Images de page
PDF
ePub

zijn in Amerika zeldzaam en Europeesche sterren vinden alleen waardeering, als voor hen een ,,reuzenreclame" wordt gemaakt; anders moeten ze 't afleggen tegen de bioscoop. Kenmerkend voor de literatuur is, dat men correspondentieles kan krijgen in 't maken van de veel geproduceerde novels (How to write a novel?).

Het oordeel over 't geestelijk leven in Amerika is dus over 't geheel niet gunstig; Schr. vat ten slotte zijn meening samen in het antwoord, dat hij eens een Amerikaan gaf: ,,America is big, but not great".

Dr. C. te Lintum, de bekende historicus-geograaf (opzettelijk wordt voor dit boek het woord historicus vooropgeplaatst), gelukkige combinatie, waarvan de sporen overal in 't boek te vinden zijn, heeft zich voorgesteld, eerst in groote lijnen een schildering te geven van 't land, vervolgens een beschrijving van de kolonisatie en ontwikkeling, en eindelijk een beeld van de tegenwoordige toestanden op politiek, cultureel en economisch gebied, dus: tooneel, actie en resultaat.

We zien de oorspronkelijke bewoners, de ,,Indianen", langzaam wijken voor de koloniseerende blanken, die de Roode Broeders niet bepaald met Christelijke liefde behandelden, tot de laatste resten, althans in veel staten, werden bijeengebracht in een soort concentratie-kampen, de Reservations; opmerkelijk is, dat hun aantal in de laatste tijden weer eenigszins toeneemt.

men

We zien om slechts enkele der voornaamste figuren te noeden voet op Amerikaanschen bodem zetten door den Franschman Champlain, den stichter van Quebec, door den Engelschman Walter Raleigh, door de beroemde Pilgrim fathers, uitgevaren van Delfshaven, strenge Puriteinen, die op den duur de kern van 't Amerikaansche volk zouden worden, stichters van een Hoogeschool reeds in 1636 te Newton (nu Cambridge) bij Boston, de latere Harvard University. We leeren de edele figuur kennen van William Penn met zijn vrome kwakers, de profeten van gelijkheid en verdraagzaamheid, waardoor Philadelphia de eerekroon toekomt als bakermat van de edelste kenmerken van 't Amerikaansche volk.

[ocr errors]

Dan maken we mee we moeten ons nagenoeg bepalen tot het opnoemen van de titels der hoofdstukken als de botsing tusschen de verschillende koloniseerende machten in 't voordeel van Engeland is beslist, den strijd om de onafhankelijkheid, vooral voor ons Nederlanders zoo belangwekkend, maar waaraan veel te weinig aandacht door ons geschonken wordt, een strijd, waarin als bij den

onzen, groote heldenfiguren een rol spelen naast lage verraders. We volgen met belangstelling den loop der gebeurtenissen in de moeilijke jeugd der Vereenigde-Staten, we zien den stoomwagen zijn intocht doen, we strijden in gedachte mee den geweldigen oorlog tusschen Noord en Zuid voor de bevrijding der slaven en worden vervuld van eerbied voor de figuur van den eenvoudigen, edelen Abraham Lincoln.

Na den oorlog begint de trek naar de Canadeesche Meren, Chicago en veel andere steden komen met wonderbare snelheid op, landverhuizers stroomen toe uit alle oorden, spoorwegen worden bij duizenden kilometers gelegd; de ontginning van het Wilde Westen wordt krachtig ter hand genomen, vooral na de verbinding van de Central- en Union Pacific Railway op 10 Mei 1869; afzonderlijk dient vermeld het aandeel der Hollanders, inzonderheid een groote bedijking in 't Sacramento-gebied.

Zeer belangrijk is uit den aard der zaak het hoofdstuk, waarin wordt geschetst de groei der Unie tot industrieland van den eersten rang; we moeten er van afzien, uit dit deel aanhalingen te doen, doch willen nog even stilstaan bij de volgende hoofdstukken: de Vereenigde Staten als Wereldmogendheid en het Amerikaansche Onderwijs.

