Images de page
PDF
ePub

is not the dirtiest and shabbiest of Kings, he must resent it". Niet geheel hiermee in overeenstemming is de meening van den heer Rose, dat de bedoeling der reis zou geweest zijn het met opzet uitlokken van een beleediging; voor den Engelschen gezant blijkt juist het mislukken van den tocht een groote teleurstelling te zijn geweest.

Nog was het evenwel zeer onzeker, of de Pruisische koning het voor zijn zuster zou opnemen; onbetrouwbaar als altijd bleef hij wankelen, vooral bevreesd voor een inmenging van Oostenrijk. Alles behalve aangenaam was inmiddels de positie van den Engelschen gezant in den Haag, die zelfs voor zijn leven begon te vreezen: „If I am,,de Witted", don't let me be outwitted, but revenge me"!

Ten slotte kwam de koning van Pruisen tot een besluit, onder den indruk vooral van de tijding, dat de Porte den vrede met Rusland had verbroken; Oostenrijk kon zich hier niet buiten houden en zoo kon veilig besloten worden tot interventie in Holland; een interventie, waarvan vooral Engeland de vruchten zou plukken.

DE BOER.

Mededeelingen op geographisch gebied.

Behalve

De bestaande en de ontworpen spoorwegen in Sumatra. den spoorweg van Emmahaven (Padang) naar de Padangsche Bovenlanden (Sawahloento) bezit Sumatra alleen nog maar een spoorweg in Deli en wel van Pangkalan Brandan over Medan naar Tebing Tinggi die op 't oogenblik wordt doorgetrokken naar Tandjoeng Balai aan den Asahan-monding. Verder bestaat dan nog de Atjehstoomtram, die nog niet aangesloten bij den laatstgenoemden spoorweg gaat van de Langsabaai over Sigli naar Kota Radja. Thans is men bezig in de Lampongs een spoorweg aan te leggen van Telok Betong naar Palembang en met een zijtak naar Mocara Enim. Nu heeft men voor het overige deel van Sumatra een hoofdspoorwegnet ontworpen, dat bij de bestaande spoorwegen op de volgende manier zal aansluiten. Van de Palembang-Moeara Enimspoorweg zal een hoofdlijn naar 't N.W. gaan, die alle Oost-Sumatrarivieren zal snijden tot aan Tandjoeng Balai aan de Asahan-mond. Van dezen spoorweg zullen verschillende zijtakken uitgaan naar het Westen: 1o naar Soengai Penoeh (afd. Korintji). 2°. naar Sawahloento, aansluitend bij den Ombilinspoorweg. 3°. naar Padang Sidempoean en Sibolga op de Westkust. 4o. naar het Tobameer.

De Rivieren van Sumatra. Deze zijn voor een groot deel goed bevaarbaar te maken. Thans zijn zij vaak alleen voor prauwen te bevaren en slechts enkele groote rivieren worden door stoombooten bezocht. De voor stoombooten meest bevaarbare rivieren zijn de Siak, de Rokan en de Kampar, van waaruit zelfs een geregelde verbinding met Singapore bestaat, door stoombooten welke aan Chineezen toebehooren. Voor kleine roei- en zeilvaartuigen is de Kampar zelfs bevaarbaar tot aan Goenoeng Sahilan. De overige rivieren van ,,Sumatra's Oostkust" hebben een bevaarbaarheid voor prauwen welke op de meeste slechts enkele tientallen K.M. van de kust reikt, voor de Panei echter tot 200 K.M., voor de Bila tot 150 K.M. voor de Koealoe, de Asahan en de S. Silau tot 90 K.M. van de kust.

Voor stoombooten zijn alleen de Asahan, de Koealoe, de Panei en de Bila bevaarbaar te noemen en wel over afstanden van resp. 80, 20, 86 en 30 K.M.

Van de boven-rivieren in de Padangsche Bovenlanden zijn er een paar voor prauwtjes bevaarbaar over afstandjes, die varieeren van I tot 26 K.M.

In de Res. Palembang zijn de meeste rivieren voor prauwen bevaarbaar. Gewone stoombooten varen geregeld de Moesi op tot Moeara Klingi. Slechts bij sterken Oostmoeson moeten zij bij Moeara Rawas of bij Moeara Lakitan blijven liggen.

De Rawas is bevaarbaar tot Moeara Roepit, en bij L. W. tot Bingin Toeloek.

