Images de page
PDF
ePub

muntmateriaal; door de nieuwe uitgifte vermeerderde dit fonds met f 40.000. Het nieuwe kapitaal werd grootendeels of geheel uitgegeven in biljetten van f1.- en f2.50, die hier grif aangenomen werden en van hand tot hand gingen, omdat Curaçao reeds eerder tot noodmaatregelen zijn toevlucht had moeten nemen, waartoe ook eenzelfde als deze behoord had 1). Men zag dus in het kleine papieren geld niet iets nieuws. En van het vasthouden van gemunt geld door het publiek was evenmin noemenswaard sprake.

(Slot volgt.)

1) Zie over het Muntwezen en Bankpapier in de Kolonie Mr. G. J. Fabius in De Economist 1913.

Mededeelingen op geographisch gebied.

Het Hannover-Rijnkanaal. — Ruim een jaar, nadat het Westelijk gedeelte van dit kanaal tot aan de Wezer voltooid werd (zie jaargang 1915 van dit tijdschrift, Juli-afl.), is het Oostelijk gedeelte van Minden tot Hannover in gebruik genomen, zoodat nu het geheele kanaal voor het verkeer is opengesteld. Het kanaal komt bij Bevergern uit het Dortmund-Eemskanaal om langs den Noordvoet der Duitsche middelgebergten over Minden en Wunstorf naar Hannover te loopen. Het moet daarbij Haase, Wezer en Leine snijden; wegens het hoogteverschil heeft men daar aquaducten gemaakt, waarvan het Wezeraquaduct het grootste is; het is 3,7 M. diep, 24,5 M. breed en heeft in 8 bogen een spanning van 370 M. Alleen met de Wezer heeft het kanaalverbinding, en wel door middel van een kort zijkanaal met hefinrichting. De voeding heeft plaats uit de Wezer, door een groot pompwerk links van de rivier voor het gedeelte Minden-Bevergern en een kleiner rechts voor het pand Wezer-Hannover.

Het Duitsche aandeel in het zeekabelnet der wereld voor den oorlog. Van de ruim 530000 K.M. zeekabels der wereld waren bij het begin van den oorlog ruim 43500 K.M. in Duitsch bezit; hiervan behoorden bijna 5500 K.M. aan den Duitschen Staat en ruim 38000 aan particuliere maatschappijen. Duitsch zijn o.a. de kabels:

[blocks in formation]

3. Borkum-Teneriffe-Monrovia; hier splitsing naar Pernambuco en naar Kameroen (via Togo).

4. Celebes-Yap; hier splitsing naar Goeam en Sjanghai. 5. Constanza-Konstantinopel.

Hoe belangrijk in onze eeuw het percentsgewijs aandeel van Duitschland in het wereldkabelnet was gestegen, blijkt wel hieruit, dat in 1898 van het toen bestaande net (318000 K.M.) Engeland 65 en Duitschland slechts 2% bezat, terwijl in 1914 Duitschlands aandeel reeds 8,2 % bedroeg (een vermeerdering van ruim 6000 tot

ruim 435000 K.M.). Wel was de lengte van de Engelsche kabels in dien tijd vermeerderd met ruim 80000 K.M. (van 20700 tot 28700 K.M.), maar relatief beteekent dit een achteruitgang van 65 op 54 %, zoodat Engeland zich dus steeds meer de beheersching van den zeetelegraafdienst ziet ontglippen.

De buitenlandsche handel van Frankrijk en Engeland in 1915. Hierover de volgende cijfers, die ontleend zijn aan Journal de la Société de Statistique de Paris, Juni 1916. (Le commerce international en 1915).

