Images de page
PDF
ePub

Het blijkt, ook uit den Heksenhamer, dat twee personen in Ravensberg den dood in de vlammen gestorven zijn; zekere Agnes en Anna, die een hevigen hagelstorm hadden doen ontstaan, waardoor alle veldvruchten en wijnbergen een mijl in den omtrek verwoest waren. Zij erkenden, na foltering natuurlijk, volmondig schuld; de duivel had hun gelast met een weinig water op het veld te gaan; zij moesten dit in een kuil gieten en een bezwering uitspreken; nauwelijks waren zij weer thuis of het onweer begon. Drie dagen na de bekentenis werden zij verbrand. Beter kwam er een zekere Else Frowendienste af, die ook bekende zich schuldig gemaakt te hebben aan,,das böse sindtliche Uebel der Hexerei", maar op voorspraak van haar familie genade kreeg, echter vooraf moest zweren geen wraak te zullen nemen voor het ondervonden leed.

DE B.

Het kompas in West-Europa. In de eerste afl. van de Hansische Geschichtsblätter 1911 vindt men behalve een uitvoering artikel van Prof. Oppermann, Untersuchungen zur Geschichte des deutschen Bürgerthums und der Reichspolitik vornehmlich in 13 Fahrhundert te zaakrijk om het hier in enkele regels te resumeeren, een kort artikel van Walther Vogel: Die Einführung des Kompasses in die nordwest-europäische Nautik. Terloops vermeldend dat door de jongste onderzoekingen het bestaan eener familie Joya in de buurt van Amalfi vastgesteld is (de naam Flavio moet aan misverstand zijn toe te schrijven) gaat hij verder na, wanneer dit kompas in West-Europa vermeld werd en komt tot het resultaat, dat dit sedert het eind van de twaalfde eeuw 't geval is, zoodat het hoogstwaarschijnlijk in verband staat met den derden en vierden kruistocht; dat het drijvend kompas in den loop der 14de eeuw door een vast kompas is vervangen, dat hiervan echter geen revolutie in de zeevaart het gevolg is geweest, daar het als stuurkompas weinig gebruikt werd, met uitzondering mogelijk op tochten naar IJsland. Als men buiten het bereik van het land was, trachtte men zich met behulp van de sterren te oriënteeren en verder door middel van het dieplood. Ook raven, die men deed wegvliegen en door hun instinct het naastbijzijnde land wisten te vinden, deden dienst, voornamelijk bij de Noormannen. Als een Danziger schip b.v. in beslag wordt genomen, wordt „lyne und loth" afgenomen, opdat het de reis niet kon voortzetten. Een werkelijke ommekeer in de zeevaart vond pas in de tweede helft der 16e eeuw plaats.

Nieuwe Geschiedenis.

DE B.

-

Gevolgen van den dertigjarigen oorlog in Wurtemberg. Den 28 Aug. 1652 werd in Wurtemberg een onderzoek ingesteld,,wieviel Mannschaft gegen vorigen friedlichen Ruhestands-Zeiten diesem unsren

durch den leijdigen Krieg euszerst depopulirten Herzogthumb annoch ermangle, wie viel Morgen velds noch ohngebauet wuest und öd liege en eindelijk hoeveel dorpen en steden in bouwvallen lagen. De resultaten van dit onderzoek vindt men in een artikel in de Wurtemb. Vierteljahrsheften 1910, IV p. 447. Zij zijn allerbedroevendst. In 75 ambten zou volgens ambtelijke opgaven de achteruitgang der mannen het getal van 39.784 bedragen, wat voor het geheele hertogdom op een achteruitgang aan bewoners van 471.500 op 139.875 zou neerkomen. Leerzaam is ook de tabel aangaande de braakliggende velden en wijnbergen en de verwoeste huizen, die ons den indruk geven, dat van het vruchtbare en dichtbevolkte land weinig meer dan een woestenij was overgebleven.

DE B.

Over de snelle opkomst van Zweden in de 16de eeuw en zijn even snel achteruitgaan in de volgende spreekt Kretschmar in een artikel,,Schwedische Handelskompanien, und Kolonisations-versuche (Hans. Geschichtsbl., 1911. I). Zooals men weet, hebben vooral de Wasa's zich verdienstelijk gemaakt; Gustaaf Wasa vond nog alles in zeer verwaarloosden staat; hij trachtte Zweden economisch onafhankelijk van de Hanze te maken; legde de eerste houtzagerij aan voor het maken van scheepsbalken en planken en deed de ijzerbewerking verbeteren. Bij zijn dood telde de Zweedsche handelsvloot 62 vaartuigen en woonden er in Stockholm 209 Zweedsche kooplieden. Na zijn dood deed de verwarring de pogingen staken; eerst Karel IX vatte deze weer op; hij nam uit hun vaderland verdreven Walen op, die de ijzer-industrie zeer vooruit brachten; onder hem werd het koper uitsmelten ook verbeterd. Onder Gustaaf Wasa heette nog de bewerking van de voornaamste mijn niet loonend; toen onder Johan III de opbrengst 3000 Pond werd, werden door 't heele land gebeden uitgeschreven; nu steeg de opbrengst op het vijfvoudige.

