Images de page
PDF
ePub

conclusies. In vollen glans vertoont het zich alleen in de tropen, waar het zich als een regelmatige lichtpyramide verheft loodrecht boven den horizon. Op onze breedte is het, door den langen weg door de atmosfeer, en vooral door de lange schemering, heel wat minder sterk, zoodat het een zeer mat schijnsel is en all en op avonden, wanneer de maan niet schijnt, na zonsondergang goed te zien is. Hij vertoont zich dan als een scheeve lichtpyramide (zie de plaat in Ratzel: Die Erde und das Leben, Band I, tegenover p. 71), welke echter meest 2 à 3 uur na zonsondergang verdwenen is.

Tot verklaring van het verschijnsel gaat Schmidt uit van de sterke afplatting der atmosfeer, ontstaan door de rotatie der aarde. De hoogere deelen van de atmosfeer op aequatoriale breedten weerkaatsen nog zonlicht, terwijl voor den waarnemer op de aardoppervlakte reeds de laatste sporen van de avondschemering te zien zijn. Het zodiakaal-licht is dus een tellurisch verschijnsel en behoort dan niet tot het gebied der astronomie, maar tot dat der meteorologie.

Identisch met het zodiakaallicht is de heldere schemering, die zich in de maanden Juni en Juli op onze breedten gedurende den geheelen nacht aan den noordelijken hemel vertoont. (Men denke eens aan de prachtige verschijnselen in de nachten van eind Juni 1908; zooals men zich herinneren zal, werd dit verschijnsel toegeschreven aan lichtende wolken, noorderlicht, reflectie door stof uit vulkanen, enz., wat de dagbladen als om strijd verspreidden). Het is niets anders dan de reflecteerende, door de zon verlichte atmosfeer.

Seculaire heffing van de föhrden bij Kiel en de tijdsbepaling van den Kimbischen Vloed. De geoloog Tack heeft in 1868 op drie plaatsen bij Kiel strandlijnen waargenomen. Bij twee ervan kon de hoogte boven den tegenwoordigen Oostzeespiegel gesteld worden op 20 voet. Hij besloot daaruit tot een seculaire heffing en verwachtte van nieuwe waterstandsmetingen nauwkeuriger gevolgtrekkingen. Wilhelm Krebs heeft deze nagegaan; volgens hem bedroeg de heffing in 10 jaar 20.6 m.M. Indien deze niveauverandering regelmatig plaats gehad heeft, dan zouden er, voor die verheffing van 20 voet 2773 jaar noodig zijn en kwam men ertoe, dat de kimbrische vloed 2773 jaar vóór 1868 plaats gehad heeft, d.i. ongeveer 900 v. Chr. Een mooie overeenstemming is hiermee verkregen met de berekeningen van Forchhammer, die hem op 1000 v. Chr. stelde.

Het trekken der schapen in Spanje. Hierover scheef A. Fribourg in de Annales de Géographie, 1910. Dit trekken is reeds oud. Reeds zeer vroeg vereenigden zich de bezitters van groote kudden kleinvee tot een verbond, de Mesta, dat in 1347 van koning Alfonsus XI groote voorrechten verkreeg. Door deze gunstige beschikkingen werd de macht der mesta steeds. grooter, hoewel de steden het vrije trekken der kudden zochten te verhinderen. De wegen, waarlangs men trok, hadden een breedte tot 75 M.; ze werden steeds talrijker en het aantal schapen groeide steeds aan; in 1482 waren er reeds 4.2 millioen Wanderschafe". De volgende eeuwen be

[ocr errors]

gunstigden nog meer de ontwikkeling der mesta, tengevolge van de ontvolking door de emigratie naar Amerika; de boer moest zwijgend toezien of zelfs zijn bezitting verlaten, als de groote kudden van de kloosters zijn akkers vernielden. In 1837 werden de voorrechten der mesta afgeschaft. Van nu af gaat het aantal trekkende schapen steeds achteruit. In 1891 waren er nog maar 1/10 van het aantal (13.5 millioen), dat er in den tijd der grootste ontwikkeling waren.