De Lematang wordt geregeld bevaren tot Moeara Enim (bij L. W. tot Goenoeng Migang).

De hekwielers met hun geringe diepgang gaan natuurlijk hooger stroomop dan de gewone stoombooten, doch waar het Gouvernement ook maar eenigermate het opruimingswerk in de rivieren ter hand neemt, wordt de bevaarbaarheid voor gewone stoombooten ook al spoedig mogelijk.

De voor een groot deel bevaarbare rivieren van Djambi zijn de Batang Hari met haar bijstroomen de Tibo en de Temběsi.

W. E. B.

De buitenlandsche handel der Vereenigde-Staten (vervolg). Het verloop van de ontwikkeling van in- en uitvoer gedurende het laatste tiental jaren vóór den oorlog wordt aangegeven in twee grafische voorstellingen, waarbij de buitenlandsche handel van de Unie met het verdere Noord-Amerika, met Europa, Azië, ZuidAmerika en Centraal-Amerika afzonderlijk is aangegeven. Daaruit blijkt, dat zoowel voor in- als uitvoer Europa ver no. I is in de handelsbetrekkingen der Vereenigde-Staten; de uitvoer van Amerika gaat voor ruim 63% naar Europa, terwijl zijn invoer voor ruim 47 % uit dat werelddeel komt. De uitvoer naar Europa is slechts langzaam, de invoer er uit, hoewel met sprongen, zeer snel stijgende. Ook de invoer der Unie uit het verdere Noord-Amerika stijgt over 't algemeen vrij snel; de uitvoer er heen ging tot 1913 heel snel in de hoogte, maar vertoonde daarna een kleine daling. Ook de invoer uit Azië en Zuid-Amerika is stijgende, terwijl de uitvoer naar Azië na voortdurende schommelingen ten slotte iets is gedaald, die naar Zuid-Amerika iets gestegen. Welke van de rubrieken deze stijgingen en dalingen veroorzaken, is grootendeels weer af te leiden uit tabellen, waarin voor de jaren 1908-1914 voor de verschillende werelddeelen de waarde van in- en uitvoer in dollars wordt aangegeven en tevens voor elke rubriek afzonderlijk wordt aangewezen, welk percentage elk bedraagt van den geheelen in- of uitvoerhandel van dat werelddeel met de Vereenigde-Staten.

een

Ten slotte geeft het artikel nog een grafische voorstelling van het verloop van den buitenlandschen handel der Unie gedurende de eerste 8 oorlogsmaanden. Daarin blijkt, dat de invoer uit Europa dadelijk sterk begon te vallen, om daarna met een paar opwaartsche bewegingen nog voortdurend meer, hoewel in langzamer tempo, te dalen. Het is bekend, dat vooral de invoer uit Frankrijk en Rusland naast die uit Duitschland zeer sterk is verminderd. Daarentegen is de uitvoer naar Europa, na een korte, maar krachtige daling in de eerste oorlogsmaand, met groote snelheid gestegen tot enorme hoogte; met het uitvoercijfer voor 1914-'15 zijn de Vereenigde-Staten voor het eerst aan de spits gekomen van alle uitvoerlanden der wereld, vooral door den export van levensmiddelen en oorlogsleveranties. - De uitvoer naar Centraal-Amerika is vrijwel gelijk gebleven, die naar Azië eenigszins, die naar Zuid-Amerika iets meer gerezen, echter geen van alle noemenswaard, terwijl de uitvoer naar 't overige Noord-Amerika vrij sterk is gedaald. De invoeren uit die gebieden toonen echter over 't algemeen stijging, die uit het overig Noord-Amerika zelfs na een eerst optredende daling een sterke stijging, evenals die uit Zuid-Amerika; uit Azië daarentegen is de invoer verminderd. De totale invoer in de Unie is daarbij in de eerste 8 oorlogsmaanden verminderd, de totale uitvoer echter vermeerderd, wel ongeveer verdubbeld.

Hollandsche Scheepvaart rondom de wereld. - Sedert het begin van dit jaar heeft de Java-China-Japanlijn haar regelmatigen dienst over de Philippijnen naar Jokohama uitgebreid tot San Francisco. Waar reeds een Panama-lijn in 't leven was geroepen naar de Westkust van Zuid-Amerika, is de keten van de Hollandsche geregelde scheepvaart rondom de wereld reeds bijna gesloten.

