Images de page
PDF
ePub

gevallen, waarin de betreffende personen niet gedwongen waren, zich uit het publieke leven terug te trekken.

Oorspronkelijk dachten ook de liberalen uit Engeland er niet aan, Parnell tot aftreden te dwingen. Zoo schreef o.a. de bekende radicale journalist Labouchère in de „Truth" van 19 November, dat hij de leider van de Iersche nationalisten moest blijven.

Maar .... de Tory-leiders en de Tory-pers grepen met vreugde het minder fraaie politieke wapen aan, om hun doodsvijand Parnell te bestrijden; met des te meer ijver deden ze dit, verbitterd als ze waren over de mislukte Times-campagne.

Nu werd het echter den liberalen duidelijk, dat Parnell niet gehandhaafd kon worden, wilden ze niet bij de ophanden zijnde verkiezing door deze bestrijding der Tories een nederlaag lijden. Voegt men daarbij, dat de non-conformisten in de liberale partij ook met hun moreele bezwaren waren aangekomen en het valt te begrijpen, dat de stemming in Gladstone's partij hem niet gunstig meer was. Maar, het zij nog eens herhaald, politieke berekening speelde hier verreweg de grootste rol.

Uit John Morley's The Life of Gladstone" vernemen wij, dat de "grand old man" er weinig lust toe gevoelde zich in deze kwestie partij te stellen. Toen er van verschillende zijden uit de partij bij hem op aangedrongen werd, dat hij zijn meening zou publiceeren, gaf hij o.a. te kennen, dat hij betwijfelde of het de plicht van een partijleider kon zijn, de ondragelijke last van een inquisitie en een particulier censorschap op zich te nemen, over elken persoon waarmee hij in het belang van de hoogste landsaangelegenheden mocht hebben samen te werken.

Toch kwam ook Gladstone op den duur tot de meening, dat het aanblijven van Parnell, dank zij de weinig verheffende wijze, waarop men rechts munt trachtte te slaan uit de jongste gebeurtenissen in diens particuliere leven, aan de linksche partijen de verkiezingen zou kosten; vandaar, dat ook hij ten slotte door middel van een brief aan John Morley te kennen gaf, dat de leider der Ieren beter deed heen te gaan.

Op 25 November 1890, den dag dat het parlement weer voor het eerst bijeenkwam, werd Parnell door de Iersche fractie tot haar voorzitter gekozen. Thans was het moment daar, dat Gladstone openlijk met Parnell brak, hetgeen onmiddellijk een tegenmanifest van dezen uitlokte. Doch het zou hem niet meer baten; zijn nederlaag was reeds nabij. Met alle kracht drongen de liberalen bij de Iersche fractie er op aan, dat ze op hun keus van den 25en November zou terugkomen. Gladstone dreigde zelfs heen te gaan, zoo Parnell zich niet terugtrok. Een hevige strijd speelde zich nu af

in de beroemde commissiekamer 15, waar de Nationalisten gedurende eenige dagen, nog steeds onder het voorzitterschap van Parnell, vergaderden. Met energie verdedigde hij zijn positie, maar het was te laat. De Roomsch Katholieke geestelijkheid in Ierland verklaarde zich openlijk tegen hem en toen Gladstone te kennen had gegeven, dat slechts dan van verdere samenwerking tusschen liberalen en Ieren sprake kon zijn, als Parnell opgegeven werd, was zijn lot beslist. Den 6en December scheidde de meerderheid der fractie zich onder leiding van Mc. Carthy af. Ook zij, de Anti-Parnellieten, bleken slechts door politieke beweegredenen tot deze houding gebracht te zijn.

Ik geloof dus, in het bovenstaande aangetoond te hebben, dat het niet moraliteitsoverwegingen van het Engelsche volk zijn geweest, die Parnell tot heengaan dwongen, maar dat hem louter politieke speculaties van een minder fraai allooi parten gespeeld hebben.

Den Haag.

E. VAN RAALTE.

Vroegste Kartografie van Amerika.