De meeste „Wanderschafe" komen voor in de provincies ten N. van 40° N.Br. In Alava bijv. 1204 per 100 K.M2; ten Z. van 40° komen ze weinig voor. De hoofdcentra waren met de winterweiden door een groot aantal wegen verbonden, welke men tot 3 groepen kan brengen: 1) over het Centrale Plateau zuidwaarts, de canada Leonesa, Segoviana en Soriana, die door dwarswegen waren verbonden; 2) de wegen van de Middellandsche Zee groep uit de provincie Cuenca naar de kust, alle ongeveer evenwijdig met de richting van het gebergte; 3) de wegen van de Pyreneeëngroep, langs de bijstroomen van de Ebro naar de weiden in het Ebro-bekken.

Evenwel kwam er een snelle verandering door de moderne verkeersmiddelen: 5 November 1899 werden op de lijn Madrid-Saragossa-Alicante en later op die van Madrid-Caceras bijzondere transportwagens in dienst gesteld voor 60-90 dieren elk; eveneens werd een bijzonder tarief ingevoerd. Zoo worden de schapen en geiten snel naar de winterweiden gebracht en houden de gedurige twisten met de boerenbevolking op. De zijlijn ZamoraSegovia-Albacete Alicante brengt nu de kudden van Oud-Kastilie voor 't grootste gedeelte naar de Mancha en Z.O. Spanje, terwijl de andere door den spoorweg Cuenca-Aranjuez en verder naar het Zuiden gaande spoorwegen naar Andalusie gebracht worden. Aldus kunnen door de nieuwe verkeersmiddelen de winterweiden in de steppen en lager gelegen vlakten beter gebruikt worden, evenals de zomerweiden in de gebergten, terwijl ook de korenakkers voor beschadiging of vernieling gevrijwaard zijn.

De Kaap-Kairolijn. Het plan hiervan is aan Cecil Rhodes ter danken. Het is een echt nationaal Britsch idee, ontstaan door het bezit van de beide oudste koloniale gebieden in Afrika, Kaapland en Egypte. Voor het verkeer tusschen deze beide landen kan de spoorweg den zeeweg in geen geval verdringen, wat met den Transsiberischen spoorweg wel het geval is. Waarvoor zou het dienen, dat de eerste zeemacht ter wereld, terwille van het verkeer, de zee zou uitsluiten? In tegenstelling met den Siberischen spoorweg zou deze door Afrika lang niet geheel over Britsch gebied loopen: het middelstuk zou òf door Duitsch, of door Belgisch gebied moeten gaan. Men denkt ook niet aan een geheel onafgebroken spoorweg; deze zou alleen de stukken tusschen de meren moeten verbinden. Behalve een deel van den Nijl, zouden de Centraal-Afrikaansche meren als weg gebruikt worden, evenals een tijdlang bij den Transsiberischen spoorweg het Baikal Meer dienst deed.

De eindstukken zijn er reeds: de lijn Kaapstad-Kimberley-BoeloewajoStar of the Congo (± 3000 K.M.) in het Zuiden, de lijn Kairo-Assoean

(886 K.M.) in het Noorden. Voor het overige stuk is een afwisseling van spoor en schip noodzakelijk, zooals nergens voorkomt: van Assoean tot Wadi-Halfa 537 K.M. op den Nijl; van Wadi-Halfa tot Khartoem 1490 K.M. spoor. Van hier af de Nijl op tot Mahagi (de waterweg is van twijfelachtige waarde) of een spoorweg over Gombela tot Mahagi, waarvan klaar is de lijn Wad-Medani-Roseires. Van Mahagi tot het noordelijk einde van het Tanganjika Meer moet een spoorweg gebouwd worden van 500 K.M. lengte. Het Meer heeft een lengte van ± 600 K.M. Het zuidelijk einde is van Star of the Congo in rechte lijn 900 K.M. verwijderd. Gebruikt men den Boven Nijl, dan bestaat de geheele verbinding uit 4 spoorwegen en 3 scheepvaartwegen; dus is 6 maal omladen noodig.

