Images de page
PDF
ePub

kapitaal, waarin Belgisch kapitaal een belangrijk aandeel heeft, evenals dat in den mijnbouw het geval is. Een voorwaarde voor verdere snelle ontwikkeling van de industrie der Oekraine is het scheppen van goede verkeerstoestanden. Als waterwegen komen vooral Dnjestr, Dnjepr en Don in aanmerking, waarop het verkeer dan ook levendig is, ondanks de stroomversnellingen van den Dnjepr en de ijstoestanden 's winters. Het spoorwegnet laat echter nog veel te wenschen over. Uit het voorgaande blijkt voldoende, waarom de Russen de Oekrainische beweging wel als de gevaarlijkste der nationalistische bewegingen in Rusland mogen beschouwen.

Platina. In den Oeral is de platina-productie gedurende den oorlog achteruitgegaan en wel van bijna 4889 K.G. in 1914 tot bijna 3366 K.G. in 1915. Deze achteruitgang van meer dan 30% ontstond vooral door de geringer productie der groote bedrijven, terwijl de kleinere bedrijven hun normale productie nog vrij wel konden handhaven, soms zelfs konden vermeerderen. Bij goeden wil zou de platina-productie van den Oeral in normale tijden wel tot minstens het dubbele kunnen worden opgevoerd; daar echter Rusland als voornaamste platina-produceerend land de markt voor platina vrij wel beheerschte, heeft men daar tot nog toe weinig belang bij gehad. Indien echter de in Spanje ontdekte platina-ertsen zoo rijk zijn aan platina en in zoo groote hoeveelheid voorhanden als beweerd wordt, zou de komende concurrentie van Spanje Rusland wel eens tot intensiever platina-ontginning kunnen dwingen.

Verbinding Tebris-Dzjoelfa. Op dit traject, waar de Russen reeds eenige jaren een automobielvrachtdienst hadden ingericht, is nu voor kort een spoorlijn tot stand gekomen, die het door de Russen bezette Tebris via Dzjoelfa verbindt met het Transkaukasische en aldus met het Russische spoorwegnet.

Wladiwostok tijdens den oorlog. Nu tijdens den oorlog de Noordelijke IJszee de eenige weg in Europa is voor den buitenlandschen handel van Rusland, zijn de Oost-Aziatische havens tijdelijk sterk in beteekenis toegenomen. Vooral is dit het geval met Wladiwostok, waar de uitvoer is toegenomen van 1,5 millioen Roebel in de eerste 7 mnd. van 1914 tot bijna 4 millioen in hetzelfde tijdvak van 1915. Veel sterker echter is de invoer toegenomen; deze, die gedurende de eerste 7 mnd. van 1914 nog niet 161⁄2 miliioen roebel was, bedroeg in de overeenkomstige maanden van 1915 meer dan 135 millioen roebel. Die invoer had het meest plaats uit Japan, de Vereenigde Staten, Engeland en China (resp. bijna 53, ruim 48, ongeveer 24,5 en bijna 8 millioen roebel) en omvatte vooral katoen, wollen stoffen, koper, lood, caoutchouc en zink.

Kokosnootcultuur in Britsch-Noord-Borneo. - Deze cultuur, die

op Ceylon reeds van groot belang is geworden, beteekent in BritschNoord-Borneo nog niet veel. Wel zijn er klapperaanplantingen, waaronder ook een paar groote Europeesche, maar dit is toch weinig voor dit land met zijn goede vooruitzichten voor de kokosnootcultuur. Het klimaat is er voor deze cultuur wel even gunstig als op Ceylon; er zijn vruchtbare gebieden in de buurt van de kust, dus in het achterland der havens, en ook langs de rivieren, die meestal wel met stoombarkassen te bevaren zijn, zoodat ook de afvoer naar de verscheephavens geen moeilijkheden zou ondervinden; bovendien geeft het koelie-vraagstuk hier ook geen groote zorg, daar uit Hongkong, Singapore en Java wel werkkrachten aan te voeren zouden zijn. Noodzakelijk zou echter zijn een beter en veelvuldiger verbinding van Britsch-Noord-Borneo met de buitenwereld. Wel is het gebied verbonden met Singapore, Hongkong en de Zuid-Philippijnen, terwijl ook de vijf goede havens, die het land op tamelijk regelmatigen afstand van elkaar bezit, onderling geregelde verbinding hebben, maar toch ligt Noord-Borneo nog te veel op zij van de groote verkeerslijnen, om een massa-product als de copra gemakkelijk en goedkoop te kunnen verschepen naar de Europeesche havens.

