Images de page
PDF
ePub

laatste jaren hebben uitgegeven 1), schijnen slechts in beperkten kring verspreid te zijn; zij zijn althans in de wetenschappelijke wereld niet bekend geworden.

Het bleek mij, dat vrij algemeen bij historici de meening bestaat, welke ook ik aanvankelijk deelde, dat deze moderne grootbedrijven wel is waar den naam hebben overgenomen van de oude veemen, die zich op hetzelfde gebied hadden bewogen, maar dat zij toch evenmin als hunne opvolgers zijn te beschouwen als de uitgeversfirma, die den naam van den Leidschen uitgever Elsevier aannam, als de voortzetter van diens bedrijf kan worden beschouwd. Toen ik dan ook door de Directie van de Naamlooze Vennootschap,,Blaauwhoeden veem" in de gelegenheid werd gesteld om inzage te nemen van haar archieven, was ik te dezen opzichte eenigszins sceptisch gestemd. Des te meer was ik verrast, toen uit de op voorbeeldige wijze bijeengehouden archieven en uit de mondelinge toelichtingen van den oudsten Directeur, den Heer W. J. van Haren Noman Jr. mij bleek, dat inderdaad deze reusachtige onderneming de regelmatige voortzetting is van de bescheiden organisatie der eenvoudige Blaauwhoeden, en dat dus in nog betrekkelijk kort achter ons liggende tijden uit een eenvoudige arbeidersmaatschap zich het moderne grootbedrijf had ontwikkeld. Mijn belangstelling eenmaal opgewekt zijnde, kwam ik van zelf tot de bestudeering van het Waagdragersgild, zoowel de voorlooper van de latere Havenwerkers-organisaties, als het lichaam, waaruit de Veemen zijn ontstaan.

Daar omtrent deze onderwerpen zoo weinig bekend is, terwijl ze toch van belang zijn voor onze sociale geschiedenis, besloot ik de door mij verzamelde gegevens bij wijze van vóórstudie aan mijn werk over de ontwikkeling van de Stoomvaart en van het moderne havenbedrijf te laten voorafgaan. Zeer stel ik het op prijs, dat de Directie der Naamlooze Vennootschap ,,Blaauw hoeden veem" mij vrijen toegang verleende tot haar archieven, en mij daardoor in staat stelde den overgang tot het moderne bedrijf te demonstreeren. Hiervoor, maar niet minder voor de voorlichting, welke ik van haar mocht genieten, zij haar hier bijzondere dank gebracht.

1) Van het Leydsche Veem werd de geschiedenis door P. M. v. d. B. Jr. behandeld in het Jaarboek der Handelsvereeniging Rotterdam (1913). Groenhoedenveem gaf in 1916 eveneens een kort overzicht van haar geschiedenis. Voor beide uitgaven, mij door de Directies ter inzage gegeven, betuig ik deze mijn hartelijken dank. Na het zetten van dit artikel leerde ik nog kennen een uitvoerig artikel van Ed. v. Biema in het Handelsblad van 27 Juli 1901 e.v.

Het was in het jaar 1389, dat hertog Albrecht aan zijn goede stad Amsterdam, welke voor haar trouwen steun zoovele blijken van vorstelijke dankbaarheid mocht ontvangen, het recht schonk ,,van die schole en van die Wage". Het was een tijd, waarin Amsterdam zich als handelsstad levendig begon te ontwikkelen; waarin ook, zooals onlangs is aangetoond, in de stadsregeering het koopmanselement den stand van grondbezitters begon op zijde te streven 1). Het recht nu om een Waag op te richten was in meer dan één opzicht voor de stad van veel belang: niet alleen wegens de daaraan verbonden inkomsten, maar ook daar een betrouwbare en officieele vaststelling van het gewicht der waren den vreemden koopman naar Amsterdam kon lokken.

Waar een Waag is, zijn natuurlijk ook arbeiders noodig voor het aanvoeren en behandelen der waren. Toch wordt in de oudste verzameling der Amsterdamsche keuren, welke van vóór 1415 dagteekent, van Waagdragers niet gesproken, wat natuurlijk niet bewijst, dat zij er niet geweest zijn, maar alleen waarschijnlijk maakt, dat zij toen nog geen gilde vormden.

[ocr errors]

Iets verder komen wij echter met het keurboek, dat van na den grooten brand van 1453 dagteekent. Een keur van het jaar 1461, welke over het dragen van bier handelt, spreekt uitdrukkelijk van ,,der stede gezwoeren dragers". Nu was het bier in die dagen het belangrijkste handelsartikel 1), zoodat er aanleiding is om te denken aan de later voorkomende bierdragers, maar waar uit de volgende keur blijkt, dat de dragers later naast bier en wijn ook allerlei andere goederen verwerkten, is het niet gewaagd dat ook reeds hier aan te nemen.

