Images de page
PDF
ePub
[blocks in formation]

gewigt van de rations, zal gestraft worden met den kruiwagen voor den tijd van ten hoogsten vijf jaren.

205. Elk proviandmeester in 's land dienst en belast met de verzorging en uitdeeling van vleesch, die willens en weetens vleesch uitdeeld, waarvan den verkoop volgens de wetten of reglementen is verboden, zal gestraft worden met den kruiwagen voor den tijd van ten hoogsten drie jaren.

206. Wanneer hij willens en weetens vee mogt hebben doen slagten, laboreerende aan besmettelijke ziekte, en daarvan het vleesch uitgedeel, alsdan met den kruiwagen voor den tijd van vijftien jaren.

207. Tout pourvoyeur ou boulanger de l'armée, au service de l'Etat, qui aura laissé gâter's les grains ou farines, ou quelques autres vivres ou fourrages, par inadvertance, ou faute de soins convenables, sera puni de détention, suivant les circonstances du délit.

208. Tout employé militaire qui récèle ou ne dénonce pas un délit commis, relatif à sa charge, excepté ceux qui ont été désignés dans les articles 195 et 196, sera puni par les arrêts ou la détention, en raison des cir

[blocks in formation]

TITRE DIXIÈME.

De la preuve des délits.

210. Les dispositions du droit général, rela- › tives à la preuve des délits, sont aussi applicables aux délits et aux transgressions qu'auront commis des militaires ou d'autres personnes soumises à la juridiction militaire. - Les juges militaires observeront aussi particulièrement les articles suivans du présent titre.

211. Lorsqu'un militaire aura à se plaindre qu'un de ses subordonnés lui a désobéi dans des choses relatives au service ou qu'il l'a contredit, injurié, menacé, frappé ou autrement maltraité, il en sera cru sur son serment; et sa seule déposition sera tenue à cet égard pour une preuve complète, à moins que, pour quelque raison particulière, le témoin ne fût récusable, ou que son témoignage ne fût affaibli ou contrarié par d'autres circonstances.

212 Tout militaire, cependant, qui sera trouvé ensuite avoir faussement accusé un autre

207. Elk proviandmeester of veldbakker in lands dienst, die het graan of meel of eenige andere vivres of fourages door zijne ouagtzaamheid of gebrek aan genoegzame zorg laat bederven, zal gestraft worden met detentie naar mate van de omstandigheden.

208. Elk militair geemploijeerde die eenige gepleegde misdaad tot zijne bediening betrekking hebbende, buiten die welke in de 195 en 196o artikelen zijn aangeduid, verzwijgt en niet aangeeft, zal worden gestraft met arrest of detentie, naar mate van de omstandigheden.

209. De inhoud van dezen titel heeft geene de minste betrekking tot het regt, hetwelk aan 's lands schatkist, of aan andere ondergeschikte administatien, naar de voorschriften

van het burgerlijk regt, toekomt op de personen of boedels der geenen, die zich aan ontrouwe of kwade administratie hebben schuldig gemaakt.

TIENDE TITEL.

Van het bewijs der misdaden.

210. De voorschriften omtrent het bewijs der misdaden van het algemeen regt, zijn mede toepasselijk op de misdaden en overtredingen begaan door militaire of andere personen aan de militaire jurisdictie onderworpen. De militaire regters zullen ook bijzonderlijk den inhoud der navolgende artikelen van dezen titel in acht neemen.

211. Indien een militair door eenen aan hem gesubordineerden, in dienstzaken gedesobedieerd, tegengesproken, gescholden, gedreigd, geslagen of anderzints mishandeld mogt zijn zal dezelve daarin op zijnen eed geloofd, en zijn getuigenis alleen, in dar opzigt voor een volledig bewisjs gehouden worden; ten ware de persoon van den getuigen, om bijzondere redenen reprochabel mogt zijn, of zijn getuigenis door andere omstandigheden mogt worden verzwakt of tegengesproken.

