Images de page
PDF
ePub
[graphic][subsumed][subsumed][ocr errors][subsumed][merged small][subsumed]

Een officier van de Zwitsersche gardes

DOOR

DR. NELLY GEERTS.

Den 14den April 1787 kwam 's avonds met de trekschuit een jongen van zestien jaar in Den Haag aan. Hij had het ovale gezicht met de magere wangen, den welgevormden, smallen, rechten neus en de spitse kin van het zuiver Opperduitsch type, dat wij nog heden op Allemannisch gebied kunnen ontmoeten en dat ons ook op de altaarschilderingen van Bartholme Zeitblom frappeert. Evenals bij de gestalten van den vijftiendeeuwschen Ulmer meester lag een lyrische trek op het edelbesneden gelaat met de groote, droomerige oogen, maar om den mond speelde soms een spottend lachje, dat de eeuw van Voltaire verried. Die jongen heette David Hesz; hij was de zoon van een welgesteld Züricher burger, die van 1750 tot 1756 of 58 bij de Zwitsersche gardes H. H. M. de StatenGeneraal gediend had en sedert 1767 op een buitenplaats aan den voet van den Zürichberg woonde.

Daar David Hesz later in zijn vaderland een naam als schrijver maakte en zelfs een Goethe zich voor zijn werk interesseerde, daar hij bovendien de teekenaar is van een beroemde Karikaturenserie, de Hollandia Regenerata, zij het mij vergund, het een en ander over hem en zijn negenjarig verblijf in ons land mede te deelen. In staat gesteld ben ik hiertoe door de groote welwillendheid van zijn laatsten biograaf, Dr. Eschmann in Zürich, die mij zeer uitvoerige uittreksels uit de correspondentie van zijn landgenoot ten gebruike afstond. Op Dr. Eschmann's monographie, 1) de volledigste publicatie over David Hesz zij hier tevens de aandacht gevestigd.

Vader Hesz kende het leven van gardeofficier in Den Haag en had besloten, dat zijn eenige zoon ook deze leerschool in den vreemde

1) Ernst Eschmann: David Hesz. Seine Leben und seine Werke, Aarau 1910. (289 S.)

zou doorloopen. Met een bezwaard hart was David begin April uit Zürich vertrokken onder geleide van een officier, wiens verlof ten einde liep. Een andere landgenoot in Den Haag had in de Heerenstraat kamers voor hem gehuurd en liet hem dadelijk een uniform aanmeten. Al spoedig verscheen een sergeant, om den nieuweling de elementen van het exerceeren te leeren. David had er niets geen plezier in. Il faut avoir le corps raide comme un baquet et être gêné en toute manière", klaagde hij in zijn niet zeer correct Fransch, waarin hij zijn brieven naar huis moest schrijven. Hij was als kind wat verwend en had nooit de schooltucht leeren kennen, daar hij thuis onderwijs gekregen had, wat zijn aanleg tot eenzelvigheid versterkt had. Einde Mei werd hij als vaandrig bij de Züricher compagnie van het garderegiment ingelijfd.

Rudolf Hesz had geen ongunstiger tijd voor het vertrek van zijn zoon kunnen kiezen, hij vermoedde echter niet, welke hevige onlusten de Republiek verscheurden. Toen David den Hollandschen bodem betrad, beheerschten de patriotten nog den toestand. De lezer weet, dat de Staten van Holland in September 1785 den Stadhouder het bevel over het garnizoen in Den Haag ontnomen en hem een jaar later als kapitein-generaal geschorst hadden. Aan de grenzen van hun gewest hadden zij toen een cordon van militairen uit de generaliteitsvestingen gelegd. David Hesz merkte op zijn reis te water van Nijmegen naar Den Haag niets van deze grensbewaking; evenmin schijnt hij geweten te hebben, dat Prins Willem V reeds twee jaren Den Haag meed en destijds juist te Nijmegen verblijf hield. Diezelfde dagen, dat de jonge Zwitser van Kleef naar Den Haag reisde, had de Stadhouder een gewichtige bespreking met Mr. Abraham Calkoen, oud-hoofdofficier der stad Amsterdam, die uit naam van de antipatriotsche maar ook antioranjegezinde meerderheid der Regenten met den Prins had te onderhandelen over maatregelen tot hun veiligheid, waarvoor zij o.a. de teruggave van het kapiteinschap-generaal en van het Haagsch commando beloofden.

De Zwitsers, die zich in Den Haag over hun jongen landsman ontfermden, vertelden hem, dat verscheidene hunner kameraden deel uitmaakten van een Oranjecorps. Het bevel daarover, zeiden zij, voerde de oudste van de twee heeren Bentinck, „die in Zwit serland geweest is." 1) Dit is de eenige opmerking over de onlusten in de eerste drie brieven, die David uit Den Haag aan zijn vader schreef. De brief van den 24sten Mei bevat dan een beschrijving van de beëediging der gardes. Van hetgeen intusschen gebeurd was,

1) Graaf Willem Gustaaf Frederik Bentinck van Rhoon.

