Images de page
PDF
ePub

het het minst van alle is, want juist in dat ven is de vegetatie zeer weelderig en vordert het verlandingsproces snel.

Na de lunch in Gemullehoeken begonnen wij onze laatste wandeling. Het vennenlandschap is vrijwel een copie van het 's morgens bezochte. Bij de Rosep en het straks reeds genoemde ven met hooge wallen, noordwestelijk van het Belversven, hield THIJSSE een causerie over het Sphagnum, het befaamde veenplantje, dat wij den vorigen dag in de Peel niet hadden kunnen ontdekken en dat in de definitie der venen zoo'n voorname rol speelt.

Het Sphagnum is van den grondwaterspiegel onafhankelijk en leeft alleen van het atmospherische water, waarvan natuurlijk het voedingsstoffen-gehalte zeer gering is (in 't water van een hoogveen meest slechts 1-3 minerale deelen op 100 000 deelen water). Dienovereenkomstig is ook het kalkgehalte laag, zoodat men er zelfs toe kwam het Sphagnum voor „kalkfeindlich" te houden, ook omdat het bij 't kalken der veenwateren dadelijk verdween. Volgens PAUL, WEBER en GRAEBNER zit de vork echter aldus in den steel:

De Sphagnum-soorten produceeren zuren, om haar voedsel voor opname geschikt te maken. Die zuren zijn voor haar bestaan noodzakelijk, zoodat men ze slechts met alkalisch reageerende oplossingen in aanraking behoeft te brengen om het Sphagnum te dooden. In het alkalisch reageerende laagveenwater kan het Sphagnum dus niet vegeteeren; verheft zich het veen echter boven den grondwaterspiegel, dan ontstaat een strijd tusschen hoogveenen laagveen-vegetatie, die in het voordeel van het Sphagnum c.s. verloopt, naarmate het veenoppervlak hooger boven den grondwaterspiegel komt. Boven op het laagveen kan dus zeer wel hoogveen ontstaan. In Deventer zei THIJSSE eens, dit verschijnsel in het Naardermeer waargenomen te hebben.

En na die Sphagnum-discussie was het uit met de geleerdheid. Drie dagen van speuren en waarnemen had den geheelen lust tot wetenschappelijkheid geabsorbeerd. En het frissche populierenlandschap bij Roond lag er zoo vroolijk in helderen zonneschijn, het windje was zoo frisch en de hemel zoo blauw, dat alle menschen opgewekter dan ooit te Bokstel arriveerden. De dagen van het zuidelijk diluvium waren voorbij. Ons restte niets dan een: tot weerziens vrienden, over twee jaar!

[graphic][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][ocr errors][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed]

Mededeelingen op geographisch gebied.

Deze

De schepper der Nederlandsche stroohulzennijverheid. hulzen, die thans in een 30-tal Nederlandsche fabrieken worden vervaardigd (in Noord-Brabant 21, in Limburg 3, in Gelderland 2, in Groningen 2, in Overijsel 1 en in Noord-Holland 1), worden voornamelijk gemaakt van rog gestroo; ze worden meest naar het buitenland verzonden, vooral naar België, Frankrijk, Groot-Brittannië en Ierland, Nederlandsch-Indië, de Vereenigde-Staten, Canada, ZuidAmerika, Australië en Zuid-Afrika, en dienen voor bescherming van flesschen. De schepper van deze industrie in ons land is kort geleden te Rotterdam overleden in den ouderdom van 79 jaar; hij heet H. J. Dievelaar. Volgens een verslag in de Nieuwe Rott. Ct. was hij een man van zelfstandige denkbeelden en initiatief, wien het in de wereld echter niet meegeloopen is. Belangrijke uitvindingen heeft hij niet gedaan, maar, nadat hij gedurende ruim 15 jaren als vertegenwoordiger voor een Rotterdamsche wijnfirma had gewerkt, kwam hij er toe, de fabricage van stroohulzen in Nederland in te voeren. Hij zag nl., dat alle stroohulzen steeds uit België en Frankrijk werden ingevoerd, en kwam toen op de gedachte, deze industrie in Nederland te grondvesten. Door zijn huwelijk geraakte hij in het bezit van eenig kapitaal, circa 2 ton; bovendien namen eenige andere kapitalisten deel in zijn onderneming; zoo werd een fabriek, De Eekhof, te Groenlo gebouwd, alsmede te Buitenpost. Het gaf werk aan 500 menschen in een nieuwe nijverheid, ongeveer in de jaren 1880-1888. Weldra genoot Dievelaar een internationale faam door goede en goedkoope leveranties en bracht hij het zelfs zoover, de stroohulzen van de fabrieken te Groenlo en Buitenpost te kunnen uitvoeren naar Engeland, Frankrijk en België. Hij kreeg op de tentoonstelling te Antwerpen in 1888 de Gouden Medaille voor het beste product en eveneens te Parijs.