Veel meer licht geeft ons echter de uitvoerige keur, die op 31 Mei 1475 wordt gegeven,,aen den gildebroders van den dragersgilde"1), en welke vrij belangrijke rechten vervat. Hun alleen wordt het dragen van wijn of bier vergund; wat de andere artikelen betreft, schijnen ze nog geen exclusief recht te bezitten, maar wel mogen ze van lieden buiten het gilde staande, het (draag) werk voor den aangenomen prijs overnemen, terwijl het vervoer op wagens of sleden van goederen,,die men van outs gewoentlic is te dragen" op zware boete verboden wordt. Andere artikelen hebben betrekking op de draagloonen die betaald moeten worden, op het gebruik van

1) Smit: De opkomst van Amsterdams handel, bladz. 155 en 186. 2) Keurboek A, fol. 38. Breen: Rechtsbronnen, 60.

het gereedschap aan het gilde behoorend, op het deelnemen aan het gildemaal en op de kerkelijke verplichtingen. Zij, die niet opkomen ter processie,,,als men tHeilige Sacrament om der stede draget", zij die werken op Heiligendagen, zij die bij overlijden van een gildebroeder of zuster niet opkomen om zijn gildebroder ter kercken te helpen dragen ende te beluden", vervallen in een boete, die meestal bestaat in een bijdrage aan was ten behoeve van het altaar.

Blijkbaar namen onze dragers reeds in de 15de eeuwsche stad eenigermate een plaats van vertrouwen in. Wanneer in 1481 een vijandelijke aanval wordt geducht en gevreesd, dat de ballingen door brandstichting de bevolking van de muren zullen lokken, worden de dragers belast met de zeer verantwoordelijke taak van het brandblusschen, terwijl alle andere burgers naar de muren moeten snellen, ,,hetzij dat er brand zij of dat die clocke geslagen wordt".

Naar het schijnt hebben de dragers aan het einde der eeuw, in 1498, een nieuwe regeling van hun organisatie gekregen. Hun aantal wordt dan op veertig gebracht; elk jaar moet de aanstelling van allen hernieuwd worden, terwijl de opengevallen plaatsen door Schout en Schepenen zullen worden aangevuld.

Verder wordt nu bepaald, dat behalve wijn en bier,,alle excysbaer goet" uitsluitend door de dragers mag worden behandeld. Dit en de aan deze keur toegevoegde dragerseed verklaart meteen, waarom de dragers tot beëedigde ambtenaren, zonder stadsbezoldiging evenwel, worden gemaakt. Zij zijn namelijk belast met de contrôle op de betaling der stedelijke accijns. Zij moeten beloven niet alleen alles, wat strekken kan ,,tegens der stede profijt, nering ende welvaert", terstond bij het gerecht aan te geven, maar bovendien aan de ontvangers der accijns aangifte te doen van alle aan de accijns onderworpen goederen, die door hen zijn verwerkt. Verder wordt hun voorgeschreven niet meer loon te vragen, dan is vastgesteld, geen ,,onderlinge vergaderinge te houden dan bij oirloff ende consent der Heeren", kortom alles te doen,,dat goode, getrouwe dienairs hair meesters sculdich zijn te doen" 1).

In de zestiende eeuw staan wij opeens voor een verandering, waarvan wij zoomin het tijdstip als de draagwijdte kennen. Terwijl wij tevoren de dragers bevoegd en zelfs gedeeltelijk aangewezen zien met het verwerken van allerlei goederen, treffen wij nu afzonder

1) Breen: Rechtsbronnen 347 en 350.

lijke Bierdragers- en Korendragersgilden 1) aan, terwijl de werklieden aan de Waag een afzonderlijke groep vormen, wier plichten en rechten wel is waar nauwkeurig geregeld zijn, maar die toch geen gild vormen.

Het is in een keur van 10 Mei 1524 2), dat wij voor het eerst het werk en de positie der Waagdragers tot in bijzonderheden omschreven vinden. ,,Alsoe mijne heeren van den gerechte gaerne sien souden 't welvaren van der stede, ende dat den coopman in syne saken gevordert, ende gedient mochte worden van den arbeytsman om een redelijck loon, daerinne haertoe (tot hier toe) de beste regule nyet gehouden is geweest, tot beswaernisse ende ongerieff van den coopman, daerinne mijne heeren van den gerechte voorsien willen, soo willekeuren, statueren ende gebieden mijne heeren de poincten end artikulen hiernae verclaert....