kwam hem nauwelijks iets ter oore. De hierboven vermelde poging der Amsterdamsche aristocraten, zich met den Prins te verzoenen, was mislukt, daar de Bijltjes, de leden van het scheepstimmermansgild, die hen zouden beschermen, meer oranjegezind dan Oranje zelf, een volledig herstel van den Prins verlangden, wat de Regenten niet wilden toestaan. Tot hun eigen nadeel, want aan de patriotsche minderheid gelukte het daarop, den 21sten April met behulp der gewapende burgercompagnieën negen niet patriotsche vroedschappen af te zetten. Den 23sten April had te Rotterdam een dergelijke remotie plaats, zoodat de Staten van Holland nu een meerderheid van ijverige patriotten hadden. Een conflict met de Staten-Generaal, die een meerderheid van vier prinsgezinde gewesten bezaten, kon niet uitblijven en brak ook uit, toen generaal van Rijssel den 25sten April aan de troepen van het cordon het bevel meedeelde, op bepaalde seinschoten onmiddellijk de grens der provincie Utrecht te overschrijden. De Staten-Generaal vaardigden een tegenbevel uit, waarop Holland de officieren ontsloeg, die niet verklaren wilden, de bevelen van zijn Staten te zullen gehoorzamen boven die der Staten-Generaal. Den 8sten Mei waagden de Staten van Utrecht, die te Amersfoort zetelden, een poging om de patriotsche stad Utrecht van Holland af te snijden. Die poging mislukte jammerlijk in het gevecht aan de Vaart dreven den 9den Mei patriotten uit de stad Utrecht hun tegenstanders op de vlucht, waarop Hollandsche troepen het gewest binnenrukten.

Eenige dagen later verlangden de Staten van Holland van alle troepen van het Haagsche garnizoen den eed van trouw en gehoorzaamheid. Toen hebben", schrijft David Hesz, „onze officieren een rekest ingediend, waarin zij zeiden, dat zij bereid waren, den eed af te leggen, wanneer zij de verzekering konden krijgen, dat men niets van hen zou eischen, dat streed met het verdrag, dat de Staten-Generaal met de kantons gesloten hadden." Die verzekering werd hun gegeven. Voor de eedsaflegging werden de troepen op het Plein opgesteld: aan de eene zijde de Zwitsersche gardes, aan de andere de gardes du corps. Baron van WassenaerStarrenburg, lid van het Personeel Besogne ter vervanging van den kapitein-generaal, kwam met twee andere heeren, las den eed, waarvan Hesz geen woord begreep, voor en schreed langs de gelederen, bij iederen officier halt makend. Deze sprak dan de woorden So wahr mir Gott helf." De bedoeling der Staten van Holland was, door dezen maatregel de troepen, die te hunner repartitie stonden, nauwer aan zich te binden, een ijdele hoop, want voor en na liep veel krijgsvolk van de geregelde troepen naar de tegenpartij over.

De mededeelingen in David's brieven aan zijn vader vervolgend, merken wij, dat hij vaak onvolledige soms zelfs onjuiste berichten over hetgeen in den lande voorviel, gaf. Geen wonder trouwens, hij las geen couranten en ging af op wat anderen hem zeiden. Hij was in dezen tijd ook nog te jong om over de drijfveeren en het streven van patriotten, oranjeklanten en oligarchen te kunnen oordeelen. In den loop der jaren leerde hij wel het land en de bewoners beter kennen, maar een onpartijdig beoordeelaar was hij ook bij zijn vertrek in 1796 niet. De stroomingen van zijn tijd, vooral de politieke en sociale, heeft deze tegenstander van de democratische beginselen nooit in het juiste licht gezien. Wij willen ons daarom beperken tot zijn mededeelingen over hetgeen voor zijn oogen of ten minste in zijn onmiddellijke nabijheid plaats had. Hij zag bij voorbeeld, dat in Den Haag het rekest van de Oranjesocieteit druk geteekend werd, waarin aan de Staten van Holland de terugroeping en het volledig herstel van den Prins werden gevraagd.

Het begon er voor de patriotten intusschen zeer hachelijk uit te zien. Den 13den September overschreden de Pruisen de grens, den 17den namen zij Gorkum; daarna de stelling Nieuwpoort-Schoonhoven verlaten vindend, hadden zij den weg naar Den Haag vrij; gingen er echter niet heen, daar de Hertog van Brunswijk den 19den 's morgens vroeg hoorde, dat de oranjepartij in Den Haag reeds triomfeerde. Den 18den September droegen de officieren daar oranjekokardes. Zwitsersche militairen maakten vrijcorpsisten in de Wagenstraat onschadelijk, zoodat het volk, als het maar Zwitser zag, zong:

De Wagenstraat is overgegaan, juché! (bis)

De Wagenstraat is overgegaan

Dat hebben de lieve Zwitsers gedaan

Vivat Oranje, juché (bis)

natuurlijk volgens de wijs: „Al is ons Prinsje" etc.

Willem V kwam 20 September met een grooten stoet terug en hield een pompeuzen intocht.

Den 3den October 's avonds om 6 uur van een wandeling thuiskomend, vond David op zijn tafel een marschbevel voor 8 uur. Snel pakte hij het noodzakelijkste voor de reis in en begaf zich naar de plaats van samenkomst. Men ging scheep en den volgenden morgen stond men voor de poort van Haarlem. 8 October liet de magistraat ze openen: eerst rukten huzaren binnen, dan het regiment Sachsen-Gotha uit Leiden, vervolgens het eerste bataljon Zwitsersche gardes, waartoe David behoorde, onder bevel van Golowkin. Deze troepen moesten de actie van den Hertog van

« PrécédentContinuer »