Het bedrijf werd zoodanig uitgebreid, dat ook in de gevangenissen te Groningen, Zwolle, Leeuwarden en Ommerschans voor zijn onderneming werd gewerkt. Zoo is hij er ook toe gekomen, over slechte

toestanden in de Nederlandsche gevangenissen, vooral op het gebied van voeding, te schrijven.

Later voerde Dievelaar uit Frankrijk nieuwe machines in voor de stroohulzen-fabricage, doch het liep hem door verschillende omstandigheden tegen. Dievelaar moest liquideeren en zijn geheele bedrijf in fabrieken en gevangenissen stop zetten. Steeds heeft dit échec aan zijn energie en leven geknaagd, doch hij blijft de man, die deze industrie in Nederland heeft ingevoerd, en nog vindt men de geëmailleerde borden aan oude stations in België met opschrift : H. J. Dievelaar, Fabrique de Paillons, Groenlo (Hollande). Platina in Duitschland. Rusland heeft, door den Oeral, het monopolie in platina. Maar door den huidigen wereldoorlog zijn de Duitschers gaan zoeken in hun aan mineralen zoo rijken bodem en het is den in 1913 gestorven mijningenieur Karl Schreiber gelukt, langs chemischen weg uit het oergesteente van Sauerland het daarin oneindig fijn verdeelde platina af te zonderen en te verzamelen. Proeven, in een platinasmelterij te Hanau genomen, leverden uit een ton erts: 34 gram platina, 2 gram goud en 12 gram iridium en rhodium. Kapitalisten uit Sauerland en het Westerwoud hebben thans fondsen bijeengebracht voor het stichten van platina-fabrieken te Olpe (halfweg tusschen Siegen en Lüdenscheid). De voorraad platina in Sauerland schat men viermaal zoo groot als die van den Oeral. De kunst is nu echter, om het er uit te halen.

Hoe

De Russische spoorweg naar de Moermanskische kust. de Russen dezen, door oorlogsnood geprest, in ongelooflijk korten tijd voltooiden, vermeldden we reeds in afl. I van dezen jaargang. Geheel gereed blijkt hij toch echter nog niet te zijn geweest. Op 3 Februari van dit jaar reed de eerste trein van Petrograd naar de baai van Soroka, aan de Witte Zee (westzijde der golf van Onega), maar tusschen deze baai en Kola was eind-Januari nog een stuk van 24 K.M. niet gereed; echter toch reeds zoover gevorderd, dat de Engelsche ingenieurs en de Canadeesehe arbeiders, die in Russischen dienst waren genomen, op het punt stonden, te vertrekken. Het is voor de Russen te hopen, dat de lijn tegen den volgenden winter, als Archangel weer gesloten zal zijn door het ijs, geheel in dienst kan worden genomen.

Aan de Moermansche kust hebben de Russen bij de golf van Kola het nieuwe vlootstation Kilden gesticht; de haven ligt aan de Hala fjord, is het geheele jaar ijsvrij en staat in rechtstreeksche verbinding met den Moermanskischen spoorweg. Er zullen kleine kruisers, torpedojagers en duikbooten worden gestationeerd, die meerendeels tijdens den oorlog op Engelsche werven zijn gebouwd.

R. SCHUILING.

« PrécédentContinuer »