Images de page
PDF
ePub

is, een groot aantal brieven van en aan Morone en stukken van de keizer, de kardinaal van Lotharingen, Borromeus e.a. over deze vraagstukken en hun oplossing. Voor wie deze kerkelike vragen, met hun duidelike politieke inslag, wil bestudeeren, een zeer belangrijke verzameling! E. v. G.

Locale geschiedenis van den vrijheidsoorlog. J. Smit, Den Haag in den Geuzentijd. Uitgegeven met steun van de ver.,,Die Haghe"; 1922.

Het is niet voor het eerst, dat de Heer Smit naast den dienst van het Rijksarchief den historicus aan zich verplicht door het verhaal van een brok Haagsche geschiedenis. Van harte hopen wij, dat zijn boek over den geuzentijd hem vreugde genoeg zal opleveren, om het niet bij dit overigens dikke boek te laten. In de kleine wereld van Den Haag en omgeving spiegelt zich het gebeuren van de groote wereld nog heel anders af, dan in een willekeurigen mikrokosmos. En de Heer Smit weet den weg in het wijde bronnenland, als had hij het met de wichelroede afgezocht. Trouwens dat deed hij ook inderdaad. De kolossale verdienste van zijn werk zit in die tallooze plekken, die hij wees met het gevoelige instrument van zijn toewijding. Dat werk behoeft niet meer overgedaan te worden. Een zeer omvangrijke collectie bronnen is ontsloten en toegankelijk gemaakt voor iederen onderzoeker.

De Heer Smit heeft zich bij zijn taak groote beperking opgelegd. Het was hem werkelijk en inderdaad te doen om de intieme geschiedenis van den,,kleinen kring". Daarbuiten wil hij eigenlijk (blz. VII) in het geheel niet treden, dan tenzij noodzaak hem zulks gebiedt. Voor mij is dit de groote bekoring van zijn boek. Want al leidt de historie met samenvattende abstraheerende beschouwingen van het dagelijksche levensdetail weg, in het juiste inzicht, dat de verklarende formule ten slotte de top van een breed gefundeerde pyramide moet zijn, mij persoonlijk is het ook zéér lief aan den voet te staan en bij de hooge stapeling van steen op steen te mediteeren over het geduldige werk der optassing; ja, voor een oogenblik, ook mijn hand te leggen op den enkelen steen en te zien, hoe beitel en hamer hem verlieten. Zeldzaam boeiend kan juist dat historische detail zijn.

Wij kunnen aan dit heel belangrijke boek niet de ruimte geven, die het verdient. Maar het is alleszins de moeite waard, het beeld te schetsen, dat bij ons achterbleef. Zoo wordt, hoop ik, tevens duidelijk, hoe levenwekkend een dergelijk onderzoek als dat van den Heer Smit mag heeten. Toen de geuzentijd aanbrak, was Den Haag verre van welvarend. Het is àl klacht, àl verval en àl verwildering. Oorlog en ziekte werden geholpen door economischen nood. En het einde droeg dubbelen last, want ,,wonderlicken streng" was de winter van 1564 op 1565 geweest en de zomer, die volgde, bracht slechts schaarschte en gebrek.

Groot was de politieke roering in den lande. Compromis en beeldenstorm zijn op komst. Hoopvolle geruchten voor wie reeds in ballingschap was. Terugkeer derhalve van die ontwortelden. En door dien terugkeer slechts nieuwe vertroebeling en nieuwe onrust.

Daar is dadelijk de stille preek, al was het maar in den huize Sonoy; en daar komt dadelijk de hagepreek. In de tweede helft van Augustus zijn er niet minder dan drie. De middelste is Delftsch import: Delftsche schutters,,veiligen" den prediker tot in het Voorhout en men zingt psalmen, terwijl de president van het Hof van Holland machteloos achter zijn ramen toekijkt. De arme! Morgen aan den dag krijgt hij bezoek en eischt men van hem en zijn raad...... een ordelijke beeldstormerij! Dirk Joosten, tresorier van Den Haag, die zich op de borst slaat, als men

hem vraagt naar zijn commissie-brief als beeldstormer, krijgt 12 man mee, om het werk,,met alder stillecheyt, sonder commocy te maecken" te volvoeren. De president van het Hof, goed-Katholiek overigens, betaalt Dirk Joosten's helpers uit eigen zak. In die Augustusmaand van het jaar 1566 waren meer hooggeplaatste heeren ietwat nerveus......