In 1915 bedroeg de totale import in Frankrijk ruim 8074 millioen francs, waartegenover een export van slechts 3022 millioen francs stond. Voor 1913, het laatste normale voorafgaande jaar, bedroegen deze cijfers ruim 8421 millioen en ruim 6880 millioen francs. De export is dus tijdens den oorlog sterk achteruitgegaan en wel naar alle landen, waarmee Frankrijk handel drijft. Voor een deel is dit hieruit te verklaren, dat veel transportmiddelen voor de regeering worden gebruikt, maar ook, dat naar luxe-artikelen, die een voornaam bestanddeel vormden van Frankrijks uitvoer, de vraag sterk beperkt is, doordat van de twee beste afzetgebieden, België en Engeland, het eerste niet meer kan koopen, terwijl ook in het laatste land de luxe-inkoopen zijn beperkt. - Ook de import is, hoewel weinig, gedaald bij 1913. Neemt men echter in aanmerking de hoogere prijzen van 1915 en de omstandigheid, dat in den import meebegrepen zijn de invoeren voor den Staat voor oorlogsdoeleinden, dan volgt daaruit, dat de gewone import ook een vrij sterke daling heeft ondergaan. Heel sterk is dit het geval bij den import uit Rusland, die in 1915 daalde tot ongeveer 1, van de waarde in 1913. Toegenomen is de import uit Groot-Brittannië, ook uit Italië en Spanje; het meest echter uit de Vereenigde Staten, die ruim 21/2 maal zooveel in Frankrijk invoerden als in 1913.

Wat Engeland aangaat, de cijfers voor 1913 en 1915 zijn:

import

1913: bijna 843 mill. P.S.

-

[ocr errors]
[ocr errors]

export

bijna 697 mill. P.S.
ruim 529

"

[ocr errors]

1915: ruim 875 Daar de aanvoer voor rekening van den Staat niet in deze importcijfers is meegeteld, zijn ze voor de beide jaren beter te vergelijken dan bij Frankrijk het geval was. Een betrekkelijke geringe vooruitgang is er uit vast te stellen, die echter wegens de in 1915 hoogere prijzen geringer is dan hij lijkt. Naar de waarde is de import toegenomen uit de Unie, Argentinië, Zweden, Spanje, Java, Italië en verschillende Engelsche koloniën, afgenomen daarentegen die uit Frankrijk, Nederland, Denemarken en Rusland. De export van Engeland is naar de waarde vrij sterk verminderd, zooals uit de

[ocr errors]

cijfers blijkt; naar de hoeveelheid nog meer echter. Deze daling werd voor een deel veroorzaakt door het gebrek aan laadruimte. Voor bijna alle landen geldt deze daling van den Engelschen uitvoer; alleen naar Frankrijk, Nederland, Denemarken en Noorwegen nam de export toe.

Het Marseille-Rhône-kanaal. - Van het in 1910 begonnen kanaal van Marseille naar de Rhône is tijdens den oorlog het tunnelgedeelte bij Rove tot stand gekomen, waarmee het kanaal nu voltooid is. De diepte van het 77 K.M. lange kanaal, waarvan het ondergrondsche gedeelte ruim 7 K.M. bedraagt, is 3 M., zoodat het ook door kleine zeeschepen bevaren kan worden.

[ocr errors]

De Oekraine. Hierover schrijft dr. Ernst von Richter in Weltwirtschaft (Juni 1916) een artikel, waarin hij er op wijst, dat de Russen wèl gelijk hebben, als ze de Oekrainische beweging, het streven der Oekrainers om hun gebied los te maken van het Russische rijk, als de gevaarlijkste der nationalistische bewegingen in Rusland beschouwen.

De Oekraine omvat het gebied van af de San en de Karpaten in het Westen tot aan de Choper en de Don in het Oosten en gaat zuidwaarts tot aan de Zwarte Zee; dit is dus in Rusland hoofdzakelijk het gebied, op de kaarten aangeduid als Klein-Rusland en Zuid- of Nieuw-Rusland, namen, door de Russen ingevoerd om den ouden naam van Oekraine en Oekrainers te doen verdwijnen. Van het meer dan 12 maal het Duitsche rijk groote gebied der Oekraine ligt dus een klein deel nog in Oostenrijk-Hongarije, waar de Oekrainers Roethenen worden genoemd; verreweg het grootste deel echter is door het Moscovietisch Rijk veroverd, nadat het eerst al grootendeels onder de heerschappij der Tataren was gekomen. De Russen passen hier dezelfde politiek toe als tegenover de overige niet-Russische elementen in hun rijk, hoewel de Oekrainers als Slavisch volk nauw met hen verwant zijn en bovendien door hun groot aantal (meer dan 30 millioen zuivere Oekrainers) zeker meer gelijkgerechtigd naast de eigenlijke Russen mochten staan. Behalve naar russificeering der namen streven de Russen ook naar russificeering der bewoners. Hiervoor o. a. is de taal der Oekrainers, inderdaad een zelfstandige taal, zooals bewezen is, uit de scholen verbannen; het onderwijs in de volksscholen wordt in het voor de Oekrainers haast onverstaanbare Russisch gegeven, waaruit voor een deel te verklaren is, dat hier de volksontwikkeling nog geringer is dan in verscheiden andere deelen van Rusland.

