Images de page
PDF
ePub

keten van de Peusangan naar 't Westen, waartoe ook de Weesberg behoort en waarop de Goudberg staat, met oud-vulkanische overgietingen gekroond. Hoe groot hier de uitgestorte andesietmassa's geweest moeten zijn, blijkt wel uit de dikke lagen ijzerzand, het verweeringsproduct dezer andesieten, die over groote afstanden de kust van Noord-Atjeh bedekken. Ook langs de Westkust vinden we geweldige oud-vulkanische massieven; ongetwijfeld is de Goenoeng Loser, een der reusachtigste bergen van Sumatra, een oud-tertiaire vulkaan. Ook de Intem Intem top is met tuffen bedekt en de voet der kalkgebergten is dikwijls van vulkanische gesteenten vergezeld. Jong-vulkanisch is de Goudberg, eveneens de Geureudong; beide steunen tegen een oud-vulkanisch gebergte; als jongste parasiet zit aan de Zuidzijde van den Geureudong de kegel van den nog werkenden Telong, terwijl tot dezelfde groep ook de Bieus behoort, die met zijn tufmassa's eens de Peusangan den weg versperde. Ook het eiland Poeloe Weh met heete bronnen en solfataren is denkelijk jong-vulkanisch. In Zuid-Gajoland vond Schr. nergens jong-vulkanisme: hij wijst er vooral op, dat nergens ten Noorden der vulkaanstrook - en dat geldt voor geheel Sumatra - het oude grondbergte meer voorhanden is. Het getal werkende vulkanen van Sumatra is nu veertien (Krakatau, Dempo, Kaba, Piek van Korintji, Talang, Merapi, Singgalang, Pasaman, Sorik Berapi, Poesoek Boekit, Sibajak, Sinaboen, Telong, Goudberg), benevens enkele twijfelnummers (Poeloe Weh, Soeroengan, Geureudong).

Ook in de Gajolanden vindt men de sporen van groote tegenstelling tusschen een droge periode aan 't eind van 't tertiair en een pluviale periode als begin van 't quartair: in den drogen tijd veel puinvorming, dat ter plaatse bleef, in den diluvialen regentijd afvoer van dat puin. Dat ook hier eens de rivieren veel machtiger waren dan thans, getuigen de terrassen.

Een kort overzicht der tektonische geschiedenis van Sumatra geeft nu het volgende:

Het oude palaeozoïsch grondgebergte is in Midden-Sumatra behouden gebleven in den vorm van twee groote bogen, nl. de Padanger boog, die van ZO.-NW. ombuigt tot Z.-N., evenals de Tapanoelie boog, welke van de kust dwars door Sumatra naar 't Noorden te volgen is en waarin de inzinking van het Tobameer gelegen is. Zoo ook in Noord-Sumatra: de Alas boog, welke als ZO.-NW. gerichte bergreeksen het Batakland beheerscht en de ketens ten Z. van Alasland en ook het Wilhelmina gebergte omvat; de vlakte van Singkel en de Alaslaagte onderbreken als groote dalingsvelden den samenhang der deelen van dezen boog, - de Gajo boog, welks

O.-W. gerichte ketens bij de Noordpunt van Sumatra naar 't N. W. ombuigen; de Tawarhorst behoort er toe, het Gajosch Centraal gebergte en de breede ruggen van 't Gajosch Barisan gebergte sluiten er bij aan; gescheiden worden deze deelen door de jongere inzinkingen van Deureut, Gajo Loeos. Dit zijn de overblijfselen van 't groote, oude bergland, soms omhooggedrongen door opkwellende granietmassa's, die dus de kern ervan uitmaken. In 't laatste deel van 't primaire tijdvak was Sumatra een eilandenwereld: koraalriffen werden opgebouwd langs de flanken der langwerpige eilanden, thans aanwezig als langgestrekte kalkgebergten.

In secundairen tijd was Sumatra ongetwijfeld meest land; het maakte deel uit van 't Gondwana kontinent, door welks verzinken de Indische Oceaan ontstond. Langzamerhand begon ook in Sumatra de verbrokkeling, deelen zonken weg, zooals Gajo Loeos, duizenden meters diep. Reusachtige sedimentmassa's werden in deze met water gevulde kloven afgezet; het vulkanisme kreeg groote beteekenis en vooral vulkanische producten waren het, die deze kloven vulden Daarop volgde een opheffing, die Sumatra tot vastland maakte en een tijdperk van droogte veroorzaakte, gevolgd door nieuwe inzinkingen, o.a. Straat van Malaka, Alaslanden, en daarna de regenperiode, in welken diluvialen tijd vooral de Oostelijke vlakte ontstond (Slot volgt). N. L. WILTINK.

