Images de page
PDF
ePub

geheel onontbeerlijk achtte.

Want de aanslag op Amsterdam mag toch waarlijk wel een poging om de republikeinsche vrijheid omver te werpen genoemd worden. Willem II wilde ruim baan hebben voor zijn oorlogspolitiek, die op zichzelf weer tot nauwere aansluiting bij Frankrijk moest leiden. Als hij geslaagd was, in plaats van voor Amsterdam een échec te lijden, wat zou er van Holland's onafhankelijkheid zijn overgebleven? Men zal dit nog beter gevoelen, als men zijn betrekkingen met Mazarin van nabij beschouwt.

Die betrekkingen werden evenals die met de Stuarts waarover ik uitvoerig gehandeld heb, geheel eigenmachtig onderhouden. De Stadhouder voerde een politiek op eigen houtje, die tegen de officieele politiek van de Republiek soms dwars indruischte. Terwijl hij zijn zwager Karel II met een paar Staatsche oorlogschepen naar Schotland liet brengen, overlegde hij gedurig met Mazarin en D'Estrades over middelen om Frankrijk aan wat troepen tegen Spanje te helpen en lichtte hem in omtrent wat hij van Spaansche plannen vernam. Maar zoowel de Fransche regeering als hij zelf hoopten dat eens het oogenblik zou komen voor samenwerking van grooter belang. De Prins moest trachten de Republiek weer in de oorlog tegen Spanje te voeren. Daartegenover zou Frankrijk hem helpen zijn macht op stevige grondslag te vestigen.

Allangs kwam de Prins tot het inzicht dat dit alleen kon geschieden, als hij de Staten van Holland eerst met geweld op zij had geschoven. Dat hij daarbij de medewerking van Frankrijk verlangde, staat vast. Er is een stuk bewaard gebleven, dat als instructie dienen moest voor een edelman die als 's Prinsen afgezant naar Mazarin ging. 1) Alleen omtrent de datum van dat stuk bestaat onzekerheid. Groen stelt het in Februari 1649. Zoowel Waddington 2) als Molsbergen) houden het voor waarschijnlijker, dat het in 1650 thuis hoort. De laatste schijnt het in verband te willen brengen met een particuliere zending die wij weten dat Willem II 7 Juni 1650 naar Mazarin deed, en dit klinkt aannemelijk genoeg als men ziet hoe koelbloedig de Prins in dat stuk de waarschijnlijkheid van een burgeroorlog in het oog vat en tegelijk bedenkt, dat hij zich twee dagen vóór die zending, 5 Juni, door de Staten-Generaal, of beter gezegd door een klein groepje van zijn afhangelingen, die op een gegeven oogenblik een meerderheid tegen Holland wisten te vormen, een soort dictatoriale volmacht om de

1) Archives, IV, I, blz. 298.

2) A.w., blz. 304 noot.

3) A.w., blz. 94, noot 6.

TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS.

orde te herstellen had laten verleenen. Er pleit tegen dat hij omstreeks die tijd bezwaarlijk zoo substantieele hulp van Frankrijk verwacht kan hebben, als waarom hij zijn afgezant liet vragen, want de Frondeonlusten waren vroeg in het jaar erger dan ooit opnieuw begonnen. Als men daarop let, zou men het stuk eer omstreeks de overgang van 1649 op 1650 stellen. Toen leek het er met de vooruitzichten van de Fransche regeering een oogenblik beter voor te staan. Toen ook liet Mazarin de Prins dringend uitnoodigen zijn wenschen kenbaar te maken. 1).

Wanneer het ook precies geweest moge zijn, de Prins liet aan de Kardinaal,,proposer que, en cas il y arrivast quelques divisions en ce pays icy, entre les Provinces-cy, me joinnant avec les six Provinces contre le restte de la Hollande, croyant que j'auray encore quelque villes et beaucoup de particulier qui se joindroit à moy, je pourois me promettre et aussi ces provinces que la Fransche les assisteroit. Et cy (si) la Fransche voudroit bien envoyer un ambassadeur à ces six Provinces et ce parti et les reconnoittre pour Estat, quoiqu'ils fussent céparées du reste de la Hollande; cy ils voudroit donner assistance d'argent, et cela jusques à la somme de deux millions, lesquels ceront requis prontement, affin de mettre tout en estat. Oultre cela, cy, fournissant des batteaux pour le transport, il voudroit fournir 6000 hommes de pié, pour estre en partie exploiés à garder nos frontières contre les Espagnols."

Om te doen uitkomen dat zulk een ingrijpen,,pour le bien de la Fransche" zou zijn, verklaarde de Prins zich bereid zich te verbinden tot het verbreken van de vrede met Spanje. Hij houdt hier de fictie niet vol alsof de zes provincies haken naar een hernieuwing van de oorlog, maar door een eigenmachtig Holland worden teruggehouden; hij zegt eenvoudig:,,dans lesquelles on" (versta: ik),,a assez de pouvoir pour faire effectuer cela".