Zonder deze Oekraine nu, beweert de schrijver, zou Rusland geen Europeesche groote mogendheid kunnen zijn. De Oekraine is niet alleen in economisch opzicht het meest waardevolle gedeelte van het

groote rijk, maar bovendien, slechts door de Oekraine heeft Rusland toegang tot de Zwarte Zee, waardoor de drang naar uitbreiding op den Balkan en naar de zeestraten aan weerskanten van de Zee van Marmora ontstond; pas na de verovering der Oekraine konden het Wolga-mondingsgebied en Kaukasie worden beheerscht, waardoor het pas mogelijk werd, Transkaspië volkomen in de macht te krijgen en de politiek op Perzië te richten voor het streven naar de ijsvrije En wat de economische waarde aangaat, de Oekraine bezit naast een groote vruchtbaarheid (ze omvat het grootste deel der Zwarte Aarde) een vrij gunstig klimaat en rijke bodemschatten.

zee.

Landbouw is wel het hoofdmiddel van bestaan en 86% der bevolking bestaat dan ook uit boeren, terwijl slechts 10% er van in steden woont. De Zwarte Aarde bedekt meer dan 75% van de oppervlakte der Oekraine; alleen in het Noorden en Noordwesten liggen minder vruchtbare streken, die echter door hun woudrijkdom toch voordeelen opleveren. Het bouwland neemt 53% der Oekraine in; in Europa wordt dit cijfer alleen door Frankrijk (met 56% bouwland) overtroffen. Jammer is het, dat door de zeer geringe ontwikkeling van den Oekrainer boer de landbouw nog op achterlijke en daardoor extensieve wijze gedreven wordt, zoodat de opbrengst per H. A. veel te gering is. Ondanks dat levert toch de Oekraine 60% van de totale tarweproductie van Rusland en ook de bietenteelt is er van groot belang; 88% der totale Russische productie wordt hier verbouwd.

Van den rijkdom aan mineralen zijn o.a. kwikzilver en mangaan te noemen; het eerste wordt alleen hier in Rusland ontgonnen en van het laatste levert de Oekraine bijna 1/3 der geheele Russische productie, d. i. 1% van de wereldproductie. Van heel veel meer belang echter zijn ijzer en kolen; in 1912 leverde de Oekraine 70% van de totale Russische ijzerproductie, die dat jaar 500 millioen poed bedroeg; in 1913 meer dan 75 % van de geheele kolenproductie van Europeesch en Aziatisch Rusland, die toen 1500 millioen poed bedroeg. -Hoewel deze belangrijke bergbouw een aanzienlijke grootindustrie zou kunnen voeden, is echter in de Oekraine de industrie nog in het begin van haar ontwikkeling als gevolg van de Russische politiek, die de bodemrijkdommen der Oekraine zooveel mogelijk heeft weten dienstbaar te maken aan de ontwikkeling van het eigenlijke Rusland, vooral van Centraal-Rusland. Echter maakt de industrie in de Oekraine snelle vorderingen, vooral in de steden van het Zuiden. Belangrijk is de metaal- en de metaalwarenindustrie, vooral in Jekaterinoslaw, Odessa, Alexandrowsk, Nikolajew; daarnaast worden ook suikerfabrieken, branderijen en machinefabrieken van steeds meer beteekenis, vooral mee door de werkzaamheid van buitenlandsch

« PrécédentContinuer »