Oude kaarten bezitten groote waarde als bronnen voor de studie der geografische ontdekkingen. Ontdekkingsreizigers hebben dikwijls op hunne kaarten zekere feiten weergegeven, waarover zij in hunne berichten niet spreken: zij deelen hunne informatiën liever mee met behulp van de korte aanwijzingen op de kaart, dan door middel van eene vaak onduidelijke omschrijving. Zoo worden b.v. de Portugeesche ontdekkingen in het Noordoosten van Amerika (NewFoundland, Labrador en Groenland) veel beter aangegeven op de oudste kaarten, dan ergens in officieele dokumenten of in persoonlijke berichten van de ontdekkers zelve.

Daarom is het zeer te betreuren, dat zoo weinige van de vroegste kaarten van de geografische ontdekkingen tot ons zijn gekomen. In de literatuur vinden wij talrijke aanduidingen, die er op wijzen, dat de kaarten, die voor ons bewaard gebleven zijn, slechts een klein deel uitmaken van de vele, die er bestonden. Op enkele zeldzame uitzonderingen na zijn de origineele kaarten, de kustschetsen, gemaakt door piloten, kapiteins en kosmografen van beroep, die de eerste ontdekkers vergezelden, verloren gegaan. De nog bestaande zijn grootendeels kompilaties, waarin de vele de visu-schetsen en beschrijvingen zijn verwerkt.

Deze kompilaties bezitten natuurlijk niet alle dezelfde waarde. Onnauwkeurige onderzoekingen, slordige nateekening en overschrijving, opzettelijke vervalschingen, vooropgezette en dikwijls foutieve geografische meeningen verminderen de waarde van het produkt van den kartograaf. Bovendien had de kaartmaker talrijke praktische en theoretische moeilijkheden te overwinnen. Dit moet bij de studie der oude kaarten niet uit het oog worden verloren. Maar niettegenstaande de vele gebreken, bezitten de oude kaarten toch eene groote waarde als bronnen door hunne legenden en hunne teekening der kusten. Zoowel als geografische en als historische dokumenten zijn zij inderdaad eene zorgvuldige studie overwaard.

Natuurlijk zal men de grootste kartografische werkzaamheid met betrekking tot de nieuw ontdekte streken vinden in die landen, die

bij deze maritieme exploratie het meeste belang hadden, dus bij Spanje en Portugal. In beide landen werd de kartografie reeds langen tijd vóór de ontdekking van Amerika beoefend. Een „Real cédula de 18de marzo de 1500," spreekt van een ,,colegio de pilotos vizcainos (een school van Baskische piloten), establecido en Cadiz que de tanto tiempo acà que memoria de hombres non es en contrario." Hier werden de zeevaartkundige wetenschappen, waaronder ook de kartografie, beoefend. Uit die school kwam ook de oudste wereldkaart, waarop Amerika, voor zoover toen ontdekt, voorkomt, de wereldkaart van Juan de la Cosa, 1500. In andere Spaansche havens, als Palos en Sevilla, zal men niet minder actief zijn geweest. Maar al het werk van deze vroege Spaansche scholen is verdwenen, al is het resultaat van hunne werkzaamheid belichaamd in latere en nog bestaande kaarten. Niet veel beter is het gegaan met de kartografische voortbrengselen van de in 1503 opgerichte Casa de Contratacion de las Indias, waar uitstekende piloten en kosmografen al de kustschetsen en berichten der zeelieden verwerkten. De eerste kaarten waren, tengevolge van hunne verschillende herkomst, dikwijls, in belangrijke bijzonderheden, zeer afwisselend. Ter voorkoming van gevaren voor de scheepvaart beval het Spaansche gouvernement het maken van eene officieele kaart, Padron Real, den 6 Aug. 1508, door eene commissie van piloten, gekozen uit de bekwaamsten des rijks, onder voorzitterschap van Americus Vespuccius. Het kopieeren dezer officieelen kaart, werd, in 't belang van de zeelieden, slechts toegestaan aan bevoegde kartografen. Of dit de eerste keer was, dat een Padron Real werd gemaakt, is niet bekend; wel is zeker, dat bij latere gelegenheden last werd gegeven tot de vervaardiging van eene nieuwe officieele kaart.

