Images de page
PDF
ePub

gewond. Hesz wijt den tegenspoed terecht aan den Oostenrijkschen generaal Beaulieu, die, met zijn troepen bij Wevelghem staande, in strijd met de afspraak den Prinsen van Oranje niet tegen de overmacht te hulp kwam. Over onze verliezen op dezen 13den September bestaan tegenstrijdige opgaven. De officieele cijfers bij Bosscha 1): 149 dooden, 443 gewonden, 897 man + een geheel grenadiersbataljon gevangen genomen, zijn vermoedelijk te laag, gezien de veel hoogere getallen in von Witzleben's monographie over Prins Friedrich Josius von Coburg-Saalfeld en in Sir Harry Calvert's Journal and Correspondence." Hesz spreekt, waarschijnlijk op gezag van andere officieren, van 1800 dooden en minstens evenveel gewonden, wat in ieder geval niet juist is, daar hij de vermisten vergeet. Volgens hem werd het leger bovendien verzwakt door deserties na den strijd.

Tot 30 September bleven de troepen der Republiek in het kamp van Melle bij Gent. Dat de Stadhouder zich met een diplomatieke opdracht daarheen gespoed had, merkte Hesz niet. Toen menschen en dieren wat bekomen waren van de zware inspanning, rukte men onder bevel van den weinig beminden Erfprins uit, om met de Oostenrijkers Maubeuge te belegeren. De Oostenrijksche troepen onder bevel van den Prins van Coburg bevonden zich reeds in Frankrijk; zij hadden 11 September Le Quesnoy, westelijk van Maubeuge, veroverd. Den 30sten September kwam de Erfprins met zijn leger tot Aalst, den volgenden dag tot Brussel, waar één dag rust genomen werd. Daarna ging hij op slechte wegen over Braine le Comte naar Bergen en den 5den October was de Sambre bereikt. De strategische situatie hier, die nauw verband hield met de besprekingen tusschen den Stadhouder en het hoofdkwartier in Melle, kon David Hesz natuurlijk niet duidelijk worden. De waarheid was, dat de Erfprins overeenkomstig zijn opdracht weigerde, de Sambre over te steken en het geretrancheerde kamp der Franschen aan te vallen: niet ten tweeden male wilde hij voor de onbetrouwbaar gebleken Oostenrijkers de kastanjes uit het vuur halen. Deze konden alleen het Fransche leger, dat Maubeuge trachtte te ontzetten, niet weerstaan, weshalve het beleg werd opgebroken. 17 October gaf de Prins van Coburg het sein tot den terugtocht. Het Hollandsche leger verliet den volgenden dag zijn stellingen en marcheerde tot voor Bergen. Den 14den October 's morgens om half zes hadden de Franschen een uitval gedaan, maar waren door onze troepen teruggedreven. Bij den

1) Heldendaden III, 97.

terugtocht op 17 October bracht kapitein van Batenburg door zijn beleid zijn elf stukken geschut zonder bedekking in veiligheid. Tegenover zulke bewijzen van moed en bekwaamheid klinkt het nog al kinderachtig, David Hesz te hooren snoeven, dat het Hollandsche leger alleen dank zij de Zwitsersche brigade zijn reputatie niet geheel verloren heeft.

Begin November betrok het leger der Republiek kantonnementen in de buurt van Nivelles. De tocht daarheen over zeer slijkerige wegen was vooral voor de artillerie moeilijk. David bleef tot den 28sten met zijn oppasser en vijf man in een boerenwoning te Houtainle-Mont ingekwartierd. Toen werd het leger der Republiek gesplitst: ongeveer 12000 man gingen naar Luik en betrokken daar de winterkwartieren, de rest 4000 man keerde naar het vaderland terug. David Hesz behoorde tot deze laatste groep. Zijn weg voerde over Breda naar Raamsdonk, waar hij zich moest inschepen. Den 6den December bereikten de Hagenaars hun garnizoen en werden vroolijk door de bevolking begroet. Prins Frederik verwelkomde ze bij Rijswijk. Maar iemand deelde er niet de opgeruimde stemming van burgers en militairen: dat was de oude, jichtige generaal der Zwitsers Fr. Ludwig Hesz, die den veldtocht niet meegemaakt had.

