Images de page
PDF
ePub

der handschriften tengevolge van de godsdienstige beweging, die met den naam van moderne devotie wordt aangeduid. Het afschrijven van boeken gold bij de devoten als een verdienstelijk werk. De Broeders des Gemeenen Levens maakten er hun broodwinning van. Als schrijvers en verluchters werden zij nog overtroffen door de Reguliere Kanunniken der Windesheimer Congregatie, die Geert Groote ook als hun geestelijken vader beschouwden. De Karthuizers, bij wie hij eerst in de leer is geweest, maar die naderhand zelf sterk den invloed hebben ondergaan van de door hem gewekte beweging, zijn niet minder vruchtbaar en kunstvaardig met de pen geweest.

Met handschriften uit het tijdperk van 1350 tot 1500 is de Universiteitsbibliotheek rijk voorzien, doordat de boekerijen van een aantal kloosters, die toen bloeiden, bijna geheel in haar bezit zijn gekomen. Slechts enkele daaruit heb ik elders kunnen opsporen: 1°. uit het Utrechtsche fraterhuis van S. Hieronymus drie codices met heiligenlevens, vroeger in handen der Bollandisten, thans berustende in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel: Van den Gheyn, Catalogue des mss., II N. 1320; V N. 3189 en 3196. Een commentaar op Ezechiel door S. Hieronymus, in genoemd fraterhuis in 1495 geschreven en verlucht, bevindt zich thans in het Corpus Christi College te Oxford 1).

2o. uit de Regulierenklooster S. Marie en de 12 Apostelen aan de Oude Gracht 3 codices, thans in de hertogelijke bibliotheek te Wolffenbüttel, 2e Abt., III, N. 2743; IV, N. 2897; V N. 3534. Het eerste bevat Cyrurgia magistri Petri de Archillata en is geschreven in 1467 blijkens het uitvoerige explicit, dat ik hier in zijn geheel weergeef: Explicit practica venerabilis doctoris magistri Petri de Archillata tocius cyrurgie. Scripta Traiecti ad partem maiorem in vico pistorum, in domo venerabilis magistri mei Ghijsberti Splinter, de Westfalia nati, cyrurgici eiusdem civitatis Traiectensis, et ad aliam partem minorem in domo mee honeste domicelle Gherarde Hanen, filie Gherardi de Haen, quondam senator predicte civitatis Traiectensis. Per manus Gherardi Theodrici, nati de Scoenhovia, anno millesimo quadringentesimo sexagesimo septimo et die ultima mensis Augusti finita. Quare sine fine dicam: In omni tempore dominum benedicam, qui vivit et regnat deus per omnia seculorum secula. Amen.

Van de hand van dezen Gherardus Theoderici, regulier kanunnik te Utrecht, bezit de Utrechtsche Universiteitsbibliotheek nog twee handschriften, waarvan hij het eene N. 44 in 1446, het tweede N. 49 in 1477 heeft geschreven.

1) H. Brugmans, Verslag van een onderzoek in Engeland voor archivalia, 's-Gravenhage, 1895, p. 491.

3o. Uit het Karthuizerklooster Bloemendaal bij Utrecht twee codices met heiligenlevens, het eene vroeger bij de Bollandisten, nu in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel: Van den Gheyn, Catalogue des mss., V N. 3215; het andere in het Seminarie te Driebergen, in 1508 geschreven,,per fratrem Wermboldum Leydis Carthusiensem professum domus novae lucis". Uit ditzelfde klooster berust een handschrift uit de 15e eeuw in de hertogelijke bibliotheek te Wolffenbüttel, 2e Abt. V N. 3751, bevattende o.a. Excerpta ex domini Florencii Daventriensis libro de puritate cordis ac caeteris devotionalibus; Epistola magistri Gherardi Magni scripta cuidam novitio in ordini Carthusiensium; Epistola Johannis fratris missa cuidam fratri Symoni in Emsteyn, nepoti suo, prima. Tenslotte in de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam, Handschriftencatalogus II N. 1452, een Liber infirmorum uit de 15e eeuw, waarin de volgende aanteekening voorin geschreven is:,,Item venerabilis pater Dominus Johannes Ysbrandi de Herlem prior hujus domus Sancti Salvatoris, ordinis Carthusiensis, voluit et ordinavit, quod liber iste de cetero perpetuis temporibus erit sub fida custodia infirmarii ad usum infirmorum, quatenus in eo legant et legatur eisdem, que ad eorum vel utilitatem vel consolationem pertinere videbuntur Anno (15) 17".