Door de Kongo-kolonie is beproefd, het project wat te veranderen, zóó, dat de spoorweg niet over Duitsch, maar over Belgisch gebied zou loopen. De ontdekking van de ertsen in het Katanga gebied (koper, tin, goud, platina en ijzer) en bij Kilo in het Noord-Oosten (goud) gaven daar de aanleiding toe. Plannen bestaan, om Stanleyville te verbinden met Irumu (halfweg tusschen Mahagi en het Albert Edward Nianza of met Dufile aan de Nijl (±1050 K.M.). Dan zou het middengedeelte bevatten:

[merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors]

Wanneer de richting 1 gekozen wordt, waarvan reeds een gedeelte klaar is, dan wordt de afstand Kaapstad-Kairo 11160 K.M. Met trein en stoomboot zijn hiervan af te leggen de stukken Kairo--La do (Gondokoro) 4629 K.M., Stanleyville- Boeli (Kongolo) 877 K.M. en Dola-Kaapstad 3250 K.M. Samen 8756 K.M.

Nog niet verbonden zijn de stukken Lado-Stanleyville 1050 K.M. en Boeli-Doli 1275 K.M. Samen 2325 K.M.

Beziet men een kaart met de geprojecteerde lijnen in Afrika, zooals Dr. Hermann geeft in Geogr. Anzeiger 1910 Heft 9, dan komt sterk de tendenz te voorschijn, dat het principe van een N.-Z. lijn op den achtergrond gedrongen wordt door verbindingen Oost-West.

Gaat men van Kairo naar Lado, dan is men nu 20 à 21 dagen onderweg, een zelfden tijd, als van Port Said over zee naar Beira of van Southampton naar Swakopmond. Voor het verkeer in Oost-Afrika zullen dus de dwarslijnen, die dit met de kusten verbinden, de meeste waarde hebben. Uit TIJDSCHRIFT V. GESCH., LAND- EN VOLKENK., XXVIe jaarg.

5

economisch oogpunt is het project Katro-Kaapstad dus niet van dat groote belang, dat men zich oorspronkelijk voorstelde.

Het Russisch-Japansche verdrag van 4 Juli 1909. Dit verdrag, hetwelk in St. Petersburg tot stand kwam, behelst het volgende: 1. men zal, om het verkeer gemakkelijker te maken, elkander vriendschappelijk medewerking verleenen voor een verbetering van den Mansjoerijschen spoorweg, zich van iedere concurrentie onthouden, en een dienst invoeren, die tot een geregeld verkeer leidt; 2. beide staten verbinden zich, het Status quo te onderhouden en de verdragen, welke beide landen met China gesloten hebben, te respecteeren; 3. voor het geval, dat er iets zou gebeuren, waardoor het Status quo in gevaar zou kunnen komen, zullen beide mogendheden

met elkaar overleggen, welke maatregelen noodig zullen zijn, om het Status quo te bestendigen.

Voor den tweeden keer in korten tijd reiken dus twee doodsvijanden elkaar de hand. Eerst de Engelschen en de Boeren; nu Rusland en Japan. De vrede van Portsmouth (5 September 1905) werd door de wereld als een wapenstilstand opgevat. De omstandigheden evenwel leidden er toe, dien vrede sterker te maken. Reeds in 1907 waren de gemoederen zoo tot rust gekomen, dat men tot een overeenkomst geraakte omtrent de neutraliteit van China en het Status quo te bestendigen. Het nieuwe verdrag is een logisch gevolg hiervan. De Mandsjoerijsche spoorweg was in het verdrag een gevaarlijk punt. Het scheidingspunt werd Kwang-tsjöngtse (zie blad 48 in Beekman-Schuiling); beide gedeelten mochten slechts voor industrieen handelsdoeleinden gebruikt worden. Noodig was dan, dat er voor de zorg en verbetering van den spoorweg eenheid kwam. Wel kwam de voorslag van de Vereenigde Staten, den spoorweg te neutraliseeren, welk voorstel dadelijk afgeslagen werd; nu evenwel wordt het moeilijke vraagstuk door de staten zelf opgelost.

Het verdrag heeft ook een defensief karakter, zooals uit artikel 3 blijkt. Dat China met gemengde gevoelens kennis ervan genomen heeft, is duidelijk. Een protest zal wel niet baten.

[ocr errors]

Dalai Lama of Tasji Lama? Tibet heeft 2 pausen; de een, die in Lhasa resideert, de dalailama, is wel het meest bekend; van den Tasjilama, die op Tasji-lhoenpo woont, was de populariteit minder groot, hoewel hij meer en meer macht krijgt.

