Images de page
PDF
ePub

tegenspraak vatbaar. Prof. Salmasius Prof. Salmasius uit Groningen, in dezen een tegenstander van Voetius in de Utrechtsche faculteit, bond den strijd aan; vele anderen sla ik over, en vermeld slechts de verschijning van een even uitvoerig verweerschrift: Res judicanda, d. i. „over de zaak die nog te oordeelen staat", opgesteld door Gecommitteerden van de Classis te Leiden, in 1658. Onder aanhaling van een bijna evengroot aantal autoriteiten op kerkelijk- en rechtskundig gebied, waarbij vele van de door de tegenpartij aangehaalde schrijvers, door elders opgediepte citaten, evenzeer als getuigen moesten dienen, werd hier bewezen dat wij Christenen ,in conscientie niet zijn gehouden aan den inhoud der woekerwetten ,,in het O. T. Immers hebben die geboden niet behoord tot de wet „der zeden, als uitdrukking van de wetten der Natuur, die voor „alle volken gelden, maar tot de politieke wetten van Israël, die „slechts voor dat volk in dien tijd golden. Zie Chron. XIX: 10/11." Voorts beriepen de Predikanten zich - en dit is ook teekenend op een geheele wolk van getuigen uit het Pausdom, te weten al degenen die voor de Montes pietatis in de Roomsche Kerk geadviseerd en geschreven hadden" Eigenaardig is het ook, hier te vernemen hoe de tegenwerpingen van de eene partij door de andere genoemd worden: „argumenten van vijgebladeren samengesteld." Hoe scherpzinnig dit betoog ook was, daarmede was de strijd evenwel nog niet uit. Om U echter niet langer er mede te vermoeien geef ik alleen nog maar den titel van een derde belangrijk stuk: Res judicanda judicata ofte Apologie voor den armen en „Geringen in den Lande: Waer in vertoont wort, dat de Negotie „van de particuliere Tafelhouders, Lombaerden genoemt, strijt met Godts Woord, Catechismus, Liturgie en Synodale Resolutiën en de „gemene Praktijcke der Gereformeerde Kercken. Zijnde een ant"Woort op zeker Boeksken, genaamt Res judicanda. Uitgegeven „met Kennis en Approbatie van de Theologische Faculteit te Utrecht "Tot Utrecht bij Jan van Waesberge 1658."

[ocr errors]

[ocr errors]

Tot zoover zou de strijd alleen als theologisch dispuut een merkwaardig bewijs zijn van het sterk op den voorgrond tredend ijveren der Predikanten, maar het beleeningsbedrijf was iets dat diep was ingegroeid in het Volksleven: de praktijk van den dagelijkschen omgang drong aan om oplossing van deze kwestie. Immers het ging om het zieleheil en de zaligheid van overigens godvruchtige leden der Nederd. Hervormde Gemeente. Om slechts een voorbeeld te noemen: den 2den Mei 1657 was een request ingediend door Sinjeur Sebastiaan Koningh, bankhouder binnen Leiden, aan de Eerwaarde Classis van Leiden en Neder-Rhijnland waarin hij met alle ootmoedicheijt versocht, tot troost van zijn

[ocr errors]

„gemoet aan des Heeren Heyligen Taefel te mogen toegelaten worden; „alsoo hij zeide bij zijn zelven niet te kunnen begrijpen, dat dese „sijne bankhoudinge niet en konde met een goet gemoet geëxer„ceert werden, dewijle hij in desen anders niet was aan te mercken ,,dan als een dienaar, pachter of huerder van des Magistraatsbanck, „die hem te vreden hielt met 't geene hem geset was, ende der,,halven, indien hier schult was, dat sij niet soo zeer hem konde „geimputeert werden als wel sijne Heeren en Meesters, die de voor,,geseijde conditien geëijscht, voorgeschreven ende daerop hare „Banck aan hem verhuijrt hebben.