Half Januari werden de krijgsbedrijven in de Zuidelijke Nederlanden hervat, maar David Hesz nam aan de operaties, die nu volgden, niet deel. Den 2den Februari kreeg het Zwitsersche garderegiment van den Prins bevel, een veldbataljon te vormen; door loting werd bepaald, welke officieren daartoe zouden behooren. Aangevoerd door kolonel Paravicini verliet dit bataljon 11 Maart Den Haag. Het onderscheidde zich bijzonder den 20 April door een aanval op het Fransche kamp voor Landrecies, welke vesting door deze actie belegerd kon worden en 30 April veroverd werd. Ons bataljon", vertelt David Hesz, „mocht het eerst Landrecies binnentrekken; het stadje had vreeselijk van het geschut geleden. Toen de plaatselijke commandant de sleutels, die hij in de hand hield, aan den Erfprins overgaf, zeide hij: „Ik kan ze niet anders overreiken; uwe kanonnen hebben alles verpletterd, zelfs geen bord heb ik over, om ze u volgens het gebruik ter hand te stellen."

"

David volgde het verder verloop van de krijgsoperaties met begrijpelijke belangstelling. Als ooggetuige beleefde hij intusschen niets merkwaardigs noch in Den Haag noch in Amsterdam, waar hij van half Augustus tot einde November gedetacheerd was. Hij leerde daar den bankier Muilman kennen en moet in diens huis A. W. Schle. gel aangetroffen hebben, die er van 1791 tot 1795 gouverneur was. Schlegel was zeer ontvankelijk voor litteraire kunst, waardeerde ze zelfs beter dan David Hesz. Naam te maken begon hij, dat is waar,

[graphic][subsumed][subsumed]

Het,Committé van Koophandel en Zeevaart."

Spotprent op den ondergang van handel en scheepvaart uit de „Hollandia Regenerata."

eerst na zijn terugkomst in Duitschland. Toch is het vreemd, dat hij niet door David genoemd wordt.

De val der Republiek deed zich aan dezen geenszins als een schokkende gebeurtenis voor. Het gevaar had reeds eenige maanden gedreigd en, toen de kritieke dagen werkelijk gekomen waren, geschiedde in Den Haag alles veel kalmer dan verwacht was. Den 22sten Jauuari 1795 verscheen generaal Moreau met een escorte van 12 huzaren. Den volgenden dag moest het geheele garnizoen hem onder eede beloven, niet tegen de Fransche Republiek te dienen, tot man tegen man en rang tegen rang uitgewisseld of nieuwe overeenkomsten gesloten zouden zijn. 's Avonds kwam de overwinnaar Pichegru in de stad; zijn geruststellende verzekeringen en zijn eenvoudig optreden maakten een goeden indruk.”

De Zwitsers hadden zich over de Franschen niet te beklagen, hun generaal Hesz - niet verwant met David - werd zelfs met onderscheiding door hen behandeld. Er ontstonden echter moeilijkheden over de betaling, want de nervus rerum begon in de betaalkassen te ontbreken. Oordeelende, dat de kantons in deze kwestie voor hun zonen hadden op te komen, stelde David Hesz een memorie op, waarin hij de situatie der Zwitsers in Holland trachtte duidelijk te maken en op een eervolle terugroeping der brigade aandrong. Nadat zijn generaal het stuk gelezen en goedgekeurd had, ofschoon de oude heer eigenlijk vond, dat het te ver ging, werd het door den Berner kolonel Grafenried bij het verslag aan diens regeering ingesloten.

6 Februari werd met veel vertoon de vrijheidsboom op het Buitenhof geplant, waar de militairen der Republiek nu gezamenlijk met de Fransche de wacht moeten betrekken. De aansluiting bij de Fransche troepen veraangenaamde den garnizoensdienst der Duitsch-Zwitsersche officieren niet, want soldaten uit Neuchâtel en Genève dreven de broederschap met hun Fransche kameraden zoo ver, dat er menigmaal twist met de niet-stamverwante Zwitsers ontstond. 10 Februari had een inspectie van de troepen in Den Haag plaats, waarbij zij voor het nieuwe bestuur moesten defileeren. De Hollandsche militairen werden van hun eed aan den Prins ontbonden verklaard; voortaan zou het voor iederen soldaat mogelijk zijn, zich tot de hoogste officiersrangen op te werken. Deze proclamatie werd begin Maart ook den Zwitsers voorgelezen. Daar eenige punten in strijd waren met de verdragen, die de Staten-Generaal vroeger met de kantons gesloten hadden, verzocht generaal Hesz het militaire comité, het stuk voor het in werking treden naar Zwitserland te mogen opzenden, hetgeen toegestaan werd.

De hoogere officieren van de Zwitsersche regimenten, die zeer ongaarne hun goede traktementen zouden gemist hebben, stelden

« PrécédentContinuer »