Deventer.

Historische Mededeelingen.

Vaderlandsche Geschiedenis.

De vrede van Cateau Cambresis. Als een uitnemend werk wordt door Bondois in de Revue hist. van Juli-Aug. 1914 geroemd : Romier: les origines politiques des guerres de religion. (Paris, Perrin 1914), in welks tweede deel o. a. de oorlog van 1556-1559 wordt behandeld. Den vrede van Cateau Cambresis verklaart ook deze schrijver vooral door de vrees van Hendrik II voor de toename van het protestantisme, waarvan Philips II handig gebruik wist te maken; toch was de vrede niet het werk van de Guises maar van Montmorency en van Diane de Poitiers. Frankrijk deed tot verrassing van geheel Europa in alle punten concessies, ook naar den kant van Italië, waar vooral de teruggave van Savoye te betreuren viel.

---

De Staten-Generaal van 1576. Onder de lacunes in het uitgegeven bronnenmateriaal voor onze geschiedenis is een der bezwaarlijkste het ontbreken eener publicatie van de Resolutiën der StatenGeneraal, zooals ieder, die de zware folianten van het Rijks-archief in den Haag heeft moeten raadplegen, zal hebben ondervonden; de exemplaren in andere archieven toch zijn verre van volledig. Een heugelijk bericht is het dus, dat de Commissie van 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën deze zaak ter hand neemt en eerlang een deel, over 1576 en 1577 handelend, zal doen verschijnen. Als een voorstudie, hiermede verband houdend, publiceert Dr. Japikse in de eerste aflevering van Deel III van Nijhoffs Bijdragen een artikel over de Staten-Generaal van 1576. Hij bespreekt eerst het verschil, ons door Fruin bekend geworden, van de bede-vergaderingen der Patrimoniale gewesten en de groote vergaderingen als die in 1555; vooral de kwestie aangaande beperkte of onbeperkte mandaten der afgevaardigden. Daarna behandelt hij de bijeenroeping van 1576, een bijeenroeping, nog minder wettig dan die der Hollandsche Statenvergadering van 1572. De Staten van Brabant, weldra ook het weer in vrijheid gestelde deel van de Raad van State, richtten zich tot de Staten van alle trouw gebleven gewesten,

waarvan verreweg de meeste dan ook langzamerhand afgevaardigden zonden. De vergadering bracht een algemeene Unie, die van Brussel, tot stand; zij wist echter voor de brandende kwestie, die van den godsdienst, geen oplossing te vinden. Van belang is vooral, dat deze vergadering, vijf jaar voor de afzwering, de regeering aan zich trekt; zij zond gezanten, leende geld, wierf troepen, stelde stadhouders aan en maakte de kerkelijke indeeling van 1559 gedeeltelijk ongedaan, door de abdijen weer van de Brabantsche bisdommen te scheiden. Ook deed zij de Noord-oostelijke gewesten tot de algemeene middelen contribueeren; dat laatste is een belangrijke stap in de richting der eenheid. Dr. Japikse oordeelt dan ook over deze vergadering tamelijk gunstig, al liet de kwaliteit der leden veel te wenschen over; „pour la plus part jeunes seigneurs fort légiers et insolens (qui) commettaient beaucoup de folies et légièretés en ville comme jeunes éscoliers eschappé de l'escole"; zooveel dwaasheden haalden de heeren uit,,qu'un chascun commençoit à estre desgouté de telle noblesse." Soms kwamen zij ter vergadering „mors yvres", en dit niet alleen de edelen maar ook de pensionnarissen der steden.

De bedoelde aflevering bevat verder een uitvoerige studie over Noordwijkerhout en een zeer nuttige opgave van documenten vermeld in de Reports of the Royal Commission, behoorende tot allerlei particuliere archieven. Daar deze Rapporten niet onder ieders bereik zijn, kan dat overzicht wellicht vele diensten bewijzen.