[ocr errors]

„Doch indien het de E. E. Broederen des E. Kerkenraedts en „Classis anders mochten verstaen, soo versocht hij hun, tot gerust„stellinge van sijn gemoet, enige nadere onderechtinge uijt den „Woorde des Heeren, presenterende in tali casu van als men hem „konde toedienen overtuijgende redenen, liever van dese banck„houdinge te willen af-staen, dan dat hij soude blijven in een stijl ,,van handelinge continueren die met Godts woort strijdigh was, ,,ende waerdoor hij hem soude konnen bevoelen waerdich te sijn „om van de Zegelen des Genaeden Verbondts en uijt het Coningh„rijcke der Hemelen uijtgeslooten te werden, met betuijginge, dat „hij hem in desen niet en wil hertneckig noch ongheseglick toonen, ,,maer goeden raedt en de getrouwe onderwijsinge geern plaets „geven. 1)

Wat moest de Classis hierop antwoorden?

En zoo was er een tweede geval, van een welgestelden student te Utrecht, genaamd J. Kriex, die aangevraagd had om tot Dr. in de. Rechten te promoveeren, maar van wien men onderricht werd dat zijn vader in leven Lombardhouder was geweest, om welke oorzaak reeds aan zijn broeder het Doctoraat aan de Academie te Franeker was geweigerd geworden. Hoe daarmee te handelen?

Over den bankhouder Koningh werd de dispositie voorloopig opgeschort; de classis diende een gravamen (bezwaarschrift) in bij de Synode, die dat jaar te Delft zou gehouden worden, en adressant werd later toegelaten tot 's Heeren tafel.

-

De student Kriex bracht zijn vader ten grave; hiermede werd het bezwaar opgeheven verklaard, mits de a.s. advocaat de verklaring aflegde zich voor immer van alle deelgenootschap en banknegotie te onthouden. Dit heeft hij gedaan als koopman, niet als advocaat. Met scherpe pen onder het motto: Ne judicate ut ne judicemini (Math. VII: 1), schreef hij, die als knaap het vak van nabij had leeren kennen, een vurig pleidooi ten gunste van het zoo fel aan

1) C. J. van Heel Dz. De Geschillen over Banken van Leening, blz. 46.

gevallen bedrijf

en lang had dit dispuut nog voortgezet kunnen zijn, had niet in 1659 het hoogste gezag een einde gemaakt aan den strijd, gelijk blijkt uit het Extract van de Resolutiën van de H.H. Staten van Holland en West-Friesland. De Groot-Mogenden beslisten na rijpe deliberatie, dat het subject van de Bankleeninge „niet en specteert tot de kennisse en het oordeel van de Kerken,,raden, Classen en Synoden, maar tot de voorsorge van de politique „Regeering; dat zij alsulcke B. v. L. geensins zullen hebben aan te ,merken als neeringe van onrechtvaardige woeker, maar als middel„matige handelingen; met bijvoeging dat Haar Ed. Gr. Mo. niet en verstaan, dat de Houders of Bedienaars van sulcke Banken in „den rang van onrechtveerdige woekeraars gestelt, ofte bij de goede ,,ingezetenen in verdachtsaamheid zullen worden gebracht."

Anderhalve eeuw bleef de toestand zooals die was. De Fransche Revolutie, die vrijheid eischte voor elk bedrijf, schafte in Frankrijk het geautoriseerde B. v. L.-stelsel af. Bij ons heeft dit echter geen invloed gehad, want de geroemde vrijheid deed ginds zulk een wanorde en afzetterij in beleeningszaken ontstaan, dat reeds in 1804, bij wet van 16 Pluviose, an XII, het houden en oprichten van Banken, zonder toestemming van het Gouvernement, weder verboden werd en alle niet geautoriseerde beleenhuizen moesten liquideeren en gesloten werden. Toen Nederland dus onder de Fransche heerschappij kwam, was beleening reeds weer gesteld onder toezicht en wel van het Gouvernement, zooals ook duidelijk spreekt uit Art. 411 van het Code pénal, ingevoerd in 1810. Dit stelsel werd bestendigd onder den nieuwen regeeringsvorm van het Koninkrijk der Nederlanden. Bij Organiek Besluit van 31 Oct. 1826, gevolg van den arbeid eener Commissie, belast met het onderzoek naar „den waren staat der Armen", bleef de toestemming des Konings vereischt voor de oprichting van B. van L., die volgens Art. 5 beschouwd werden te zijn Instellingen van Liefdadigheid.