212. Elk militair egter, welke naderhand bevonden mogt worden een ander militair in

militaire en la manière susdite, soit que son accusation ait, ou n'ait pas eu des suites préjudiciables pour l'accusé, sera condamné à la peine statuée contre le délit imputé, à moins que le Code criminel de ce pays ne statue des peines plus graves contre le faux témoignage et le parjure.

213. Si un factionnaire a frappé, blessé, ou tué quelqu'un, et qu'il prétende l'avoir fait pour sa défense, comme ayant été attaqué et maltraité sur son poste, sa déclaration sous serment, attestant qu'il a agi ainsi pour sa défense, suffira pour sa décharge, sans qu'il en soit requis de preuves ultérieures ; à moins que d'autres raisons ou d'autres circonstances n'affaiblissent considérablement la crédibilité de son rapport auquel cas le serment ne lui sera pas même déféré.

214. Lorsqu'un militaire absent par congé n'a pas rejoint son corps à l'expiration du terme, et qu'il sera procédé contre lui comme déserteur, il ne suffira point qu'il prétexte simplement avoir été retenu par maladie, enlevé par dés enrôleurs étrangers, ou empêché de quelque autre manière de se représenter au terme prescrit; mais il sera tenu d'en justifier à la satisfaction des juges; sans qu'il soit cependant nécessaire de peser la validité des preuves avec la plus grande rigueur.

215. Le présent code s'étend aussi aux colonies de l'Etat dans les Indes Orientales et Occidentales; néanmoins avec cette restriction, que, si quelques-unes des peines y statuées ne peuvent, à raison du climat ou d'autres circonstances, être infligées sans inconvéniens, les gouvernemens y établis auront la faculté de faire et de mettre à exécution les changemens qu'ils jugeront nécessaires; sauf l'obligation de rendre compte de ce qu'ils auront fait à cet égard, à l'effet d'obtenir l'approbation ou des ordres ultérieurs du souverain.

Voege voorschreve valschelijk te hebben beschuldigd, zal zonder onderscheid, of zijne beschuldiging voor den beschuldigden al dan niet nadeelige gevolgen gehad heeft, gestraft worden met dezelfde straf als op de aangetijgde misdaad is gesteld, ten ware bij de crimineele wetten dezer lande eene zwaardere straffe op het geeven vau valsche getuigenissen en den meinced is bepaald.

213. Indien een schildwagt iemand heeft geslagen, gekwetst of gedood, en beweert zulks ter zijner verdediging te hebben gedaan, als op zijnen post aangevallen en mishandeld zijnde, zal zijn beeedigd getuigenis, uit hetwelk blijkt, dat hij zulks ter zijner verdediging heeft gedaan, ter zijner ontlasting genoeg zijn, zonder dat daarvan verder bewijs zal worden gevorderd; ten ware andere redenen en omstandighe den de geloofwaardigheid van zijn rapport merkelijk mogten verzwakken, in welk geval hij zelfs niet tot den ced zal worden toegelaten.

214. Ingeval een met verlof absent geweest zijnde militair is agtergebleeven, en tegen hem als deserteur wordt geprocedeerd, zal hij niet kunnen volstaan met blotelijk voor te geven, dat hij door ziekte verhinderd, door vreemde wervers weggenomen of door eenig ander beletzel in de onmooglijkheid geweest is, om ter behoorlijker tijd terug te komen; maar hij zal gehouden zijn, om daarvan ten genoegen der regeters te doen blijken, zonder dat egter in dit opzigt de volkomenheid dier bewijzen, naar de strengste regelen zal behoeven te worden beoordeeld.

215. Dit wetboek zal ook van kracht zijn in de Oost-en West-Indische bezittingen van den Staat; behoudens echter dat bijaldien zommige der daarbij bepaalde straffen uit hoofde van het klimaat of andere omstandigheden, niet zonder inconvenienten zouden kunnen worden geappliceerd, het aan de gouvernementen aldaar zal vrijstaan daaromtrent zoodanige veranderingen te maken en dadelijk in het werk te stellen, als zij, naar bevinding, noodig oordeelen, mits gehouden zijnde van het geen door hen, te dien opziehte zal zijn verrigt, rapport te doen, ten einde daarop de approbatie of nadere bevelen van den souvercin de bekomen.