Oorspronkelijk heeft de Republiek zich eenigszins op een afstand gehouden van de andere mogendheden, overeenkomstig de wijze les van Washington in het Farewell Adress, een heilig boek voor de Amerikaansche staatslieden, welk isolement van de niet-Amerikaansche wereld nog versterkt werd door Monroe. De ontwikkeling der industrie maakte het moeilijk, de expansiezucht tot 't eigen werelddeel te beperken; aarzelend nam Amerika zijn deel van de SamoaEilanden, weldra dreef de Republikeinsche partij de bezetting door van de Hawai-Archipel, ondanks den tegenstand der Democraten. De Spaansche oorlog was rechtvaardiger dan de meeste andere door Spanje's wanbeheer, hij bracht Amerika in 't bezit van Cuba en de Philippijnen. Maar mag nu Amerika imperialistisch heeten? Zeer zeker onder de tegenwoordige leiding niet! Is niet aan Cuba, aan de Philippijnen zelfs, tot schrik van sommige onzer Indische specialiteiten, een zelfbestuur gegeven, dat voorbereiden moet de volledige onafhankelijkheid? Zuivere (of liever onzuivere) geweldpolitiek was de wijze, waarop Colombia werd beroofd van de Landengte van Panama, evenmin in den haak was de poging tot schending van 't Hay-Pauncefote-verdrag betreffende de tolheffing in 't nieuwe kanaal (geopend 1915). Maar heeft het Democratisch

bestuur, dat in 1912 gekozen werd, zich niet gehaast, deze slechte en onwaardige politiek te verlaten? Is niet de groote Republiek in 1914 begonnen met nederig excuus te vragen aan 't kleine Colombia voor 't onrecht van 1902? Waarlijk, de „parvenu" Amerika is zoo slecht niet, de „dollar" is toch ook zoo dikwijls een macht ten goede: men denke slechts aan 't Belgium Relief Comittee!

Veel dankt Amerika aan 't onderwijs, waaraan van oudsher groote waarde wordt gehecht en waaraan groote sommen (eigenaardig vaak in den vorm van landerijen) werden en worden ten koste gelegd, een onderwijs, dat zich aanpast aan de behoeften der streek, dat geheel nieuwe wegen weet in te slaan, dat vooral ook in staat is gebleken, van de kinderen van allerlei slag landverhuizers, in korten tijd Amerikanen te maken, zonder tot chauvinisme te ontaarden. Gemakkelijke gelegenheid tot studeeren is overal en er wordt gewerkt, gewerkt met kracht en volharding. Resultaten zijn er genoeg alleen: wij zijn gewoon, er zoo weinig mogelijk notitie van

-

te nemen.

N. L. Wiltink.

.

LEESTAFEL.

Gosses-Japikse: Handboek tot de staatkundige geschiedenis van Nederland. Van dit handboek, dat wij hier herhaaldelijk bespraken, is, zooals men weet, het gedeelte na 1578 door dr. Japikse samengesteld, terwijl prof. Gosses het eerste gedeelte voor zijn rekening nam. Vooral voor dit deel onzer geschiedenis bestond sedert lang behoefte aan een overzichtelijk, niet te uitvoerig relaas, dat gebaseerd is op de nieuwste gegevens.