In vergelijking met het groote aantal handschriften, die voor lectuur en studie bestemd waren, hebben de kloosterbibliotheken slechts weinige versierde handschriften bezeten. De kostbaar verluchte werden er niet voor eigen gebruik, maar voor den verkoop vervaardigd en meestal op bestelling afgeleverd aan rijke instellingen en particulieren. Vandaar dat de Utrechtsche Universiteitsbibliotheek maar enkele meest sober versierde handschriften uit bovengenoemde kloosterbibliotheken bezit. Dat is temeer te betreuren, omdat Utrecht in de 15e eeuw verreweg het belangrijkste centrum der miniatuurkunst in Nederland is geweest, en omdat het meest productieve atelier voor de levering van verluchte handschriften juist in het Karthuizerklooster was gevestigd, waar al in 1403 Henricus van Arnhem werkzaam was. Een door hem geschreven en versierde Latijnsche Bijbel berust thans in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel, zie Byvanck en Hoogewerff, Noord-Nederlandsche Miniaturen, Tekst, no. 9. Het is aan Byvanck gelukt aan te toonen, dat in datzelfde werkhuis een heele reeks van bekende of door hem ontdekte bijbels en getijdeboeken zijn vervaardigd, die zich alle op enkele uitzonderingen na buiten Utrecht bevinden 1).

1) Byvanck heeft aan Utrecht als centrum der miniatuurkunst een uitvoerige studie gewijd in Het Gildeboek, jaargang VI. Zie voorts de op

In de tweede helft der 19e eeuw is er nog gelegenheid geweest eenige dezer prachtige handschriften te verwerven, bijv. het schitterende getijdeboek van den Utrechtschen bisschop Ghijsbrecht van Brederode, dat in 1883 te Brussel is verkocht, zie Byvanck en Hoogewerff no. 104. In dien tijd waren de prijzen nog vrij gematigd. Het karige budget der Utrechtsche Universiteitsbibliotheek heeft echter dergelijke uitgaven niet toegelaten. Gelukkig dat de vroegere bibliothecaris der Koninklijke Bibliotheek, Dr. W. G. C. Byvanck, die van 1895-1921 directeur dier instelling is geweest, steeds aan de afdeeling verluchte handschriften zijn bijzondere aandacht heeft gewijd, en dank zij den steun van het Rijk en van particulieren een aantal dezer kostbare stukken heeft weten te verwerven voor de Koninklijke Bibliotheek, welke reeds enkele van de beste voortbrengselen van Utrechtsche miniatuurkunst bezat 1). Zooals bekend is, bezit de Utrechtsche Universiteitsbibliotheek twee verluchte handschriften van zeer bijzondere waarde: het Pontificale van S. Marie, waarvan het echter niet vaststaat of het te Utrecht is vervaardigd en de Latijnsche bijbel in 6 deelen, die in het Zwolsche fraterhuis ten behoeve van Hermannus Droem, kanunnik van S. Marie, zijn geschreven. Uit beide handschriften zijn een groot aantal bladen, die versierd waren, uitgesneden. Vermoedelijk is dit gebeurd in de 18e eeuw in den tijd, dat ze in de Mariakerk voor het publiek te kijk lagen. Deskundig toezicht schijnt daar toen geheel te hebben ontbroken. Witgelaten bladen en randen van vele beschreven bladen van den bijbel zijn volgekrast met naam en datum van bezoekers, waaronder opvallend veel Engelschen en Schotten voorkomen. Als souvenir zijn blijkbaar die miniaturen meegenomen. Pogingen om die toentertijd ontvreemde bladen op te sporen en terug te krijgen, hebben tot nu toe maar een poover resultaat gehad. Slechts één fraai versierd blad uit den bijbel, aan het begin van het boek der Koningen en voorstellende koning David harpspelende voor Gods altaar, heb ik teruggevonden en op de oorspronkelijke plaats kunnen invoegen. In catalogi van buitenlandsche antiquairs worden herhaaldelijk losse bladen uit versierde handschriften tegen veel geld te koop aangeboden; ter inzage worden deze echter niet verzonden en alleen op grond van de meestal zeer beknopte beschrijving kan niet worden uitgemaakt of ze misschien uit een der Utrechtsche handschriften afkomstig zijn. De kans om nog meer bladen terug te

somming en beschrijving der in het Utrechtsche atelier vervaardigde handschriften bij Byvanck en Hoogewerff, Noord-Nederlandsche miniaturen. Tekst, n. 24 en volgende.

1) N. van Wijk, in De Gids 1926, p. 254, 256.

krijgen schijnt niet groot. Indien Byvanck en Hoogewerff zich bij hun onderzoek der Noord-Nederlandsche miniaturen niet beperkt hadden tot volledige handschriften, maar ook losse bladen hadden opgenomen, zouden zij ongetwijfeld een aantal der verloren Utrechtsche miniaturen hebben terecht gebracht.

Behalve handschriften bezit de Utrechtsche Universiteitsbibliotheek ook talrijke en daaronder zeldzame incunabelen. Zij vormen echter veel minder een eenheid dan de verzameling handschriften, die voor verreweg het grootste gedeelte te Utrecht zijn vervaardigd.