Toch mist de Haagsche beweging diepte. Drie weken later is de dienst in de Sint Jacob alweer hervat, althans ten deele. De herwijding en het luisterrijke herstel van den volledigen dienst vindt in Juni '67 plaats. Het volk moge hopen op den opstandswil van Breeroo, de overheid handhaaft het gezag. In Sept. van dat jaar zit de gevangenpoort vol. Reeds straft de Haagsche schepenbank en wint het Hof van Holland informaties voor den Bloedraad. Wonderlijk, ontroerend deint hier de wreede reactie-golf. Men breekt aan het huis van Lamoraal van Egmond het wapenschild en stelt het te huur; men vonnist dien wilden Heer Herman van Raaphorst, die in de Wassenaarsche kerk de Hoogmis had ingeleid met het vive-le-Geus, zichzelf op het orgel begeleidend; men vonnist ook Sonoy en verkoopt zijn boekerij,,wesende bevonden op 't contoer in den selven huyse, zoe cleyn als groet, in 't Latijn ende in 't Franchoys tot 75 thoe in 't ghetale".

Maar de rust keert niet terug, al hebben schepenbank en Raad van Beroerte gevonnist. Door heel het land zwerft gespuis, afgedankte geuzen- en andere soldaten. Men moet...... de pastorieën bewaken tegen molest en voor processies de gildebroeders opcommandeeren. En al heel gauw nadert, van zee uit, de plaag der watergeuzen. Sedert het najaar van '69 is er een kustwacht met een waarschuwingsdienst van vuren op hooge duinen. Soms vangt men er. In het gezicht van de zee, op den duintop, hangt men hen. Er loopen ook wel wat Engelschen onder dat stroopende Geuzenvolk door.

Om den mislukten inval van den Prins in '68 viert men in Den Haag een officieele dankprocessie; Loevestein veroorzaakt in '70 een paniek. Zoo nadert het jaar '72. Wij tellen in dat laatste jaar, zoo van Juni '71 tot Juni '72, een twintigtal piratenexecuties. De allerlaatste brengt 'n humoristisch accent. Men heeft Matthijs Smit gevangen, een extrabrutalen geus, die zijn broek had opgebonden om zijn middel,,met een priesterstoole van blauw damast, gevoert met wit lynde laecken ende met zijde quasten". Die had hij gevonden" op het land, zei hij. Hij werd gehangen. Het was het laatste Haagsche vonnis van het Hof, want de militaire brutaliteit van de geuzen overtrof nog het stalen gezicht van Matthijs Smit: zij hadden den Briel genomen. Het Hof week naar Rotterdam.

Nu komt een booze tijd, vooral voor de priesters rond Den Haag. Want Lumey zetelt op 't Binnenhof. Hij kent nog ander amusement dan dat van zijn meegebrachten hofnar. Gevangen en gehangen worden de papen, als is het dan ook officiëel godsdienstvrijheid. Dathenus komt de Hervormde kerk organiseeren. De Prins is in Nov. 1572 te Delft.

Daar wordt het Hof door de opstandspartij hersteld.

Jaren van angst en vrees. De vijand ligt voor Haarlem en men vreest voor Leiden. De vrijheid dobbert onzeker. Het Haagsche geuzengarnizoen is naar Haarlem; Spaansche ruiters, een honderdtal, spelen even den baas in het weerlooze vlek. Erger nog, als Haarlem gevallen is en Leiden bedreigd wordt, resideert Valdez zelf in het grafelijk verblijf. Curieus, dat va-et-vient van die bewoners van het Binnenhof, die meestal voorafgegaan en gevolgd worden door...... de schoonmaakster. Maar de groote schoonmaak in het vlek zelf hield de dood. Soms lijkt het of inkwartiering per se pestilentie beteekent.