De schitterendste tijd begon met Gustaaf Wasa, vooral door de talentvolle bemoeiingen van Oxenstierna. Deze wordt door Kretzschmar een,,Verwaltungs- und Organisationsgenie" genoemd, zooals er weinig gevonden worden: hij is de schepper van menige organisatie geweest, die nog lang daarna Zweden tot heil is geweest.

Schrijver weidt verder uit over de werkzaamheid van vele Hollanders, over de verschillende maatschappijen, de teer- en de kopermaatschappij vooral, over de pogingen tot kolonisatie die van Zweden onder medewerking o.a. van Usselinx uitgaan. Het belangrijke aandeel van onze landgenooten in deze zaken, maakt dit artikel voor onze geschiedenis van beteekenis.

DE B.

Van een niet uitgevoerd aanvalsplan op Engeland en een ministerie in,,after-dinner-stemming". - Reeds kort na het eind van den

Zevenjarigen Zeeoorlog maakte Choiseul, nauw verbonden met Spanje, alles voor een revanche-oorlog gereed. Terwijl hij den Engelschen gezant met mooie verzekeringen paaide, liet hij door Fransche officieren plannen uitwerken tot een inval in Engeland; een talrijk leger zou op visschersvaartuigen, beschermd door de oorlogsvloot, het Kanaal oversteken; Fransche officieren moesten het land verkennen; één hunner, kolonel Bémont, bereisde in 1767 gedurende drie maanden Zuid-Engeland en verkende o. a. de geheele kust van Southampton tot Dover. In de zeer uitvoerige rapporten wordt aan de expeditie een goede kans van slagen toegekend; de Wilkes-zaak brengt daar alles in opschudding, de koning en zijn ministers zijn allen even zwak; het leger is niet tegen het Fransche opgewassen. Tot zelfs de dokken en arsenalen blijken voor den spion toegankelijk, met smart ziet deze daar veroverde Fransche schepen en kanonnen. In 1770 scheen het plan uitgevoerd te zullen worden; een twist van Engeland met Spanje over een der Falklands-eilanden scheen een geschikt voorwendsel te zullen bieden. De Engelsche ministers, slecht voorgelicht door hun gezant, bespeurden niet welk een gevaar hun dreigde. Op het laatste oogenblik werd dat echter afgewend, door het persoonlijk ingrijpen van Lodewijk XV; hij berichtte den koning van Spanje in een eigenhandig schrijven, dat hij geen oorlog wilde en zond den volgenden dag Choiseul in ballingschap. Blijkbaar had hier de invloed van madame du Barry gewerkt.

Men vindt bijzonderheden over deze kwestie in een studie The duc de Choiseul and the invasion of England in de Transactions of the royal historical society van 1910. Daarin nog deze eigenaardige bijzonderheid, dat toen de Fransche gezant op een avond te 9 uur den minister North wilde spreken om antwoord op een belangrijke missive te brengen, hij het geheele ministerie in een bedenkelijke ,,after-dinner-stemming" aantrof. Lord North was ,,ivre comme un fiacre" en de gezant maakte van de gelegenheid en van zijne mededeelzame stemming gebruik om hem op allerlei punten uit te hooren. DE B.

Marie Thérèse Levasseur,,,Veuve de J. J. Rousseau". Onder dit opschrift is in de „Revue de Paris" van 15 September 1.1. een artikel verschenen van A. Martin-Decaen. Het handelt hoofdzakelijk over het leven van deze vrouw na den dood van Rousseau. Als zoodanig geeft het tot nu toe onbekende stof; de persoon was ons slechts bekend uit les Confessions en uit een artikel van M. Lenôtre in Le Temps van 19 Mei 1909, getiteld:,,la fin de Thérèse Levasseur". Het volgende is een kort resumé van wat Martin-Decaen ons vertelt.

Rousseau leerde haar kennen in 1744, toen hij logeerde in het

Hôtel Saint Quentin te Parijs, waar zij linnenmeisje was; ze was toen 23 jaar. Ze was zeer onwetend; kende lezen, spellen noch rekenen; nooit slaagde Rousseau er in haar te leeren zien, hoe laat het was. Volgens Rousseau vergoedde ze dit alles door haar zedelijke hoedanigheden en haar hart. Nooit heeft hij een wettig huwelijk met haar gesloten; toch werd ze als wettige echtgenoote betiteld en behandeld.