Bij de incunabelen en postincunabelen is de verhouding juist omgekeerd. De meeste zijn in Italië, Duitschland en Frankrijk gedrukt, slechts een klein gedeelte te Utrecht. De vraag, in welke richting deze collectie het best ware aan te vullen, is moeilijker te beantwoorden dan bij de handschriften. De veronderstelling, dat Utrecht als centrum der geestelijke beschaving in de 15e eeuw ook bij de uitvinding der boekdrukkunst een rol heeft gespeeld, is wel geuit 1), maar nooit bewezen. Er is dan ook voor de Universiteitsbibliotheek geen bijzondere aanleiding geweest om de kleine groep van ,,Costerianen", die zij bezit, uit te breiden. Gezien de fabelachtige prijzen, die er voor de eerste voortbrengselen der boekdrukkunst worden gevraagd, zou zij daartoe ook niet in staat zijn geweest.

Behalve aankoop van Utrechtsche drukken ligt vooral aanvulling van geschonden of onvolledige exemplaren op haar weg. De fraaiste incunabel, die zij bezit, zijn de Epistolae van S. Hieronymus 9 Sept. 1470 gedrukt bij Petrus Schöffer te Mainz. Deze prachtige druk met de forsche type van Schöffer op groote folio bladen van perkament is helaas niet compleet. Meer dan de helft ontbreekt. Van de ontbrekende bladen heeft de Heer Van Someren er enkele teruggevonden, gebruikt als schutbladen in boeken van Hubert Buchelius. Niet onwaarschijnlijk hebben ook de twee losse bladen uit hetzelfde werk, die Mej. Kronenberg aantrof in het bezit van Jhr. Mr. W. A. Beelaerts van Blokland te 's-Gravenhage, oorspronkelijk in het Utrechtsche exemplaar thuisbehoord 2). Het zou mij niet verwonderen, als er nog eens een grooter brokstuk voor den dag kwam.

Incunabelen, waarvan de inhoud op Utrecht betrekking heeft, zoekt men in de eerste plaats in de Utrechtsche Universiteitsbibliotheek. Juist de belangrijkste berusten elders. Dit geldt met name van de liturgische

1) Campbell in de inleiding van zijn Annales de la typographie Neerlandaise.

2) Het Boek, IX (1922), p. 377.

incunabelen. Van het oudste Utrechtsche Brevier bevindt zich het eenig bekende exemplaar in de Universiteitsbibliotheek te Uppsala 1).

Van het Utrechtsche Missale, dat tusschen 1491 en 1494 te Delft is gedrukt 2), zijn slechts twee exemplaren bekend, een compleet in de Koninklijke Bibliotheek te Kopenhagen en een geschonden in het Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht). Langen tijd gold dit als de eerste uitgave, totdat Haebler een nog ouderen druk op het spoor kwam in de Dombibliotheek te Naumburg. Een aantal bladzijden van dit Utrechtsch Missale, dat omstreeks 1480 te Keulen bij Conrad van Homberch is gedrukt, zijn afgebeeld in de Veröffentlichungen der Gesellschaft für Typenkunde, Tafel 205-209. Kort geleden is nog een tweede exemplaar voor den dag gekomen, dat mij 29 Maart van dit jaar door Dr. jur. Willi Willerand te Darmstadt voor 12000 Mk. werd aangeboden. Volgens een der beste incunabelkenners hier te lande, wiens advies ik heb ingewonnen, is de prijs niet te hoog. Het boek zou het best op zijn plaats zijn óf in de Universiteitsbibliotheek óf in het Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht. Het is echter noch aan den conservator van dit Museum, den Heer J. E. Brom, noch aan mij mogen gelukken het geld bijeen te brengen. Het gevolg zal wel zijn, dat dit boek zooals zoovele handschriften en inkunabelen voor Amerika wordt gekocht om daar in een bibliotheek van een rijken verzamelaar te worden weggestopt.

Boekwerken, zoowel geschreven als gedrukte, die op de geschiedenis van de stad Utrecht betrekking hebben, zijn er niet weinige in de Utrechtsche Universiteitsbibliotheek te vinden. Een meer afgeronde en meer volledige verzameling bezit echter het Gemeentearchief in haar Bibliotheek over de stad Utrecht, dank zij het initiatief van den vroegeren Gemeente-archivaris Mr. S. Muller Fz., die ook een aantal zeldzame en kostbare stukken heeft weten te verwerven. Ik noem bijv. Arent van Buchel's Archaeologische beschrijving van de Utrechtsche kerken en kloosters, die in 1906 op de auctie-Smissaert werd aangekocht). Ook zijn opvolger houdt het oog gevestigd op de Utrechtsche rariora, die aan de markt komen. Mr. Schuylenburg deelde mij mede,

1) Beschreven bij I. Collijn, Katalog der Inkunabeln der kgl. Universitätsbibliothek zu Uppsala 1903, nr. 382.

2) Campbell, Annales de la typographie Néerlandaise, III, 1262a. 3) Kruitwagen in Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen, VIII (1910), p. 52.

4) Het bijbehoorende deel, dat de kerken en kloosters buiten Utrecht beschrijft, wist Van Someren voor de Utrechtsche Universiteitsbibliotheek te verwerven, zie Hss. catal. II, N. 1648.

« PrécédentContinuer »