Images de page
PDF
ePub

De meeste zorg baarde Von Wedell echter de stad zelve. Een feestprogram liet zich gemakkelijk voorschrijven: 't aanbieden der sleutels, versieren der straten, 't overreiken van een feestgedicht, ja 't afspannen der paarden en het voorttrekken van het rijtuig door, daarvoor betaalde, burgers kon gemakkelijk genoeg in scene gezet worden. Maar men hoorde van circulatie van een adres, dat herstel der oude staatsregeling verzocht, en alle pogingen van den landdrost om dit tegen te gaan bleven vruchteloos.

Het zou echter alles terecht komen. De tocht werd een ware zegetocht; overal wachtte den vorst een schitterende ontvangst; de aanbieding van het adres dreigde echter een wanklank te zullen geven; uit naam van 240 burgers zou een deputatie den koning verzoeken de staatsregeling weer in te voeren; een viertal stedelijke notabelen hadden zich hiervoor laten vinden; het waren een viertal eerzame kooplieden, waaronder een wijnhandelaar en een zeemleermaker. Zij werden aan Z. M. voorgesteld en lazen daarna het adres voor. De koning luisterde rustig toe, maar vroeg daarna de handteekeningen der burgers zelf te zien; het bleek, dat de heeren deze thuis gelaten hadden, zoodat er een hunner naar huis moest om deze te halen. Eenigszins onthutst werden zij daarna opnieuw in audiëntie toegelaten; daarna ontspon zich 't volgende gesprek:,,ge verzoekt mij de grondwet weer in te voeren, die ge zoo graag behouden wilt. Zijt ge met die grondwet bekend?" Nu bleek echter dat de afgevaardigden, die met het overreiken van het adres van alles hoopten af te zijn, niet bijzonder met het staatsstuk op de hoogte waren, en de vragen van den koning niet wisten te beantwoorden. Deze bleef echter de beminnelijkheid zelve; hij nam het hun niet kwalijk; zij waren alleen door anderen opgestookt.,,Maar zijn dan de andere 280 burgers beter op de hoogte dan hun vertegenwoordigers, die toch intelligente zakenmannen zijn? Ik moet aannemen, dat deze, op enkele opstokers na, evenmin wisten wat zij deden toen zij het adres onderteekenden; dat zij de grondwet niet kenden.

Ik ken deze daarentegen nauwkeurig; reeds vóór mijn troonsbestijging bleek mij, dat men er geen volk mee regeeren kan; betrouwbare mannen, die ik raadpleegde, hebben mij verzekerd, dat zij niet bruikbaar is en mijn rechten schendt." En zoo ging hij verder, met de vriendelijkste woorden, wist hij de totaal overblufte petitionarissen van het rechtmatige zijner daden te overtuigen, zoodat zij ten slotte, dankend voor de genadige ontvangst, beloofden 's konings woorden aan hun committenten over te brengen. Of hun daar een vriendelijke ontvangst wachtte, meldt de geschiedenis niet.

(Merx: Eine Rundreise des Königs Ernst August, Mitteilungen des Vereins fur Gesch.- und Landeskunde von Osnabrück, Band XXXIII.) DE B. 3

TIJDSCHRIFT V. Gesch., Land- EN VOLKENK. XXVIIe Jaargang.

Vaderlandsche Geschiedenis.

[ocr errors]

Opkomst en bloei van Amsterdam. In de bekende Nederlandsche Historische Bibliotheek, uitgegeven door Meulenhoff en Co. is verschenen Opkomst en bloei van Amsterdam door Prof. Dr. H. Brugmans, evenals de andere hier vroeger aangekondigde deelen rijk geillustreerd onder toezicht van den heer E. W. Moes. Tot dusver hadden we naast onzen ouden Wagenaar, die nog steeds zijn waarde blijft behouden, het werk van ter Gouw, dat slechts tot aan de alteratie reikt, en dan verder voor de Zeventiende Eeuw het prachtige maar en door zijn hoogen prijs èn zijn onhandig formaat slechts voor weinigen bereikbare „Amsterdam in de Zeventiende Eeuw", (uitgever van Stockum.) Daarnaast bezitten we nog de uitnemende bijdrage van den heer Elias „,de vroedschap van Amsterdam, waarvan jammer genoeg de voor iederen geschiedkundige zoo belangrijke inleiding niet afzonderlijk verkrijgbaar is gesteld; eindelijk een aantal studiën van kleineren omvang.

Het werd dus meer dan tijd, dat een wetenschappelijk man een monografie aan dit onderwerp wijdde en het was een gelukkig denkbeeld van den leider der Historische Bibliotheek zelf deze leemte aan te vullen.