Toen Rousseau stierf, woonden ze beide als gasten te Ermenonville op het kasteel van markies de Girardin. Daar bleef de „weduwe"; de markies beheerde haar inkomen, stijgende tot 3000 livres per jaar, voortvloeiende uit het werk en den roem van Rousseau. Na ruim een jaar kwam er ongenoegen, door haar liaison met John Bally, een huisbediende van den markies Deze man had alleen de bedoeling, haar inkomen te deelen. Thérèse was 58 jaar en hij 24 jaar jonger. Ze vestigden zich te Plessis-Belleville. Toen ze begrepen, dat een huwelijk schade aan het inkomen zou berokkenen, sloten ze dat niet. Weldra had John haar geholpen om alles op te maken. Ze ging naar Parijs en bedelde aan den uitgang van het Theater. Op aanraden van John wendde ze zich tot Mirabeau, die haar aanraadde de hulp der Nationale Vergadering te vragen. In den tijd der revolutie dweepte men met Rousseau; een deputatie vroeg aan de Nat. Verg. de overbrenging van de asch van J. J. Rousseau naar het Pantheon. Van deze opwinding maakte ze gebruik en ze verkreeg eindelijk een staatspensioen van 1200 livres. Hiervoor waren noodig geweest twee getuigenissen van pastoors, dat ze niet hertrouwd was. Eén poging om ,,le devin de Village" te laten spelen ten voordeel van Marie Thérèse was mislukt; eveneens een poging om geld te krijgen van keizerin Catharina II van Rusland, alleen op grond daarvan, dat „Rousseau eût apprécié son mérite". Tot aan haar dood leed ze geldgebrek, ze vond steeds, dat de roem van Rousseau haar niet genoeg opbracht, en had de vereering der tijdgenooten gaarne in geld omgezet. Den 5en vendémiaire an III bood ze aan,,la Convention" een manuscript aan van Rousseau, verklarende dat hij haar dit had gegeven een uur vóór zijn dood; buiten op het manuscript was vermeld, dat het zijn bedoeling was het pas in 1801 te doen openen. Het was . . . . . een copie van les Confessions, met te weinig tekstveranderingen om een nieuwe uitgaaf te rechtvaardigen; wat het handschrift aan de buitenzijde van het manuscript betreft dat was niet van Rousseau.

.....

In denzelfden tijd, dat men een blinde bewondering had voor alles wat Rousseau betrof, spraken booze tongen zóóveel over Thérèse, dat ze genoodzaakt was zich in ,,le Journal de Paris" te laten verdedigen. Op tachtigjarigen leeftijd stierf ze, nalatende 1800 à 2000 livres

schuld; haar grafschrift noemt haar eenvoudig: „,compagne de Rousseau".

A. Martin-Decaen noemt haar ,,une femme, si peu faite par ellemême pour sortir du commun et pour occuper l'attention."

Nieuwste Geschiedenis.

v. E-B.

De Mameluk van Napoleon I. Als amusante, maar met de noodige critiek te lezen lectuur worden in de Révolution française (14 Mei 1911) de Souvenirs aangeprezen van Roustam Raza, den beroemden Mameluk van Napoleon I. Ze moeten echt zijn; het manuscript is in stijl en taal een Mameluk waardig. De eerste 40 bladzijden, waarin Roustam vertelt hoe hij, geboortig uit Georgië, in zijn jeugd zeven maal als slaaf verkocht wordt, tot hij eindelijk in Egypte in dienst van Bonaparte treedt, gelijken op de verhalen van Duizend en één nacht. Maar ook de rest moet typisch zijn voor de eigenaardige praetorianen-omgeving van den keizer; anekdotes, hoe Berthier den armen Mameluk een sabel afkaapt en Bessières hem een deel van zijn toelage tracht te ontstelen, zijn teekenend vooral.

DE B.

Een mislukt protest tegen den,,Verfassungsbruch" in Hannover.In het begin van 't jaar 1838 heerschte er in geheel Hannover een gedrukte stemming. Toen aan de kamers een nieuw ontwerp van staatsregeling werd voorgelegd, kwam het daar tot scherpe debatten; door het geheele land begon de ontevredenheid zich te uiten. Koning Ernst August, die hierin enkel 't gevolg van het stoken der liberalen zag, en het gewicht der bezwaren niet recht voelde, vond, dat hier ingegrepen moest worden; hij ging een rondreis door het land ondernemen, zoowel om zich over de gezindheid zijner onderdanen zelf een oordeel te vormen als om door zijn persoonlijken invloed de liberalen te bestrijden. Zoo kreeg ook de landdrost van Osnabrück, graaf Von Wedell, bericht dat Z. M. deze stad zou bezoeken.

Wat de omgeving der stad betreft was de zaak eenvoudig genoeg. De vrijzinnige beginselen waren daar nog minder verbreid; aanschrijvingen gingen uit aan de ambtenaren, dat alles gedaan moest worden om de reis van den koning „Allerhöchst demselben" zoo aangenaam mogelijk te maken, en er voor te zorgen, dat de liefde en vereering,,,welke elk Hannoveraan voor zijn verheven koning en het koninklijk huis gevoelt", openlijk en hartelijk zouden worden uitgesproken. Van overheidswege werd gezorgd, dat door deputaties van ingezetenen, fakkeloptochten, gymnastische betoogingen en schoolkindergezang aan den vorst de noodige oplettendheid zou worden

bewezen.

« PrécédentContinuer »