FIN.

DE

DISCIPLINE MILITAIRE.

REGLEMENT

VAN

KRIJGSTUCHT OF DISCIPLINE.

INTRODUCTION.

§1. La discipline consiste dans le plus grand ordre possible, dans la plus prompte exécution des ordres donnés, sans la moindre réplique, dans la répression inévitable des moindres négligences ou fautes, et dans la punition certaine de ceux qui les ont commises, ou qui manquent à leur devoir dans l'exécution des ordres prescrits; tandis qu'une obéissance absolument passive des inférieurs envers leurs supérieurs en est la base.

§2. Comme la religion est la source unique du bonheur, de la vertu, du vrai courage et de la consolation, chacun, dans la carrière militaire, doit s'étudier à la pratiquer et à mener une vie régulière les blasphemes, les juremens et les execrations doivent être évités; et, à cet égard ainsi que dans tout ce qui peut contribuer au maintien des bonnes mœurs, les supérieurs doivent donner à leurs inférieurs un bon exem. ple, et tous les excès en général doivent être évités.

§3. La plus parfaite harmonie doit aussi régner dans le service de l'Etat : tout esprit de parti doit être évité, et la justice doit être la règle de

toutes les actions: un chacun doit faire son devoir de bon gré et sans murmure; s'appliquer à

INLEIDING.

1. De krijgstncht bestaat in de hoogstmogelijke orde, in de allerspoedigste uitvoering der gegevene bevelen, zonder de minste tegenspraak en in de onvermijdelijke bestraffing der geringste nalatigheden of misslagen, zoo als ook der personen welke dezelven bedreven hebben, of hunnen pligt in het nakomen der voorgeschrevene orders verzuimen ; terwijl eene volstrekte lijdelijke gehoorzaamheid van den minderen aan den meerderen er de grondslag van is.

2. Daar de godsdienst de bron is van alle geluk, deugd, waren moed en troost, moet ook in den krijgstand een ieder zich tot betragting deszelven en tot eene zedige levenswiize bevlijtigen: de godslasteringen, het vloeken en zweeren moeten worden nagelaten, en zullen de meerderen hierin, en al wat in de handhaving der goede zeden kan bevorderen, hunne minderen met een goed voorbeeld voorgaan, en alle buitensporigheden algemeen vermijd moeten worden.*

3. De beste eensgezindheid behoort ook in den landdienst plaats te hebben; alle partijschappen moeten vermijd worden, en regtvaardigheid het rigtsnoer van alle daden zijn een ieder moet met genoegen en zonder morren

corriger ses défauts et ceux des autres, et à pré. venir les écarts de part et d'autre ; à souffrir avec patience les incommodités ; à s'estimer réciproquement, et à contribuer d'un commun accord au bien-être et à l'honneur de chaque individu en particulier, et du corps en général, ainsi qu'au bien du service de l'Etat.

CHAPITRE PREMIER.

Dispositions générales.

ART. 1er. La subordination est l'ame du service militaire. Tout militaire donc, de quelque rang, de quelque grade qu'il soit, est tenu de témoigner du respect et de l'obéissance à ses supérieurs en grade, et, à grade égal, à ses anciens de service.

2. Ce même respect des inférieurs pour les supérieurs doit aussi être observé hors du service; néanmoins les transgressions contre la discipline seront toujours envisagées comme plus graves, lorsqu'on les commet dans le service, ou sous les armes, qu'autrement.

3. Tout militaire est obligé, dans le service, d'obéir promptement et sans réplique aux ordres de ses supérieurs. et de les exécuter fidèlement, sauf le droit d'en porter ensuite ses plaintes, lorsqu'il s'en trouve lésé.

