Images de page
PDF
ePub

sommen in omloop bracht en waarvoor in Nederland een markt bestond, welke ook in het buitenland bekendheid had. Te 's-Gravenhage, Dordrecht, Middelburg, Amsterdam vooral woonden vele bezitters van schelpenkabinetten, die onder elkander ruilden, kochten en verkochten. Sommige zeldzame exemplaren van cijferhorens en letterschelpen haalden hooge prijzen; een ongemeene Wenteltrap, een Getakte Zwitsersbroek, een Kompasschelp en dergelijke bedongen somtijds vijfhonderd gulden, en meer. Valentijn verhaalt in het derde deel van zijn groot werk, dat de beide paarlemoerhoorns uit het kabinet van den bekenden Swammerdam ieder honderd gulden gekost hadden alleen om ze te snijden en te polijsten. De groothertog van Toskane Cosmo III liet te Amsterdam voor eene aanzienlijke som de verzameling schelpen en hoorns opkoopen, welke de ambonsche natuurvorscher Rumphius naar het vaderland had gezonden. Aan Pieter Roosselaar, gouverneur van Ternate, werd te vergeefs tienduizend gulden geboden voor zijn kabinet; en dat van mr. Gerbrant Pancras, burgemeester van Amsterdam en bewindhebber der Oostindische Compagnie, 't welk ten jare 1726 in het Oude Heerenlogement in veiling werd gebracht, leverde een burgermansfortuintje op.

Zoo kunnen de „drayschelpen" en de „zeehorenkjes" in Lichtharts huis veilig onder de activa van den boedel worden opgenomen; het hangt maar van de fraaiheid en de zeldzaamheid der exemplaren af of ze inderdaad een bijslag van beteekenis tot de waarde der roerende goederen zullen uitmaken.

Des procureurs wijsheid in het beredderen van verloopen zaken blijkt vooral hieruit, dat hij den raad geeft: de firmanten moeten zich maar failliet verklaren, en dan de crediteuren met eene geringe procentage afschepen. Daarmee redt men zich nog het voordeeligst uit deze klem, mits . . . . . er geen gewetenszaak van gemaakt worde. Want, zoo betoogt hij:

.....

Hoeveel zijn er wel die nog minder dan tien percent hebben gegeven!
Dan dicteert uw conscientie gants anders.

Ernst.

Ja, gants anders dan die van een Practisyn en een Failliet.

Wil jij een conscientie bij een Practisyn zoeken? die hebben ze niet.

't Zou ook anders kunnen, indien Lichthart en Losbol getrouwd zijn op huwelijksche voorwaarden. Dan zou zich daaruit munt laten slaan:

Daar zijn wel huwelijkse voorwaarden pro forma gebruikt, en die dingen Verstrekken dan tot bullebakken om de crediteurs tot het teekenen van een

[accoord te dwingen,

Eerlijk of oneerlijk te zijn scheelt hem mogelijk tachentigduizend gulden, En komt er van zijn boedel minder dan gij denkt, dan blijft hij beladen met [schulden.

Desnoods, zoo biedt de genereuse Brandarius Nazo aan, wil hij zelf het geld voor die eene „schreeuwschuld", dien wissel van Rykert wel verschaffen uit aan hem bekende kanalen, voor een zoet interestje: twee procent per maand slechts. Hetgeen de insolvente kooplieden er van overtuigt dat zij te doen hebben met iemand, die meer op zijn eigen voordeel past dan op dat van zijne clienten. 't is immers al een oud gezegde: „Advocaten, procureurs, kankers in de beurs!"

Doch er is een andere en een betere manier om zich den strop van den hals te schuiven; en deze uitredding komt van den kant der beide kooplieden in ruste, die 't hun gedane kwaad niet met kwaad willen vergelden. 't Zou hun grieven zoo er schande over hun eerlijken naam moest komen, zoo hunne zoons als bankroetiers, misschien wel als falsarissen bekend zouden staan. Zij willen de zaken niet tot het uiterste laten komen, zij wenschen voor de hunnen geen ondergang, en nog minder bedriegelijke middelen om dien ondergang te voorkomen. Maar een les, een waarschuwing, eene bedreiging zelfs komen bij deze dubbele doorbrengersfamilie wel ter snede.

De wissel die Lichthart zoo in 't nauw, en bijna in de gijzeling bracht, is reeds betaald geworden achter den rug van zoontje om. Thans laten zij door Joris ruchtbaar maken welk fortuintje hun uit de Engelsche loterij in den schoot is gevallen, en dit bericht doet in de beide bedrukte gezinnen de hoop en de vreugde wederkeeren. Losbol zegt tot zijn vader Hendrik:

Papaatje, betaal morgen mijn harddraver maar, dan zult gij mij verblijen.