De hierarchische titel van den Tasji Lama is Pantschen Rinpotsche: „de groote, kostbare leeraar"; die van den Dalai-Lama Gjalpo Rinpotsche: „kostbare koning". Als wereldlijk heerscher werd de Dalai-Lama bekend, terwijl de andere zich vergenoegen moest met zijn bekendheid in Tibet als heilige en alwetende.

In de laatste jaren is een verschuiving van macht gekomen ten voordeele van den Tasji Lama, en wel door eigen schuld van den andere. Hij begon met het nauwelijks voelbare juk van de heerschappij der Chineezen af te schudden, na den voor China zoo ongelukkigen Chineesch-Japanschen oorlog van 1894 en 1895. Er volgde een zeer wisselende politiek met

Engeland en Rusland, welke leidde tot den beroemden inval der Engelschen onder Younghusband in 1904. De Dalai Lama vluchtte. De Chineezen kwamen en verklaarden hem vervallen van den troon; tot hoogste leider der binnenlandsche aangelegenheden werd de Tasji-Lama aangesteld. Hoewel deze de benoeming niet aannam, had toch het aanzien van den Dalai Lama een gevoeligen knak gekregen: de onoverwinnelijke, die zijn troepen onverwinbaar verklaard had, de almachtige, de incarnatie van de godheid, hij was hals over kop gevlucht, hij had zich laffer getoond dan een gewoon soldaat.

De Tasji Lama evenwel was op zijn post gebleven, hoewel dit ook weer geen bijzondere verdienste van hem was, daar hij niet aangevallen was. Daardoor kon hij zich in verhoogden eerbied en achting verheugen.

Een nieuwe verschuiving kwam door den Russisch-Japanschen oorlog. Daardoor werd de invloed van Rusland in Tibet geheel vernietigd. Het gelukte China, zijn suzereiniteit in Tibet weer meer te doen gelden. Wel werd de afzetting van den Dalai Lama weer opgeheven, maar hij moest een boetetocht naar Peking doen, waar door een verdrag de rechten van China en de plichten van den Dalai Lama werden bepaald. Troepen werden later naar Tibet gezonden, en . . . de Dalai Lama vluchtte! Het booze geweten, het niet nakomen van zijn plichten dreven hem naar zijn doodsvijanden: de Engelschen. Hij begaf zich naar Calkutta. Welken indruk deze tweede vlucht op de Tibetanen maakte, is te begrijpen: voor China beteekent zij den weg tot absolute suzereiniteit over Tibet.

Interressant is nu de vraag, die Sven Heden in Petermanns Mitteilungen 1910, p. 181 stelt:,,Zullen de Chineezen de grenzen evenzoo sluiten, als de Tibetanen gedaan hebben ?" Hij antwoordt daarop: „Ja, zonder twijfel. Het geographisch onderzoek zal door deze politieke verandering niets winnen. In Augustus 1907 hebben Rusland en Engeland een verdrag gesloten, waarbij bepaald werd, dat zij gedurende 3 jaar geen expedities in Tibet zouden zenden. Als nu deze beide rijken zoo onverwacht grootmoedig geweest zijn, de sterkste wenschen der Chineezen te vervullen, waarom zouden ze dan zelf het voor de Europeanen verboden land openen? Dat was zeer onpolitiek, en daarvoor zijn de Chineezen te sluw. Waarom zouden zij den bergbouw op goud, tot nog toe hoogst primitief geschiedende, en die toch van zoo groote beteekenis kan worden, niet zelf uitvoeren?

De Chineezen zullen nu met grooter energie en kracht als zelfs in den tijd van Kang-His en Kieng-Lung (1736—1795) in Tibet optreden. Het land zal wel, evenals Oost-Toerkestan, in een Chineesche provincie veranderd worden, en de Amban in Lhasa zal wel met grootere macht bekleed worden. De diplomatieke betrekkingen met Rusland en Engeland blijven natuurlijk vriendschappelijk, maar zooveel mogelijk gereserveerd. De drie open handelsplaatsen in het Zuiden, Gartok, Gjangtse en Yatoeng zullen wel open blijven, maar het verkeer met Voor-Indie zal niet gemakkelijker gemaakt worden."

De Europeesche machten moeten met dezen stand van zaken tevreden

« PrécédentContinuer »