[ocr errors]

M. E. A. RAADERSMA.

Spoorwegplannen in Noorwegen. Bij de groote spoorwegen, die in de laatste jaren in Noorwegen ontstonden en gedeeltelijk nog in aanleg zijn, kunnen thans weder een aantal ontwerpen voor den aanleg van groote en gedeeltelijk belangrijke spoorweglijnen gevoegd worden. Het spoorwegnet van Noorwegen beperkt zich thans nagenoeg tot het zuidelijkste derde gedeelte van het land, met Drontheim als noordelijkste punt. Daarom is het van groot belang, dat nu ook het plan van een noordelijken spoorweg op den voorgrond treedt, die door het geheele noordelijke Noorwegen zal gaan, met Tromsö als einddoel. Men is er reeds mee begonnen. Van Hell, ten Oosten van Drontheim, tot Sunnan, 105 kilometer, is de spoorweg reeds gereed. In aanleg is nu het 79 K.M. lange stuk van Sunnan naar Grong, waar in de buurt ijzererts is.

In aansluiting met den nu electrisch geworden Zweedschen spoorweg over Kiruna naar de Noorsche grens, heeft Noorwegen indertijd het 41 kilometer lange stuk van de Zweedsche grens tot Narvik aangelegd, dat een alleenstaande lijn in noordelijk Noorwegen vormt en in de eerste plaats voor den uitvoer van ijzererts uit Zweden naar Narvik dient. Deze spoorweg wordt met stoom gedreven.

De ontworpen noordelijke spoorweg zal over het geheel midden door het land gaan en op verschillende plaatsen door zijlijnen met de kust verbonden worden, b.v. met de havenplaatsen Mamsos, ten

Westen van het toekomstig spoorwegstation Grong, en met Bodö, dat ten Zuiden van de Lofoten, aan de Saltenfjord, ligt. Voorloopig is de Noordelijke spoorweg tot Rösvik, iets noordoostelijk van Bodö, ontworpen; maar er is ook een ontwerp gereed, om de lijn tot Narvik te verlengen, van waar de lijn naar Tromsö moet worden doorgetrokken. In rechte lijn bedraagt de afstand van Drontheim tot Tromsö ongeveer 800 K.M., doch de spoorweglijn wordt natuurlijk, ook zonder de zijlijnen, veel langer. Het aanleggen van dezen spoorweg is niet alleen in oeconomisch, maar ook in nationaal en politiek opzicht van belang. Want bij de groote uitgestrektheid van het land liggen de noordelijke provincies Tromsö en Finmarken zeer afgezonderd van het overige Noorwegen. De eenige verbinding vormen de postbooten, die varen tot de aan Rusland grenzende streken aan de IJszee, n.l. tot aan de Varanger fjord.

In het gedeelte van Noorwegen, dat zuidelijk van Drontheim ligt, gaan thans ettelijke belangrijke spoorweglijnen de voltooiing tegemoet, namelijk de Dovre-spoorweg, waardoor een nieuwe verbinding tusschen Kristiania en Drontheim ontstaat, en de naar een rivier genoemde Rauma-spoorweg, die van Domaas, waar ook de Dovre-spoorweg zijn uitgangspunt heeft, naar het Romsdal leidt, dat een veelbezocht reisgebied is en in welks nabijheid Molde ligt. Daarheen wordt dus van Kristiania uit een gemakkelijke toegang geschapen, daar tusschen het eindpunt van den Rauma-spoorweg, Aardalsnes, en Molde een stoomboot vaart. In aansluiting hierop is er nog een plan, een lijn van Molde naar Kristianssand aan te leggen, die op kleine schaal een tweede spoorweg Florida-Key West (Amerika) zou worden, daar zij kilometers ver langs de kust over zee en scheren aangelegd zou moeten worden.