Het zou van groote beteekenis zijn, indien wij op de Spaansche kaarten den gang der ontdekkingen konden volgen en de ontwikkeling van het kaartbeeld van de Nieuwe Wereld konden nagaan. Ongelukkig echter bezitten wij uit de eerste kwarteeuw na Columbus' ontdekking slechts twee origineele Spaansche kaarten, n.l. eene wereldkaart, gemaakt door Juan de la Cosa en eene ruwe, kleine houtsnede van de Westindische eilanden (na 1512), opgenomen in eene latere editie van Peter Martyr's eerste Dekade van zijn werk De rebus oceanicis" (le druk Sevilla 1511). Eerst de Turijnsche wereldkaart van 1523 1) en de Weimarkaarten van 1527 en 15292) zijn weder origineele produkten van Spaansche kartografie.

"

1) H. Harrisse, Discovery of North America, pag. 528; reproductie op Bl. XIX. 2) J. G. Kohl, Die beiden ältesten General-Karten von Amerika, ausgeführt n den Jahre 1527 und 1529 auf Befehl Kaiser Karl's V. Weimar 1860.

Zijn de Spaansche kaarten dus bijna alle verdwenen, evenmin bezitten wij er navolgingen van. Gedurende het eerste kwartaal der zestiende eeuw kunnen wij geenerlei invloed konstateeren van de Spaansche kaarten op de buiten het schiereiland vervaardigde. De Italiaansche kartografen ignoreeren nog langen tijd het bestaan van eene nieuwe wereld; de Duitsche kosmografen volgen bij hunne wereldvoorstelling niet Spaansche, maar Portugeesche voorbeelden.

In Portugal noodzaakten de ontdekkingen langs de Westkust van Afrika de zeelieden reeds vroeg, de kartografie te beoefenen. Don Fernando, zoon van Koning Manuel, bezat in 1528 eene kaart '), welke naar het beroemde klooster van Alcobaça was gebracht, 120 jaar tevoren, dus in 1408. Prins Hendrik de Zeevaarder had eenen kartograaf, met name Mestre Pedro, aan het werk, terwijl hij nog eenen anderen kaartmaker Maestro Jayme nit Majorca in zijnen dienst nam. 2) Maar ook de kaarten der Portugeezen zijn niet bewaard gebleven. Van de kopieën, welke men er in Italië van maakte, zijn ons van vóór 1492 slechts de „Ginea Portugalexé" en de wereldkaart van Henricus Martellus Germanus overgebleven. Evenmin bezitten wij uit de eerste kwarteeuw na 1492 de origineele schetskaarten der Portugeesche ontdekkers. De sedert het midden van de vijftiende eeuw ontluikende Duitsche kartografie volgt echter bij hare voorstelling van de Nieuwe Wereld de Portugeezen na. H. Harrisse brengt in zijn grondig werk „The Discovery of North America" (1892) deze Lusitano-Germaansche kaarten tot vijf verschillende typen. De prototypen ervan zijn reeds lang verdwenen; wat wij bezitten zijn slechts meer of minder directe navolgingen, of in handschrift, òf gedrukt. 3)

Het eerste type, waarvan de oudste vertegenwoordigers de Kunstmann-kaart no. 2 en de King-, of Hamy-kaart zijn, kenmerken zich door het ontbreken van een Noordelijk kontinent (alleen in 't Noorden van den Atlantischen Oceaan worden Newfoundland (,,Terra de Coste-Real") en Groenland („Terra laboratoris") aangegeven). Van het Zuidelijk kontinent worden alleen de kusten van Venezuela en Brazilië weergegeven; de tusschenliggende kust van Guyana ontbreekt. De Westindische eilanden zijn alle aanwezig, Cuba met den naam „Terra de Cuba." De kaarten van dit eerste type hebben op de kartografie van Centraal-Europa geen invloed uitgeoefend.

1) E. G. Ravenstein, Martin Behaim, his life and his globe. London, 1908, pag. 66.

2) J. P. Oliveira Martins, The golden age of Prince Henry the Navigator. Londen 1914, pag. 76.

3) H. Harrisse, Disc. of N. Am., pag. 289-371.

« PrécédentContinuer »