Vergelijken we nu dit werk met dat van ter Gouw, dan treft ons allereerst, afgezien van den rustigen betoogtrant, die zoo sterk afsteekt bij den opgewonden, opgeschroefden en daardoor tegelijk prikkelenden en vermoeienden stijl van ter Gouw, de groote voorzichtigheid van dezen schrijver in het trekken zijner conclusies. Ter Gouw bouwt in zijn gedachten geheel Oud-Amsterdam weer op en laat de phantasie aanvullen, waar wetenschap te kort schiet; bij Brugmans constateeren we telkens weer, dat we niet zoover zijn, als we na lezing van ter Gouw meenden te zijn. Het kasteel der Amstels aan den Nieuwendijk blijkt een luchtkasteel geweest te zijn, enkel opgetrokken van de slechts in vage berichten vermelde reuzenmoppen, die daar gevonden zouden zijn; de zorg voor de economische belangen door de Gijsbrechts, waarvan ter Gouw zoo smakelijk wist te vertellen, de stichting van den Dam in den Amstel, alles verdwijnt weer in den grauwen mist van het verleden; en ik kan me begrijpen, dat oud-Amsterdammers, die iets voelen voor de geschiedenis van hun stad, teleurgesteld zijn over dergelijke „vorderingen" der wetenschap. En toch was deze critische arbeid meer dan noodig!

Een tweede goede zijde van dit boek is de groote zorg, die besteed is aan de beschrijving van de economische toestanden: de schrijver was hier in de gelegenheid door nieuw onderzoek aan te vullen, wat hij vroeger onder Handel en Nijverheid in van Stockum's uit

gave mededeelde.

Van belang is verder de duidelijke beschrijving van de burgemeesters-regeering en van het daarmee verbonden „Magnificat"; in kort bestek wordt ons hier geschetst, welke hoofdpersonen in de machtige koopstad de leiding hebben gehad, een kwestie, die voor de algemeene politiek van die dagen van groot belang is.

Alles te zamen genomen dus, een smakelijk en zeer nuttig boek, waarop ook voor de studie M.O. zeer de aandacht dient te worden gevestigd. DE B. Deventer. Het Bulletin van den Nederlandschen Oudheidk. Bond van Juni 1911 bevat een zeer lezenswaardige rijk met illustraties voorziene beschrijving van de Monumenten van Deventer van de hand van den heer F. A. Hoefer.

Marnix en Parma. In de Farnesische archieven te Napels vond een Belgisch geschiedkundige Van der Essen, een eigenaardigen brief van Marnix aan Parma, voor wien hij sedert het beleg van 1585 groote achting gevoelde. In 1590 in Frankrijk vertoevend, had hij van Hendrik van Navarra een brief in cijferschrift gekregen, dien de Spanjaard Moreo van uit Parijs naar Madrid had willen zenden, een brief vol met de kwaadaardigste laster over Parma, die op de moedwilligste wijze de ondernemingen van den koning heette tegen te werken; eenmaal had hij zelfs gezegd, dat het hem niets kon schelen, als de geheele wereld verloren ging, als het maar niet de Nederlanden waren, waarvoor hij te zorgen had. De brief, die door den beroemden ontcijferaar van geheimschrift Marnix gemakkelijk ontcijferd werd, eindigde met de verzuchting ,,God helpe ons bij zooveel slechten wil."

Moreo was voor Parma geen onbekende; hij had hem steeds vervolgd met zijn aandrang om de Nederlanden desnoods in den steek te laten en zich naar Frankrijk te begeven; eenmaal had Parma hem zelfs de deur gewezen.

Wat Marnix' bedoeling met de opzending van dezen brief geweest is, blijkt niet; koesterde hij de hoop langs dezen weg Parma tegen de Spanjaarden op te zetten? Zie voor dezen brief de Annales pour servir à l'histoire ecclésiastique de Belgique IIIe Série VII 53, waarin ook de volgende karakteristiek van Marnix voorkomt, afkomstig uit Parma's omgeving: „le plus grand et le plus constant anticatholique de tout le monde, élève de Calvin même, l'inventeur de cette religion anti-catholique et scélérate."

DE B.

Mededeelingen op geographisch gebied.

De Golfstroom. Deze zoovaak genoemde en geprezen zeestroom wordt in zijn historische, nautische en klimatologische beteekenis geschetst in een der deeltjes van de bekende serie „Meereskunde" door Dr. L. Mecking.