Waarschijnlijk zou Willem zijn breuk met Holland liever hebben zien gebeuren op een oogenblik dat Frankrijk hem kon bijstaan. Misschien was het buiten zijn macht, toen de zaken eenmaal zoover gekomen waren, de crisis aan een bepaald tijdstip te binden. Misschien ook voelde hij zich sterk genoeg om het alleen af te doen. Hoe het zij, hij moest zich, toen het ertoe kwam, wel met moreele steun vergenoegen. Natuurlijk werd die hem gaarne verleend. Hij verzocht de Fransche gezant zich door zijn regeering te laten machtigen om

1) Molsbergen, a.w., blz. 87 vlg.

stappen bij de Staten-Generaal te doen 1) en de minister zond hem een „lettre de créance pour Mrs. les Estats aux termes mêmes que M. le Prince d'Orange vous a tesmoigné le désirer”. 1)

Na het betrekkelijk succes van de staatsgreep schreef Mazarin aan D'Estrades, ') 15 Aug. 1650 3):

,,Je souhaicterois avec passion que nous fussions en estat de luy pouvoir donner quelque assistance, mais nostre impuissance est assez cognue pour nous servir d'excuse. Neantmoins, si les affaires de Bordeaux estoient bientôt terminées, comme il y a apparence, je ne déscepère pas que l'on ne pust envoyer audit Sr. Prinse une partye des troupes qui sont pardeça, pour luy tesmoigner l'affection que la France a pour luy."

Men ziet hieruit, dat 's Prinsen verzoek om gewapende hulp volstrekt geen slag in de lucht was. Als hij langer geleefd had, zou er zeker een oogenblik gekomen zijn, waarop Frankrijk niet alleen de bereidwilligheid maar de macht bezeten zou hebben hem die hulp te verschaffen, en waarop dat tevens met zijn behoefte eraan zou hebben samengetroffen. Want het is bekend genoeg dat de staatsgreep van eind Juli hem nog lang de volledige overwinning op Holland niet bezorgd had. Hij stond sterk genoeg om nu in ernst aan de uitvoering van zijn plan om de oorlog met Spanje te hernieuwen te gaan werken, *) maar Holland zette hem daar de voet nog steeds leelijk bij dwars. Toch achtte men in Frankrijk misschien in overschatting van zijn wezenlijke machtspositie het oogenblik gekomen om, nu bovendien de tweede Fronde bijna onderdrukt was, met de Prins tot een definitieve verstandhouding te geraken.

Ik kom hier tot een episode die aan alle historici door Fruin's meesterlijke artikelen welbekend is. Iedereen weet dat het stuk dat in D'Estrades' Ambassades et Négociations (1718, I, blz. 106) voorkomt onder de titel Projet de Traité fait entre M. le Prince d'Orange Guillaume, et M. le Comte d'Estrades en 1650 niet meer is dan een voorstel van Fransche zijde, waar D'Estrades naderhand om indruk te maken op Willem III de naam van diens vader boven heeft geschreven,

1) Archives, II, IV, blz. 362.

2) Molsbergen, a.w., blz. 102, noot 3.

3) A.w., blz. 102, noot 4.

*) Ook nu wendde hij aan zijn Fransche vrienden niet voor, dat de kleine provincies erg gesteld waren op die politiek. Aan D'Estrades schreef hij: „j'ay obligé la province de Frise, par le moyen du président de semène, qui dépend de moy, de proposer aux Estats Généraux...."; Archives, II, IV, blz. 408.

maar dat Willem II inderdaad nooit zelfs maar gezien heeft. Als hij dit heeft aangetoond, schrijft Fruin 1): „Zoo ik mij niet bedrieg, wordt hiermee aan zijn naam van bedachtzaam en vaderlandslievend staatsman een ware dienst bewezen". Ongetwijfeld. Wat Fruin in het bewuste ontwerp het meest opviel, was de toezegging van 's Prinsen kant die er in verondersteld werd, dat hij 1 Mei 1651 Spanje en het Engelsche gemeenebest beide de oorlog zou aandoen. Zulk een politiek zou inderdaad waanzin geweest zijn, afgezien nog van het feit dat het niet aan de Prins stond iemand de oorlog aan te doen en dat het de vraag was of hij, zelfs na de gebeurtenissen van Augustus, machtig genoeg was om er de Staten toe te krijgen. Willem II's politiek had er wel toe gestrekt om de betrekkingen met Engeland uiterst moeilijk te maken en hij had al lang duidelijk tot hernieuwing van de oorlog met Spanje gewerkt, maar wij mogen niet aannemen dat hij zonder meer zou hebben toegestemd in een vredebreuk met beide landen tegelijk.