Ook Valdez ging. Van Mook keerde hij terug naar zijn Leidsch échec. Den Haag ziet hem terug als gevangene van zijn eigen troepen, die liever in het najaar van '74 een eletto gehoorzamen, dan hem. Als nu in Febr. '75 de Prins op bezoek komt, dan kan men bij hem bidden en sineeken van garnizoen verschoond te blijven, daar niet een vijfde van de bevolking over en niet een vijfde van de huizen,,habitabel" is.

De schets is niet af. Maar ik bedoelde volstrekt niet het boek van den heer Smit te ontroomen. Mij heeft dit dikke boek geboeid, als slechts zelden mij overkomt. Het is niet het schrijverstalent van den Heer Smit, dat me dit aandeed. Want dit boek is niet vlot en boeiend, evenmin zeer persoonlijk geschreven. Maar het zit goed in elkaar, het is uitstekend gedocumenteerd, het is met zorg en liefde opgebouwd. Ik heb er veel uit geleerd. Interessante bijzonderheden over de geschiedenis van het Hof van Holland, die den Heer Smit het genoegen zullen opleveren van vaak geciteerd te worden. Maar meer nog dan dat: de felbewogen geest van den tijd, het accent der dingen, de levensstijl. En al doet de verdienstelijke schrijver van dit boek niet aan dikke woorden en leuzen van het oogenblik, zijn werk voert den lezer zoo medias in res, dat hij het gebeuren voor zich ziet, als ware hij tegenwoordig.

Den Haag in den Geuzentijd heeft bewezen, dat zorgvuldige en liefdevolle beoefening van locale geschiedenis het leven in de kleine, doode dingen opnieuw kan doen tintelen. Jammer, dat Dr. P. H. van Moerkerken met zijn groote historische romantische schepping deze periode van onze geschiedenis al,,voorbij" is.

[ocr errors]

De oud-Hollandsche ontdekkingsreizen. Dr. F. C. Wieder, De reis van Mahu en de Cordes door de Straat van Magelhaes naar Zuid-Amerika en Japan (1598-1600). Eerste deel. De uitreeding en de scheepstocht. (DI. XXI van de werken uitgegeven door de Linschoten-Vereeniging). Den Haag, Martinus Nijhoff, 1923.

De Linschoten-Vereeniging doet niets ten halve. Zonder overijling, maar gestadig en beleidvol, werkt zij voort aan het groote monument, de volledige beschrijving van de Hollandsche ontdekkingsreizen naar alle hemelstreken. Met het jongste deel is een nieuwe reeks geopend over de pioniersreis door de Straat van Magelhaes, welke financieel op een volkomen mislukking is uitgeloopen, maar die voor zeevaart en handel gewichtige gevolgen heelt gehad.

Onmiddellijk na den afloop van de Houtman's ,,Eerste Schipvaerd", in 1597, werd de onderneming te Rotterdam opgezet door twee daar gevestigde Zuid-Nederlanders, Pieter van der Hagen en Hans van der Veken, als hoofdparticipanten. Het heette dat de vijf schepen onder Jacques Mahu en Simon de Cordes naar Indië zouden varen, maar de route bleef voor de meeste opvarenden geheim. Eerst onderweg werd het eigenlijke doel allen duidelijk, nl. om op het voorbeeld van den beroemden Sir Francis Drake, de rijke Spaansche provincies in ZuidAmerika alle mogelijke afbreuk te doen, en daarna te trachten Indië of Japan te bereiken. Niet in hoofdzaak een handelstocht, maar in de eerste plaats een krijgsonderneming. Hierop was alles ingericht, de zware bewapening, de vele soldaten, de aanwezigheid van een Engelschen stuurman die reeds met Cavendish, den navolger van Drake, door de Straat van Magelhaes was geweest. Ook het fantastische had deel in het plan, want na het onwelkome bezoek aan de kusten van Chili en Peru, zou men op zoek gaan naar zekere, met goud, zilver en parelen overladen eilanden van Californië (!), om vervolgens liefst als Drake met schatten bevracht, naar Azië te zeilen.