Don Juan van Oostenrijk. Geruimen tijd geleden reeds vestigden we de aandacht op het proefschrift, waarop Dr. H. F. M. Huybers is gepromoveerd, het eerste deel eener monografie van Don Juan, waarin zijn leven tot aan zijn aankomst in de Nederlanden werd behandeld. Het tweede deel, dat reeds geruimen tijd op bespreking heeft gewacht, behandelt het tijdperk, dat afgesloten wordt door het tot stand komen van het Eeuwig Edict, een tijd, uiterst ingewikkeld en vol kwesties, die nog op ontwarring wachtten.

In het eerste hoofdstuk worden ons de eerste onderhandelingen van de gezanten der Staten-Generaal met Don Juan van 2-12 Dec. 1576 geteekend; deze schijnen tot een gunstig resultaat te zullen leiden, daar de Staten verklaren trouw te willen blijven aan Koning en Kerk, als het onderscheppen van correspondentie tusschen den landvoogd en den bevelhebber der Spaansche troepen te Antwerpen alles in de war dreigt te sturen. Vooral de motiveering der Spaansche furie,,cette victoire quoiqu'elle ait été sanglante et que beaucoup de dommage ait été causé à la ville, est d'une très-grande importance" zet kwaad bloed. Maar ondanks de door Oranje uitgelokte volksbewegingen op 12 en 14 Dec. besluit de partij, die voor verzoening is, toch de onderhandelingen voort te zetten; een gedeelte TUDSCHRIFT V. GESCH. LAND- EN VOLKENK. XXXIe jaarg.

der Staten Generaal verplaatst zich naar Namen om vandaar met Don Juan te onderhandelen. Bereikt wordt echter slechts weinig; Don Juan weigert te Namen te komen; bovendien blijkt één strijdpunt: vertrek der troepen over land of over zee, niet op te lossen. Aanvankelijk hadden de Staten-Generaal geen bezwaar tegen het laatste; zij vermoedden niet, wat Don Juan's plan daarbij was: een inval in Engeland tot onttroning van Elisabeth, geheel overeenkomstig de hem door Escovedo gebrachte geheime instructie van II Nov. 1576.

Daarna wordt het ontstaan van de (eerste) Unie van Brussel geschetst, een compromis tot bewaring der eendracht tegenover Don Juan, waarvan de grondslag gelegd werd op 29 Dec. '76, mede ontworpen door ijverige aanhangers van Oranje, bekrachtigd op 9 Jan. '77. De schrijver koos in deze bekende strijdvraag 1) partij aan de zijde van hen, die aannemen, dat Oranje de aanneming der Unie, uit opportunisme, wel heeft gewenscht. Holland en Zeeland hebben slechts geteekend onder restrictie betreffende hun positie in het godsdienstige. Gelijktijdig dringt Don Juan er bij den Koning op aan, dat het leger versterkt zal moeten worden door zending van Spaansche en aanwerving van andere troepen tot 26000 man.

Daarna volgen de onderhandelingen te Huy, van 22 Jan.-27 Jan., waarvan een zeer uitvoerig en levendig verslag wordt gegeven; na taaien tegenstand stond de landvoogd toe, dat de troepen over land zouden afreizen, zeer tegen zijn zin en op beslisten last van den Koning, die den weg van den vrede wilde ingeslagen zien.

Het zevende hoofdstuk spreekt over de houding van Elisabeth, die blijkbaar vrij goed ingelicht was over de Spaansche plannen en den terugkeer der troepen over zee zeer bedenkelijk vond. Onder deze omstandigheden zal het verzoek van 's landvoogds gezant, dat de troepen, als ze door storm of andere redenen een Engelsche haven mochten binnen vallen, goed ontvangen zouden worden, zeer groot wantrouwen hebben opgemerkt. Blijkbaar heeft dus Elisabeth, die in deze dagen de in dringende geldverlegenheid verkeerende StatenGeneraal met een leening van 200000 Pond heeft bijgestaan, invloed uitgeoefend op het halsstarrig vasthouden der Staten-Generaal aan het kiezen van den weg over land.

Na den vrede van Huy duurde het nog drie weken, eer het Eeuwig Edict tot stand kwam. Moeilijke weken waren dit voor de landvoogd; wanhopig over het mislukken van zijn plannen, vroeg hij zijn ontslag, dreigde zelfs in intieme brieven eigenmachtig het land

1) Groen, Nuyens

-

P. L. Muller meenen dat de Unie is uitgegaan van den Prins; Bussemaker en Pirenne, dat zij gesloten is zonder 's Prinsen instemming.

« PrécédentContinuer »