Maar daarmee is het belang van dat stuk volstrekt niet uitgeput. Wij leeren er nog eens opnieuw uit op hoe gevaarlijke banen de particuliere connectie met Frankrijk de Prins van Oranje lokte. Zelfs als men gelooven wil dat Willem II weerstand geboden zou hebben aan het artikel nopens de twee oorlogsverklaringen, is het feit dat Mazarin met hem persoonlijk een verdrag wou sluiten omtrent de politiek van de Republiek niet bedenkelijk genoeg? Vooral als men in 't oog houdt dat de besluiten waar het om ging, of de oorlogsverklaring aan Engeland nu tot later uitgesteld was geworden of niet, enkel door intimidatie en corruptie van de Staten konden afgeperst zijn. Meer nog, als men ziet, dat hier weer, zooals trouwens gedurig in de besprekingen met Frederik Hendrik en Willem II, persoonlijk voordeel voor de Prins als lokmiddel wordt gebruikt.

,,Le Roi", zoo luidt een van de geheime artikelen,,,consent que M. le Prince d'Orange ait Anvers, et le Marquisat du Saint Empire en propriété, tant pour lui que ses Héritiers, et ne consentira pas à la Paix que cet Article ne sera accordé".

Fruin meent dat dit artikel op zichzelf als argument tegen 's Prinsen verantwoordelijkheid voor het ontwerp kan gelden.

[ocr errors]

Waarop gelijkt dit meer, op een lokaas door Frankrijk aan den Prins voorgehouden, of op een eisch van Zijn Hoogheid aan Frankrijk gesteld? Mij dunkt, het antwoord op deze vraag is niet twijfelachtig. Uit niets, uit geen daad, uit geen gezegde blijkt, dat de Prins met

1) Verspreide Geschriften, IV, blz. 139.

dezen wensch toenmaals omging. Daarentegen weten wij, dat de Kardinaal al vóór den vrede van Munster 's Prinsen vader met gelijke toezegging voor zijn plannen had hopen te winnen"...... [Hier lascht Fruin eenige uitingen van Mazarin uit Februari en Maart 1646 in, evenwel niet die waarin omtrent Frederik Hendrik's eigen begeerte het stelligst getuigenis wordt afgelegd.]...... ,Wij zien het, het

lokaas wordt gaandeweg begeerlijker voorgesteld. Eerst zal de Prins het markiezaat van de kroon van Frankrijk, dan van de Staten in leen houden, eindelijk, in het ontwerp, krijgt hij het in vollen eigendom".

Deze redeneering bevredigt mij niet. Of het geheime artikel meer op een lokaas lijkt dan op een eisch, kunnen wij nu terzijde laten. Wij weten dat het niet meer dan een lokaas was. Maar als men het in verband brengt, zooals ik heb trachten te doen, met het dynasticisme en het steunen op Frankrijk waardoor het beleid der Oranjes reeds eenige jaren gekenmerkt werd, dan zal men moeten toegeven dat het vermoedelijk in D'Estrades' handen een uiterst verleidelijk lokaas geweest zou zijn.,,Uit niets blijkt dat de Prins met dezen wensch toenmaals omging", zegt Fruin. Dat hij echter naar soeverein gebied haakte, erkent Fruin een oogenblik later, als hij gewaagt van onderhandelingen in datzelfde jaar met de Keurvorst van Brandenburg gevoerd over een aankoop van Kleef en Mark, evenals Antwerpen uiterst geschikt aan de grenzen van het gebied der Staten gelegen. In 1648 was er sprake van geweest dat Frankrijk de Prins het Overkwartier van Gelre zou bezorgen. 2 Nov. 1648 schreef Brasset, met wie de Prins door bemiddeling van Aerssen van Sommelsdijk over de mogelijkheid van een verbreken van de Munstersche vrede onderhandeld had, aan Mazarin 1):

,,Quant au fait des places 2) que j'avois dit qu'on pourroit luy donner, la paix faite entre la France et l'Espagne, il me dit que cette avance n'avoit pas désagréé à S. A., mais qu'elle étoit en doute si, les ayant, il ne faudroit point les rendre à l'Estat; qu'il le remit de songer à cela, quand il les auroit, et qu'alors on aviseroit à se qui seroit de faire".

In die dagen voelde de Prins zich nog lang niet vast in 't zadel en verkeerde in gedurige vrees dat zijn tegenstanders hem ten val zouden brengen. In 1650 zou hij natuurlijk heel wat meer aangedurfd hebben.

1) Archives, II, IV, blz. 283.

2) Dat hiermee het Overkwartier van Gelre bedoeld is, blijkt uit Siri, Mercuro, XIII, blz. 348. Fruin, die naar deze plaats verwijst, spreekt in dit verband tevens van Antwerpen, maar uit zijn verwijzingen (behalve Siri de Archives en Wicquefort) blijkt niet op welke grond.

« PrécédentContinuer »