Hoewel men vroeger niet toegerust was met de verschillende meest elkaar aanvullende methoden van oceanographisch onderzoek, was toch reeds in de 17e eeuw het bestaan van zeestroomen zeker bekend. Het stroomingssysteem uit den Noord-Atlantischen Oceaan kan men zich schematisch aldus denken: op ± 40 à 50° N. Br. is een waterbeweging merkbaar van het Westen naar het Oosten, die zich in de

Noord Amerika

Noordpool

Europa

Afrika

nabijheid van de Oude Wereld splitst in 2 takken, waarvan de een pool waarts, de andere naar lagere breedten gaat. Beide vormen een kringloop; de poolwaartsche tegen de richting der uurwijzers; de aequatorwaartsche met de wijzers mee (Zie fig. 1). Elk dezer kringloopen bestaat uit een warmen en een kouden tak, verbonden door twee verbindingsstukken. Warm (beter betrekkelijk warm) heet een stroom, die naar hoogere breedten gaat. Warm zijn dus de beide pool waarts strevende deelen van de beide kringloopen. Het Schema van de zeestroomingen in hen verbindende deel vormt, met dit,

Equator
Fig. 1.

den Noord-Atlantischen Oceaan.

wat wij den Golfstroom noemen.

Soortgelijke systemen vindt men ook in de andere oceanen, zoowel op het Zuidelijk als op het Noordelijk Halfrond. Het Noord-Atlantisch systeem komt het meest overeen met het Noord-Pacifieke. Toch bestaat er een groot verschil in graad, wat vooral veroorzaakt wordt door de verdeeling van water en land. Vooreerst is de vooruitspringende punt van Z. Amerika, Kaap San Roque, oorzaak, dat een deel van den Zuid-aequatorialen stroom, die eigenlijk alleen op het

Zuidelijk Halfrond tehuis behoort, over den evenaar gaat, en aldus zijn warm water ten goede komt aan het Noordelijk Halfrond.

Deze watermassa, vereenigd met den Noord-aequatorialen stroom, gaat dan gedeeltelijk in de Caribische Zee en de Golf van Mexico. Deze is het best op te vatten als een reusachtig reservoir, waaruit, door een enge poort, het water stroomen kan. Zoo iets heeft geen andere oceaan aan te wijzen. De snelheid van uitstrooming in Straat Florida overtreft alle andere snelheden in de oceanen. Gemiddeld is ze 70 zeemijlen per dag, vaak ook 100 tot 120 mijl, d. i. tot 22 M. per seconde, dus de snelheid van onzen Rijn bij hoogwater. De groote massa warm water is dus te danken aan het vooruitspringende land bij K. San Roque, de groote snelheid aan de Golf v. Mexico en Straat Florida.

Deze massa gaat noordwaarts, vereenigt zich met den Antillenstroom, het langs de Antillen en de Bahama-eilanden stroomende water van den Noord-aequatorialen stroom, en wordt door de bank van New-Foundland en de heerschende westenwinden naar het Oosten gedreven, geholpen door de richting van de kust en den kouden Labradorstroom. Dadelijk bij deze ombuiging verdeelt zich het Golfstroomwater waaiervormig over den oceaan; evenwel zijn vooral 2 takken zeer duidelijk. De een zet zich voort langs Madeira en de Kanarische eilanden en vormt den gesloten kring met den Noordaequatorialen stroom, terwijl de ander langs Ierland en Noorwegen noordwaarts gaat.

Terwijl in den Noord-Pacifieken Oceaan de kust van Azië en Amerika elkaar bijna in het Noorden raken, staat de Noord-Atlantische Oceaan door een breede poort in verbinding met de Noordelijke IJszee, waardoor deze een aanhangsel er van wordt en deel krijgt aan zijn watercirculatie. Daartegenover is hier ook sterk ontwikkeld de koude stroom langs Oost-Groenland en Labrador. Daardoor ontstaat van New-Foundland tot Spitsbergen en Nova-Zembla een strijd tusschen het koude en het warme water. Het voornaamste slagveld ligt in het bekken, ten Westen van Noorwegen gelegen en „Nordmeer" genoemd. De Europeesche zijde is het „Rijk van den Golfstroom", de Amerikaansche zijde dat van het polaire water.

Door de onderzoekingen, vooral van Nansen en Helland-Hansen, is de groote beteekenis van het onderzeesche relief voor de zeestroomingen in dit gebied ten duidelijkste gebleken. Vooreerst de groote rug of drempel, die zich uitstrekt van Schotland over de Faroër naar IJsland en Groenland, die gemiddeld 400 à 600 M. diep ligt en de Noordelijke IJszee van den Atlantischen Oceaan scheidt. Daardoor kan het Golfstroom water alleen tusschen de Färoër en Schotland naar het Noorden gaan en wordt het koude IJszeewater

« PrécédentContinuer »