Van deze plannen en verwachtingen is weinig verwezenlijkt. Toen de gevaarlijke straat eindelijk werd bereikt, was de admiraal Mahu reeds geruimen tijd bezweken en door de Cordes opgevolgd. In verheven stemming stichtte deze met de vijf scheepsbevelhebbers,,de broederschap van den ontbonden Leeu." Daarbij werden velerlei ceremoniën verricht en een gedenksteen opgericht. De baai waar dit eedgenootschap tegen Spanje was bezworen, werd de ,,Ridders Baye" gedoopt, een naam die in de Engelsche verbastering Riders Bay, voortleeft tot den huidigen dag. Een stuurman met name Jan Outghersz. heeft de geheele Straat van Magelhaes in kaart gebracht, weliswaar nog op primitieve wijze, maar toch voor de eerste maal zoo volledig, dat deze karteering zeker langer dan een eeuw de grondslag is geweest voor de algemeene kennis van dit bij uitstek gevaarlijke vaarwater. De ellende en de ontberingen welke de schepelingen in de Straat ondergingen, zijn van dien aard geweest, dat van de ongeveer 500 bij de uitreis reeds omtrent 300 waren gestorven vóór de schepen weder in open zee kwamen. De vijf vaartuigen hebben zeer verschillende lotswisselingen ondergaan. Een hunner, de Trouw, bezocht den Chiloëarchipel, plunderde de stad Castro en slaagde er in om, dwars door den Grooten Oceaan, de Molukken te bereiken. Daar werd het vaartuig te Tidore door de Portugeezen vermeesterd, de bemanning grootendeels vermoord en voor de rest gevangen gemaakt. Slechts 2 of 3 hebben het vaderland teruggezien. Het jacht de Blijde Boodschap (ook wel het Vliegend Hert geheeten) onder kapitein Dirck Gerritsz, gaf zich te Valparaiso aan de Spanjaarden over, waarna alle opvarenden in gevangenschap geraakten. De Hoop en de Liefde koersten naar Japan, maar alleen de Liefde bereikte het doel. Dit is de vermaarde reis van kapitein Quaeckernaeck, den commies Melchior van Santvoort en den Engelschen stuurman William Adams, die in Japan tot groot aanzien kwam. Door dezen tocht werd de grondslag gelegd voor de goede betrekkingen tusschen de O. I. Compagnie en de Japansche autoriteiten. Alleen één schip, het Geloof ouder Sebald te Weert, rechtstreeks uit de Straat terugkeerende, is met 36 man behouden thuisgevaren.

Met groote nauwgezetheid heeft Dr. Wieder alle bijzonderheden over de lotgevallen van de vijf schepen bijeengebracht uit Hollandsche, Spaansche, Portugeesche en Engelsche documenten, waarvan de meeste nog onaangeroerd waren. Dit eerste deel van het gezamenlijke werk, bevat, wat de Nederlandsche bronnen betreft, in hoofdzaak het lezenswaardig,,Wydtloopigh verhael", dat naar het journaal van Mr. Barent Jansz. Potgieter, chirurgyn-barbier op het Geloof, zelf een veelzijdig ontwikkeld man, en uit mondelinge mededeelingen van andere opvarenden, is uitgewerkt door den letterkundige uitgever Zacharias Heyns. Het verdient opmerking dat voor deze verdienstelijke wetenschappelijke uitgaaf reeds belangrijk voorwerk was verricht. Het in 1915 verschenen dl. IX van de Linschoten-Vereeniging bevat de studie van Dr. J. W. Yzerman, den voorzitter der vereeniging, over Dirck Gerritsz. Pomp alias China, de eerste Nederlander die China en Japan heeft bezocht. Deze geboren Enkhuizenaar had als constabel in Portugeeschen dienst, zijn eerste reis naar Japan reeds achter den rug, toen hij in 1583 te Goa den veel jongeren Jan Huyghen van Linschoten ontmoette, die in zijn beroemde Itinerario herhaaldelijk van hem melding maakt. In het volgende jaar vertrok Dirck Gerritsz. voor de tweede maal naar China en Japan en zoo verdiende hij zijn bijnaam China. Toen hij, na een afwezigheid van 35 jaar, in 1590 als een vreemdeling in het vaderland terugkeerde, gold hij als een autoriteit omdat hij