De nu verschenen aflevering, die ons in 128 bladzijden brengt tot op het einde der dertiende eeuw, voldoet uitnemend aan wat wij er van mochten verwachten. Blijkbaar heeft de schrijver zich er op toegelegd in zoo weinig woorden zooveel mogelijk te zeggen. Leidde dit eenerzijds tot sommige zeer ongewone en vaak de aandacht storende afkortingen, die des te beter vermeden waren, omdat de verkregen bekorting te zamen toch niet meer dan hoogstens een halve bladzijde zal bedragen, aan den anderen kant danken we aan dit streven stukjes beschrijving, die, wat pittigheid betreft, aan onze beste prozaïsten herinneren. De schrijver teekent b.v. de maatschappij van de zevende eeuw op de volgende wijze: „Een staat, hoogst eenvoudig van structuur, zonder veelsoortige organen en niet bij machte de inwoners als een levensgemeenschap te omvatten; een rijksgezag, dat veel meer heerschte dan regeerde, bijna niet regelde, doch haast alleen op storingen reageerde; een gering aantal staatsdienaren, grootendeels analphabeten, in een kring van grootendeels analphabeten en dientengevolge met schriftelijke bevelen niet bereikbaar, door de slechte verkeerswegen buiten alle contrôle, ongesalarieerd, door dat de omloop van geld sterk verminderde en de algemeene belastingheffing nu onmogelijk was, doch beloond met grondbezit en met voordeelen, die zij voor hunne ambtshandelingen zelve inden."

Of wel de beschrijving van den toestand in de elfde eeuw:,,Dikwijls marcheerde het, soms was er krakeel als in een gezin, waar de moeder van de deur is. De toenmalige maatschappij kon een zeker gezag en een fluctueerende orde verdragen. Vernielingen tengevolge van de kleine veeten waren licht herstelbaar; met de

eigengebouwde, schamele woningen en het sobere huisraad ging weinig waarde verloren; grond was destijds de rijkdom en deze was onverwoestbaar. Grootendeels echter gingen de twisten buiten de lagere bevolking om. Het waren kleine troepjes, die vochten, en zij die het niet konden houden, zochten zelden den heldendood; de vestinkjes geen edelman woonde nog in een steenen huis werden gewoonlijk na enkele dagen belegering overgegeven of onneembaar geoordeeld; het menschenverlies kwam niet in aanmerking naast de geweldige opruiming, die hongersnood en epidemieën telkens hielden."

Of een beschrijving van Holland:,,Een armelijk gewest, hier en daar amper bewoonbaar, waar de grond nergens zijn gaven tegeef had; met veel water en veel scheepsvervoer en toch zonder veel handelsverkeer; verstoken van alle voornaamheid; maar een land, waar men den vijand uit kon houden, doch niet opgesloten was, waar een staatje zich zelf kon zijn, en dat tot ontwikkeling zou brengen, wat het meest eigenaardig Nederlandsch was.

Het is juist deze gedrongen, pittige stijl, die voor een handboek als dit aangewezen is, die dwingt tot aandachtig lezen en tot ontleding van wat de schrijver bedoelt.

Soms is de schrijver wel eens wat apodictisch en zouden we, over punten vooral, waar hij oude tradities bestrijdt, wel iets meer willen hooren, dan zijn enkele verzekering. Zoo b.v. dat de Huneschans bij het Uddelermeer niet Saksisch maar Frankisch moet zijn, omdat de Veluwe door Franken bewoond werd. Rusten dan de verzekeringen van dr. Holwerda niet op goede gronden en is niet te midden van een door Franken bewoonde streek een Saksische nederzetting mogelijk? Zoo had met een enkel woord, desnoods in een noot, de reden kunnen worden aangegeven, waarop de verzekering steunt, dat Karel de Groote geen invloed heeft uitgeoefend op een meer rationeele bebouwing van den bodem, wat tot dusver toch vrijwel algemeen was aangenomen.

Zoo zijn er meer plaatsen, waar de schrijver de traditioneele voorstelling aantast, maar den lezer, door het niet geven van verdere aanwijzing, voor het feit plaatst den auteur op zijn woord te moeten gelooven. En nu spreekt het wel van zelf, dat een voorzichtig geleerde als prof. Gosses in zijn conclusies deze eigenschap niet verloochent, maar zijn werk toch zou winnen, als hij in de aangegeven richting iets minder beknopt ware gebleven. Temeer omdat het werk veel nieuws geeft. Soms kleinigheden als schrijfwijze van namen als Radbod en Pippijn, soms ook belangrijke zaken

« PrécédentContinuer »