Hendrik.

In hoe korten tijd zou je daar wel mee naar Vianen kunnen rijen?

De zinspeling is duidelijk; want Vianen was even als Kuilenburg een asyl voor bankroetiers, al sedert de dagen van Floris van Pallant. Het behoorde tot de stedelijke privilegiën dat de grond dezer oude heerlijkheid was uitgesloten van de jurisdictie, in naam der Staten Generaal overal elders in den lande uitgeoefend. Na het uitsterven der heeren van Kuilenburg (eigenlijk: Culemborg) in de 16de eeuw werd de heerlijkheid door Karel V tot een graafschap verheven; het verviel aan het geslacht van Waldeck, later aan dat van Saksen Hildburghausen en werd in 1720 aan prins Willem IV ten geschenke gegeven. Eerst in 1735 werd het landsdomein; daarmee hielden Kuilenburg en Vianen tevens op een vluchthaven

te zijn voor allen, die een rekening met de justitie uitstaande hadden. Van Lennep verhaalt in zijn novelle „Een schaking in de 17de eeuw" hoe Emilia van Nassau met haren geliefde een schuilplaats vond achter de muren van Kuilenburg; en de verloopen schilder Jacob Campo Weyerman borg zich hier leven en vrijheid, toen de justitie hem op de hielen zat ter zake van zijn letterkundige bravo-exploiten en zijn schimpdicht op de Oostindische Compagnie.

Lichthart en Losbol hebben echter al evenmin trek in Vianen als in den Oostinjevaarder. Nu die zak met Engelsche guinjes er is, verwachten zij er het beste van; het zal zich wel doeken. Maar Ernst en Hendrik nemen nog voorloopig den schijn aan als wilden ze zich niet verder moeien met de belangen van slechte kinderen, noch zich langer in dit huis ophouden. Daarom zegt de eerste: Wij kunnen nu ordentelijk leven van onze inkomsten, en daardoor zijt gij van [de zorg bevrijd Om ons in 't Oudemannenhuis te plaatsen. Vaartwel! leeft altoos even vrolijk [en verblijd.

Zelfs wanneer hij mocht komen te overlijden behoeft de zoon niet al te vast op de nalatenschap te rekenen. Want hij zou nog wel eens kunnen trouwen, ondanks zijne vijfenzestig jaren:

Annaatje, de schoenmakersdochter, is je die bekend?

Lichthart.

Vader, als je dat begint, verklaren we jou voor innocent. 1)

Kwistgoed.

En zouden wij van 't Capitaal niemendal hebben? dat is zeker te hard.

Ernst.

Is 't waar, smeerschoen? Dan zou je weer je oude gang gaan, en dan raakte [de boel nog meer verward.

Doch Joris, die den stand van zaken bij zijne jonge patroons beter kent dan zijzelve, en ook de ware gezindheid der ouders, komt met een voorslag. De zaak moet in de familie bedisseld worden; procureurs en halsafsnijders er buiten!

De Heeren dienden de boedels over te nemen, en als men 't dan wel overlegt, Zal er nog wel een zoet kapitaaltje overschieten, schoon de zaken zeer zijn [verloopen.

Vooreerst zal men in de Keizerskroon alle de overtollige kostelijke meubelen [moeten verkoopen,

En ook de boeken en liefhebbery die de Heeren bij malkanderen hebben vergaerd.
Ik heb er aanteekening van gehouden; zij zijn duizenden waard.
Van de porceleinkassen heb ik geen kennis

1) Imbeciel, simpel.

Doch er waren zeker genoeg personen in de hoofdstad, welke die kennis wel hadden. Een kast met fraai antiek porselein te bezitten was een glorie voor de Hollandsche vrouw van geboorte of vermogen. 't Hoogst stonden de serviezen en andere voorwerpen genoteerd, waarvan de import uit de Hollandsche factory op Desima (Japan) of de handelsloge te Canton (China te bewijzen was, en die tevens kunstwaarde bezaten. Beide landen leverden óók „rubbish" op, ofschoon thans meer dan toenmaals. Voorts had men de fabrieken Meissen, Sevres en Berlijn, of men behielp zich met het vaderlandsch product, dat in sommige steden in nabootsing van het Chineesche en Japansche werd vervaardigd. Omstreeks het jaar 1650 was het een geliefkoosd handwerk voor dames om wit porselein te beschilderen, hetwelk daarna verglaasd werd. De inheemsche fabrikage nam een tijd lang eene aanzienlijke vlucht, vooral te Delft. Bij het geschenk voor den Grooten Heer, in 1612 door Heeren Staten naar Turkije gezonden (eene captatio benevolentiae om handelsvoordeelen te bedingen) bevonden zich 879 stuks Hollandsch porselein: koppen, schotels, schalen, lampetten, enz. De Roever schreef er van:

„Als men in de schatkamers van het keizerlijk paleis te Constantinopel deze kisten ongeschonden terugvond, zouden ze eenige malen hun gewicht in goud bij verkoop kunnen opbrengen, want het zou zeker een van de merkwaardigste verzamelingen van aardewerk zijn die men kent."