Alkmaar.

J. A. VERKUYL.

La Isla de Pinos.
(Pijnboom-eiland, met kaartje).

Pijnboom-eiland, kortweg Pinos genaamd, is een der kleine Caribische eilanden. Het ligt ongeveer 60 zeemijlen ten Zuiden van den Noordwestelijken uitlooper van Cuba, tot welks gebied het behoort. Tot 1908 was het in de Vereenigde-Staten weinig, elders in 't geheel niet bekend, of wel in 't vergeetboek geraakt.

De naam is ontleend aan de prachtige bosschen van pijnboomen, die geheele wouden vormen, welker hooge wuivende kruinen reeds ver van uit de zee zichtbaar zijn.

[ocr errors]

Columbus ontdekte het eiland op zijn tweede reis, op St. Jansdag, en gaf er den naam Evangelista" aan. Volgens Las Casas liet het scheepsvolk den beroemden man, die zich aangetrokken voelde tot het eiland, slechts den tijd om water en hout in te nemen. Want wat was het geval? De zee, zoo klaar en doorschijnend, dat de zandige bodem duidelijk te onderscheiden was, vertoonde op enkele plaatsen echter zulke donkere gedeelten, dat het scheepsvolk ze voor afgronden hield, waarin het vreesde, dat het schip verzinken zou! De schrik was zóó hevig, dat er gevaar voor muiterij ontstond en zoo moest de Admiraal wel toegeven en het eiland verlaten.

Er wordt weleens beweerd, dat Stevenson in zijn novelle The Sea-cook (1881), later onder den naam Treasure Island uitgegeven, Pinos bedoeld heeft. Voor deze bewering zijn geen gegronde redenen aan te voeren. Die Vliegende Hollander heeft deze streken nooit bezocht. Mogelijk is, dat die beroemde schrijver The Bucaniers of America" gelezen heeft, een Engelsche vertaling van De Americaensche Zee Roovers", door den Boekanier Enquemelin geschreven. Het verscheen in 1678 te Amsterdam en werd spoedig in vele Europeesche talen overgezet.

Het

Pinos, groot 900000 acres, bestaat uit twee gedeelten. noordelijk deel, groot 600000 acres, is van vulkanischen oorsprong; het zuidelijk deel, groot 300000 acres, heeft zijn bestaan te danken aan het langzame bouwen van koraaldieren. Juist op het smalste

gedeelte van de aansluiting is een lage moerassige streek, zoodat Pinos als 't ware uit twee eilanden bestaat. De verbindingsstrook staat vaak bijna geheel onder water.

Het klimaat is zacht en bestendig. Door zijn ligging is het beschut tegen invallen van koude, noordelijke winden, terwijl de passaat er langs strijkt; de noordenwind wordt zelfs een, met geuren van hars, bloemen en bloesems van citroen- en sinaasappelboomen, van laurieren en tropische gewassen beladen zephyr. Pinos

[blocks in formation]

mag dus beschouwd worden als een winterverblijf voor zieken en convalescenten, dat wedijvert met Florida, Madeira, Tunis en Egypte. Het zuider-eiland met zijn door de zee en den weelderigen plantengroei in den loop der eeuwen gevormde, zeer vruchtbare bovenlaag, is rijk aan allerlei harde houtsoorten: mahonieboomen, ceders, enz., tusschen welker stammen ondoordringbaar kreupelhout een ware „jungle" vormt, vrij van verscheurende dieren of gevaarlijke slangen

« PrécédentContinuer »