4. Tous les officiers-commandans des corps sont responsables des désordres de leurs subordonnés, pour autant qu'ils peuvent être censés y avoir coopéré par trop d'indulgence ou par négligence.

5. Il est enjoint à tout officier et sous-officier de se conduire avec prudence à l'égard de ceux qui pourraient s'être enivrés, de ne pas contester avec eux, surtout de ne pas les frapper ou maltraiter, de peur de plus grands désordres; mais ils sont tenus de les conduire, par de bonnes paroles, ou au besoin par des moyens de contrainte, dans un des corps de garde, pour qu'ensuite, lorsqu'ils seront désenivrés, ils puissent être corrigés ou punis.

6. Tout officier ou sous-officier, qui aura manqué aux obligations prescrites par l'Art, 5 sera puni suivant l'exigence du cas.

7. Tout militaire, qui se sera rendu coupable d'excès ou de désordres, d'ou il soit résulté quelque dommage pour les citoyens ou habitans paisibles, dans leurs personnes ou dans leurs biens, sera tenu, outre la peine encourue, de réparer le dommage qu'il a causé, et si la personne qui a souffert ce dommage le désire, cette indemnité sera retenue, par termes supporta

zijnen pligt doen, zich tot eigene en anderens verbetering, en tot voorkoming van elkanders misstappen bevlijtigen; de ongemakken geduldig verduren, elkander wederkerige achting toedragen, en eenstemming tot het welzijn en de eer van een ieder in het bijzonder en van het korps in het algemeen, en dus ook tot het welbetragten van 's lands dienst, medewerken.

EERSTE HOOFDSTUK.

Algemeene bepalingen.

1. De ondergeschiktheid is de ziel van den militairen dienst, derhalven is elk militair, van wat rang en staat hij zij, gehouden zijn meerderen in rang, en in geval van gelijken rang, zijuen meerderen in dienst-jaren, alle eerbied en gehoorzaamheid te bewijzen.

2. Ook buiten den dienst zal een behoorlijke eerbied van den minderen tot den meerderen moeten worden in acht genomen; doch de overtredingen tegens de krijgstugt zullen echter altijd als zwaarder worden beschouwd, wanneer dezelve in den dienst of onder de wapenen 'dan wanneer die buiten dezelve begaan zijn.

3. Elk militair is verpligt in den dienst de orders hem gegeven door den genen die boven hem gesteld is, terstond en zonder daartegen te redeneren, te gehoorzamen en getrouwelijk te volbrengen; behoudens het regt om, wanneer hij zich door die orders bezwaard vindt, daarna zijne klagten in te brengen.

4. Alle commanderende officieren der korpsen zijn verantwoordelijk voor de onbehoorlijke conduites hunner onderhorigen; voor zoo verre zij door eene al te groote toegevenheid of onagtzaamheid, daarvan als medeoorzaken kunnen worden gehouden.

5. Alle officieren en onder-officieren zijn verpligt, om met de zoodanigen, welken zich in den drank mogten hebben te buiten gegaan, voorzigtig te handelen, zich met hun in geen woordenwisselingen in te laten, veel min dezelven te slaan of te mishandelen, tot voorkoming van grooter misdrijven; maar zijn gehouden hen met goede woorden, of anders door dwangmiddelen in een der wagten te brengen, wanneer dezelve nugteren geworden zijnde, naar behooren kunnen worden gecorrigeerd of gestraft.

6. Alle officieren en onder-officieren velke hunnen pligt in art. 5 omschreven te buiten gaan, zullen worden gestraft naar mate van de omstandigheden.

7. Elk militair welke zich aan exeessen of baldadigheden schuldig maakt, waardoor aan vreedzame burgers of ingezetenen in hunne personen of goederen eenig nadeel is toegebragt, zullen, behalven de straf hun deswege opteleggen, gehouden zijn te vergoeden de schade door hun veroorzaakt, hetgeen hun, indien de benadeelde zulks mogt verkiezen, bij dra

« PrécédentContinuer »