Indigo in Voor-Indië. - Tengevolge van het door den oorlog met Duitschland ontstane gebrek aan kleurstoffen in de gebieden der Ententemogendheden en ook in de neutrale landen, beleeft de Britsch-Indische (ook de Javaansche) indigo-cultuur nog eens een zeer zeker korte periode van vooruitgang: terwijl in de laatste tijden elk jaar weer opnieuw vermindering van de met indigo beplante oppervlakte viel te constateeren, zoodat de indigo in 1913-'14 nog slechts bijna 153 000 acres innam, bedraagt dit getal in 1915-'16 weer ruim 258000 acres. De Chineezen in Birma. Hoewel ondanks de eeuwenoude handelsbetrekkingen tusschen China en Birma dit laatste gebied nog lang niet in die mate met Chineezen overstroomd is als de andere, gemakkelijker te bereiken deelen van Achter-Indië, vooral Tonkin en Neder-Cochin-China, is toch ook in Birma het aantal der Chineezen niet gering: het bedroeg in het begin dezer eeuw al± 40000, waarvan ongeveer 3/4 deel in Rangoon en Mandalay, de rest over

't land verspreid woonde. Vooral is het toegenomen, sedert Birma, na de inlijving bij Engeland in 1886, beter zeeverbindingen en beter landwegen kreeg, waardoor de Chineesche immigratie in Birma werd vergemakkelijkt. Niet het minst droeg daartoe bij de spoorlijn van Rangoon over Mandalay en Bhamo naar de Chineesche grens.

De Birmaan is vóór alles landbouwer; hij schijnt weinig aanleg voor den handel te hebben, terwijl ook op 't punt van de industrie, handwerk natuurlijk, hij gemakkelijk overvleugeld wordt. Zoo ondervonden dus de Chineezen geen groote concurrentie; naast den groothandel der kooplieden van vroeger, meest agenten van Chineesche handelshuizen, is steeds meer ook de kleinhandel in handen der Chineezen gekomen, zoodat deze economisch het gebied vrijwel beheerschen, althans in het binnenland. Maar ook aan de kusten spelen naast de Engelschen de Chineezen een belangrijke rol in den handel.

De ijzerrijkdom van Brazilië, Daarop wordt de aandacht gevestigd in Weltwirtschaftliches Archiv, Jan. 1916 (Die Eisenerzvorkommen Brasiliens und die Aussichten einer brasilianischen Eisenindustrie). De voorraad aan ijzerertsen schijnt in Brazilië heel groot te zijn; in bijna elken Braziliaanschen staat is wel ijzer voorhanden en veel vindplaatsen zijn dan ook bekend, maar de meeste zijn nog niet of nog te weinig onderzocht, om de grootte van den voorraad zelfs bij benadering aan te geven.

Een uitzondering hierop maakt het Itabira-gebied in het Espinhaçogebergte in den staat Minas Geraes, in welken staat de rijkste goudvelden van Brazilië liggen, zoodat dit dan ook het oudst en dichtst bevolkte gebied van het Braziliaansche binnenland is. Dit ijzerertsgebied van Itabira is, althans voor een deel, onderzocht en beschreven, ook wetenschappelijk, terwijl een deel (± 5700 K.M2) ook in kaart is gebracht, zij het dan ook betrekkelijk oppervlakkig.

In dit gebied rusten op een ondergrond van kristallijne leien met graniet, sedimentaire gesteenten, gedeeltelijk gemetamorphoseerd, waaronder ijzerhoudende kwartsieten een voorname rol spelen. Deze komen op veel plaatsen aan den dag en vaak in heel dikke lagen, waarin het ijzergehalte echter niet altijd even groot is. De hevige regens (1,5-2 M. per jaar in dit gebied) werken sterk denudeerend; massief voorkomende ertsmassa's met groot gehalte bieden den meesten weerstand, zoodat sommige bergtoppen, o.a. de Itabira de Campo, geheel bestaan uit dit ijzererts, Itabiriet genaamd, als het ijzergehalte voldoende is voor loonende ontginning. Het gedenueerde materiaal levert ijzerhoudend puin en ijzerhoudend zand in de dalen en is vaak ook wel voor loonende exploitatie geschikt. Het eerste is soms weer tot een ijzerhoudend conglomeraat aaneengebakken. Het Itabiriet

« PrécédentContinuer »