe brengen zijn moeilijken arbeid te staken. In tegendeel: nog in 1711 is het wederom de dienst van Jurieu-Caillaud, die pogingen tot het verwekken van een opstand in Schotland en het doen van een inval in Ierland mislukken doet. 1) Pas veel later, in 1722, toen Caillaud zich op Franschen bodem waagde, werd hij op last van Dubois in de Bastille gezet, om echter hetzelfde jaar nog weer vrijgelaten te worden. Engeland (of dit ook de hand had in zijn vrijlating bleek mij niet) betaalde voortaan een jaargeld van 100 pond aan zijn ouden dienaar, die dan verder uit de geschiedenis verdwijnt. Maar niet alleen Caillaud of zijn verwanten waren het, die door de vervolging der Fransche regeering getroffen werden. In het voor Jurieu zoo emotievolle jaar 1696 werden spionnen, die uit Marseille en Toulon schreven, gevangengenomen en weldra in eerstgenoemde stad terechtgesteld. En zoo zouden er meer voorbeelden te noemen zijn. Ten slotte, nog heel andere dingen waren er, die in de latere jaren het werk van Jurieu en de zijnen moeilijker en ondankbaarder maakten. Concurreerende bureaux werden opgericht in Den Haag (Lamberty) en Brussel (Marmande). In 1702 toonde zich de Engelsche staatssecretaris Hedges ontevreden over de inlichtingen van Jurieu en achtte bovendien een en ander veel te duur betaald. En toch weten ze zich telkens weer te handhaven, en het is dan ook niet het minst de volharding van Jurieu en de zijnen, die respect afdwingt. Ofschoon daarover wel anders denkt de Fransche abt-historicus, die spreekt van de ,,histoire lamentable des Refugiés français." *) Of de Rotterdamsche vechtlustige predikant den lezer sympathieker geworden is dan wel, of hij, met Dedieu, hem tienmaal zwarter is gaan zien dan te voren, ik weet het niet. Maar in ieder geval: aan historische belangrijkheid, mag ik mij vleien, zal hij gewonnen hebben. 1) Dedieu, blz. 240. 2) t. a. p., blz. 243. |