De porseleinkast van Kwistgoed wordt voorgesteld als een niet te versmaden bijdrage tot de redding des boedels. Lichthart en Losbol zijn wel verplicht genoegen te nemen met de voorgeslagen schikking, en ook hunne pracht lievende vrouwen moeten mee in 't schuitje, dat nu zoozeer aan lager wal ligt.

„Zou ik mijn porcelein niet mogen behouden?" vraagt Kwistgoed nog even.

[ocr errors]

Daar ziet men nu hoeveel ernst het haar is met de zooeven afgelegde belofte om een zuiniger en huiselijker levenswijze te zullen aanvangen reeds het eerste offer schrikt af. Wil de een haar porselein behouden, de ander gewis hare juweelen; Lichthart zijn instrumenten en speeljacht, Losbol zijn harddraver en koets, en met al de goede voornemens zou slechts een nieuwe weg naar de hel geplaveid worden.

Niets daarvan, zegt vader Ernst:

Wij zullen alle Crediteuren betalen tot een duit;

Maar dan zult gij naar onzen zin moeten leven; of het huis uit!

En dan zou je ongelukkig worden en elders de kost moeten zoeken.

Wij zullen onder de hand al de liefhebbery van porcelijn, rariteiten en boeken Door den tijd verkoopen, met de jagten, hofstede, rijtuigen en paarden van de stal.

Zoo wordt het vergelijk getroffen; zoo wordt het nog Groote Verzoendag in het huis der jonge kooplieden, welke het bankroet in 't vooruitzicht hadden en, ieder voor zich, een bedorven man waren. De verloving tusschen Sybrand en Rykje komt de aanwezigen nog meer opmonteren; verloven en verjaren kan thans tegelijk gevierd worden. En aangezien de aanstalten tot een festijn nu eenmaal zijn getroffen, de speelman reeds op het dak zit, Zoetekauw den disch heeft bereid en de vrienden genoodigd zijn, zoo gedoogt vader Ernst dat het feest zijn gang ga. Eens weelde is altijd geen armoê!

Laat het den geheelen nacht doorstaan met dansen en banketteeren, Maar denkt dat het de laatste maal zal wezen dat we u zulke verkwistingen [permitteeren.

Wie zou denken dat bij zulk eene bevredigende ontknooping de godin der tweedracht nog in dit huis des maaltijds zou komen, en er haren onzaligen appel werpen?

Toch gebeurt het. Er klinkt een verward en ongewoon gerucht uit de opgesmukte eetzaal. Stemmen van kijvenden doen zich hooren, toornige woorden worden gewisseld en boven allen uit verneemt men die van meester Zoetekauw, die op een gansch niet vleienden toon uitroept:

Dáár, Spekmof! dáár, Burgemeester uit Westfalen,

Wil je al mijn gesuikerde beeldjes, die je gebroken hebt, wel betalen?

't Is de Duitsche Michel, de knecht van Lichthart, die aldus aangesproken wordt; en die op zijn beurt verzekert, dat hij dien koekebakker van katoen zal geven, zóó dat hij er van op krukken zal moeten gaan.

Mijne Heeren, legt Zoetekauw het toesnellend gezelschap uit:

die dronke Mof is met Elsje geraakt aan 't mallen.

Hij gooide de meid op de tafel, en toen is de heele toren van Babel in stukken [gevallen, De Oostindische schepen zijn gebarsten; Venus en Neptunus zijn armen [beenen kwijt,

en

En de Haringpakkerstoren is ook beschadigd. Denk je niet dat het mij spijt? De fraaye vijver is bedorven, en daar liggen verscheiden ligters gezonken en [gescheurd.

Klager had zijne modellen met oordeel gekozen, toen hij voor zijne tafelversiering den Schreierstoren en den Haringpakkerstoren in suiker nabootste; beiden toch behoorden tot de meest bekende openbare gebouwen van het oude Amsterdam. De laatste stond aan het IJ en droeg een vergulden haring als windwijzer, ter gedachtenis dat hier vroeger het gilde der haringpakkers zijn domicilie had. Maar ook sombere en bloedige herinneringen waren

« PrécédentContinuer »