De bevolking van het territorium Hawaii. — In 1915 (1 Juli) bestond de bevolking van deze eilandengroep uit: 93000 Japanneezen, 24000 Portugeezen, 22000 Chineezen, 16000 Amerikanen en NoordEuropeanen, 15000 Filippinos, 5000 Westindiërs van Porto Rico, 4000 Spanjaarden en nog ruim 5000 vertegenwoordigers van verschillende natiën, benevens 24000 Hawaiërs en 15000 halfbloed Hawaiërs, als overblijfsel van de oorspronkelijke Polynesische bevolking, te zamen ruim 223,000. Voegt men hierbij nog een Amerikaansch garnizoen van 9600 man, die vermeerderd zullen worden tot 17000 man, dan

krijgt men een totaal van 240000. Dus is de bevolking voor bijna % Japanneesch, terwijl zoowel door immigratie als door een hoog geboortecijfer dit aandeel nog steeds stijgt. Tegenover het betrekkelijk gering aantal Amerikanen steekt hierin een gevaar, vooral daar de Japanneezen zich als de toekomstige beheerschers van den Grooten Oceaan, en de Amerikanen als de voornaamste tegen

---

standers in dit opzicht beschouwen. Dat de Japanneezen reeds beginnen, over onderdrukking door de Amerikanen te klagen, ligt in de lijn; ook, dat de laatsten den verderen toevloed hier zullen trachten te keeren, zooals in de staten aan den Grooten Oceaan. De hoogste stuwdam der Aarde. Deze bevindt zich thans in het zuidwesten van den staat Idaho, in de Boise river, een rechter bijstroom van de Snake river. Hij is van 1911-15 gebouwd, 116 M. hoog, 350 M. lang en boven met een 5 M. breeden weg. Het stuwbekken heeft een lengte van 32 K.M., is bij den dam 73 M. diep en bevat 3 milliarden M3. water, waarmee men 100000 H.A. ruim 3 d.M. onder water kan zetten. Een tweede, kleinere stuwdam verder beneden waarts dient voor de verspreiding over de landerijen. Het stuwbekken en de rivier daar beneden dienen tevens voor een reusachtigen houtafvoer naar tal van zaagmolens.

R. SCHUILING.

Oude klokken en klokgieters.

De stand van vrije boeren en burgers, die in ons land tijdens en goeddeels tengevolge van de kruistochten ontstaan was, kwam al spoedig tot een zekere mate van welstand, die zich het duidelijkst zichtbaar uitte in de stichting van tal van openbare bouwwerken, vooral kerken en stadhuizen, die geen van beide compleet waren, zoolang ze geen torenklok hadden.

en

Als de stadhuisklok geluid werd, riep zij de gemeente bijeen, om te luisteren naar de afkondiging van stedelijke verordeningen etc., of tot verweer tegen gemeenschappelijk gevaar. Wij denken daarbij natuurlijk in de eerste plaats aan een vijandelijke legermacht, die het op de stad gemunt had en dus verjaagd moest worden; maar evenzeer zoo niet meer, was de nood aan den man, wanneer binnen de poort brand uitbrak. Want onze middeneeuwsche steden waren nagenoeg uitsluitend van hout gebouwd, dat jaarlijks geteerd werd om beter tegen den invloed van het weer bestand te zijn, en voor dak gebruikte men riet of stroo. Zoo werd, vooral in het warme jaargetijde, een stad gelijk aan een licht ontvlambaren fakkel, die maar enkel op een vonk wachtte, om in lichtelaaie te slaan menig Hollandsche stad is dan ook op die wijze in vlammen opgegaan; sommige zelfs meer dan ééns. Het was dus noodig, dat ieder weerbaar man oogenblikkelijk met het noodige gereedschap ter plaatse verscheen, als er brand uitbrak of een vijandelijke legerschaar bestreden moest worden, en opdat men dadelijk zou weten, waar het om te doen was, was het algemeen gebruikelijk de klok te kleppen bij brand en te luiden bij oorlogsgevaar, zoodat niemand zich behoefde te vergissen door met een brandemmer te komen aanloopen, als hij een hellebaard of piek noodig had. En omdat de klok haar noodkreten met zooveel kracht uitgalmde, dat ze in een wijden omtrek gehoord konden worden, vergeleek men haar gaarne bij den beroemden hoorn van Ridder Roeland, den geliefden held van het Rolantslied, die bij iedereen bekend was.

Roelant heette de beroemde banklok van het rijke Gent, Roelant heette ook die van Breda; op haar mantel stond:

TIJDSCHRIFT V. GESCH. LAND- EN VOLKENK. XXXIe jaarg.

21

« PrécédentContinuer »