Er volgt dan een zeer uitvoerig tarief voor het dragen van allerlei artikelen, waarbij natuurlijk wijn, bier en granen, als voor de bier- en korendragers voorbehouden, uitgesloten zijn: het zijn boter, spek, hop, visch, ijzer, koper, hennip, talk, vlas, huiden, touw en kastanjes. Voor het dragen van twee vaten boter van de Waagsteiger naar de Waag en het plaatsen op de schalen, wordt b.v. een loon van vijf penningen betaald. Voor andere goederen, die minder regelmatig aan de Waag komen,,,sal de arbeijtsman geloont worden na discretie van de Waegmeester, daermede hij (de drager natuurlijk) tevreden sal wesen". Over de verdeeling van het werk wordt bij het lot beslist: „,als de arbeijtsgesellen om 't werck dobbelen ofte spelen, soo sal degheene, die 't werck gewonnen heeft, 't selve werck arbeijden ten versoucke van den coopman, voor ende aleer hij om eenich ander werck speelen sal". Bij weerspannigheid wordt hij gestraft door hem veertien dagen het werken voor de Waag te ontzeggen.

De Waagdragers schijnen echter te allen tijde blijkbaar lastige elementen in hun midden te hebben gehad, die aan de overheid veel last bezorgden. Reeds vier jaar na deze keur gaf hun gedrag tot nieuwe maatregelen aanleiding: Mijne Heeren van den Gerechte gebieden dan, ,,dat sy hen nyet qualycken en dragen, met dobbelen, vechten, dronckedrinken, sweren, vloucken, ende diergelycke quaede mannieren, ende dat sy dat huysgen, daer die arbeyders

1) Het Bierdragersgilde bestaat in elk geval voor 1550, wijl zij dan haar gildebrief uitgebreid ziet. Het korendragersgilde treffen we o.a. in 1589 aan. 2) Keurboek D, Fol. 100.

over dagh insitten, sluyten ende daeruyt scheyden, telckens als die Waghe gesloten sal wesen, op de pene (straffe) van ses weken op den dijck gestelt te worden ende van heuren arbeyt gesuspendeert te worden".

Doch het baatte alles weinig: de klachten blijven aanhouden: wij hooren dat de werklieden allerlei „,insolentiën" bedrijven, „als met slick ofte andere onreynicheyt nae malcander werpen", zoodat telkens maatregelen hiertegen moeten worden genomen, welker gedurige hernieuwing bewijst, hoe machteloos men hiertegen stond. Ja, het komt zelfs zoover, dat de Overheid een soort opzichter Jochim P. Pauwelsz. aanstelt om op de Waagdragers toe te zien en den Waagmeester bij het handhaven der orde onder de roerige klanten ter zijde te staan 1).

De keur van 1524 toont ons tevens aan, dat de Waagdragers op dezelfde wijze als vroeger de leden van het Dragersgild gehouden waren om voor de belangen der stedelijke kas op te komen. Hun wordt gelast, ,,scharp toe te sien ende den Waegmeester aen te brengen 't geene elck gewrocht sal hebben, ende oock vernemen, als daer enige goederen vercoft, bevoorwaert ofte begoodspenninckt worden, ten eynde den Waegmeester nyet versteecken en worde van 't recht van de Waghe".

De Waag, waarvan hier sprake is, lag aan de Noordzijde van de Plaetse (de tegenwoordige Dam), en kwam uit in de Waagsteeg; de goederen werden langs het Water of Damrak aangebracht en op den Waagsteiger gelost.

Omtrent het uiterlijk en de inrichting van het gebouw zijn we vrij slecht ingelicht: wij weten alleen, dat de bovenverdieping in gebruik was bij de Rederijkers: het was van hier uit dat de Wederdoopers in 1534 hun vermetelen aanslag waagden op het Stadhuis 2). Blijkbaar voldeed het gebouw weldra niet meer aan de behoeften, daar in 1565 een nieuwe Waag werd gebouwd, waaraan veel werd ten koste gelegd. Het werd een gebouw van blauwe arduinsteen, aan drie zijden van luifels voorzien, waaronder de goederen op een zestal schalen gewogen werden. Aan de voorzijde bevond zich een dubbele trap, welke naar de bovenverdieping leidde, welke dienst deed als wachthuis voor de stadssoldaten.

In dezelfde dagen, dat de bouw der nieuwe Waag werd voor

1) Keuren van 5 Febr. 1528 en van 6 Maart 1564.

2) De eenige betrouwbare afbeelding is te vinden op de kaart van Corn. Anthonisz. van 1544. Zie de Boer en Hettema: Gr. Platenatlas Fig. 79, Kl. Pl. Fig. 49. Het is het gebouw hoek Dam-Nieuwendijk.

« PrécédentContinuer »