uit lange persoonlijke ervaring over Indië, China en Japan kon getuigen. Ondanks zijn leeftijd liet hij zich in 1598 overhalen om aan den scheepstocht van Mahu en de Cordes deel te nemen. Hij was immers de eenige Nederlander die in Japan was geweest en het was niet onmogelijk dat men ook dáár zou belanden. Met de mannen van de Liefde is dit inderdaad het geval geweest. Wel heeft Dirck Gerritsz. op de reis goede diensten kunnen bewijzen door zijn groote kennis van het Portugeesch, maar voor de derde maal is hij niet in Japan terecht gekomen. Naar we reeds hebben gezien, heeft hij als gezagvoerder het jacht van de vloot te Valparaiso aan de Spanjaarden overgegeven. De Heer Yzerman nu heeft uit de Spaansche koloniale archieven te Sevilla en te Madrid, talrijke, nog onbekende stukken bewerkt en uitgegeven en daarbij ook de verhooren welke aan den gezagvoerder en zijn medegevangenen in Chili werden afgenomen. Met enkele anderen is Dirck Gerritsz. Pomp alias China, bij uitwisseling tegen Spanjaarden die in den slag van Nieuwpoort waren gevangen genomen, eindelijk in 1604 te Enkhuizen teruggekeerd. Door een volledig overzicht van de Spaansche veroveringen in Amerika en den geheelen toestand tot aan de komst van de vloot van Mahu en de Cordes en die van Olivier van Noort, heeft Dr. Yzerman tegelijk de stevige basis gelegd voor de nog volgende werken over beide scheepstochten. Bij al de aangeduide gegevens heeft hij ook een nuttig gebruik kunnen maken van de vele door hem verkregen afschriften uit de acten in het oud-notarieel archief te Amsterdam. Hij zelf en na hem ook de Heer Wieder, hebben daaruit kostbare gegevens geput over personen en zaken welke met deze tochten in betrekking staan.

De Heer Wieder zal in het tweede deel van dezen cyclus de kaartopname van de Straat van Magelhâes door Jan Outghersz. behandelen en een overzicht geven van de ontdekking en de exploitatie van die Straat vóór Outghersz. Voor het derde en laatste deel worden toegezegd, het relaas van de lotgevallen van de manschappen van de Liefde in Japan, benevens de algemeene index en de bibliographie.

Het is duidelijk dat daarna de reis van Olivier van Noort moet volgen, een bewerking voor welke Dr. Yzerman in zijn studie over Dirck Gerritsz. China mede reeds verscheidene inleidende gegevens heeft vastgelegd. J. F. L. de Balbian Verster.

Het leven van een opperkoopman der Oost-Indische Compagnie. Cornelis Buijsero te Bantam 1616-1618. Zijn brieven en Journaal. Met inleiding en bijlagen uitgegeven door J. W. IJzerman. 's-Gravenhage. Mart. Nijhoff 1923. XXIV + 272 blz.

,,De uitgave is geheel gelijk aan die der Linschoten-vereeniging". Met deze woorden werd het boek, waarvan de titel hier boven staat, ons ter bespreking aangeboden. Hiermede is de uitgaaf ook wezenlijk vrij nauwkeurig gekenschetst. Niet alleen formaat, band, papier en druk zijn die der Linschoten-uitgaven; ook de opzet is dezelfde: teksten, in dit geval uitsluitend aan archieven ontleend, met volledige historische inleiding, bijlagen en registers. En de man die de uitgaaf heeft bezorgd is een van de bestuurders der Vereeniging en tevens een van de voornaamste bewerkers van de boeken die zij in het licht geeft. Ook de gedachte die tot de uitgaaf leidde is dezelfde, en de inhoud zelf sluit zich bij die van de Indische ontdekkingsreizen aan.

Voor uitgaaf door de Vereeniging zelve kwamen deze stukken niet in aanmerking; ze geven geene ontdekkingsreis en ook geene landbeschrijving, maar brengen den lezer midden in de reeds levendige werkzaam

« PrécédentContinuer »