Images de page
PDF
ePub

EEN MODERN PANSLAVISME

DOOR

DR. N. VAN WIJK.

Professor Léger heeft gedurende zijn lange leven veel geschreven, speciaal over de Slaviese volken, hun historie, hun taal en letterkunde. Hoofdzakelik is dit een populariseringsarbeid, getuigend van een brede kennis en telkens de rijke levenservaring des auteurs tonend, overigens gemakkelik te lezen en soms niet vrij van oppervlakkigheid. Deze qualifikatie is ook op het tans te bespreken boek van toepassing. 1) Het bevat een overzicht over de Slaviese volken en een chronologies relaas van allerlei symptomen van Slavies en panslavisties voelen. Hierbij gaat de schrijver eklekties te werk, het boek is sterk gestileerd naar de grondgedachte, die er aan ten grondslag ligt en die op pag. 106 aldus wordt uitgedrukt: „Ce qu'il nous faut c'est une vaste fédération slave, appuyée d'un côté sur la France, de l'autre sur la Russie." In het laatste hoofdstuk,,,L'organisation du panslavisme", wordt een soort toekomstbeeld van de Slaviese wereld geschetst, in sommige punten, bijvoorbeeld wat het Zuidslaviese (Servo-Kroato-Sloveense) rijk en de Tsjechoslovaakse republiek betreft, sterk gelijkend op wat sedert dien tot realiteit geworden is, doch als geheel een treffend voorbeeld van een theoretiese constructie, die buiten het werkelike leven staat. Wat zegt men bijvoorbeeld van de volgende passage:,,Nous n'oublions pas qu'il s'agit ici de constituer la race slave non seulement pour elle-même, mais aussi contre l'Allemagne. Il est donc indispensable que la Pologne nouvelle possède tout le cours de la Vistule qui assure ses débouchés économiques dans la mer Baltique. Cette domination de la Vistule entraînera la domination de la Prusse orientale, y compris Koenigsberg...... Quant aux Allemands de la province, s'ils ne veulent pas retourner dans la mère patrie, dont ils sont sortis naguère, il suffira de leur appliquer, dans toute leur rigueur, les règlements de l'administration prussienne

1) Louis Léger, Le Panslavisme et l'Intérêt français. Paris, E. Flammarion, 1917. TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIedenis.

13

en Poznanie. Ils auront à se poloniser ou à s'exiler." M.a.w. de opvoedende arbeid, door de Polen aan hun Duitse onderdanen te verrichten, moet bestaan in een onderdrukking zonder transigeren; anderzijds echter verwacht de schrijver, dat de Slaviese volken hun onderlinge betrekkingen zullen opbouwen,,sur la base du respect mutuel, de l'amitié fraternelle des nations." Hoe stelt Léger zich de mentaliteit der Polen dan eigenlik voor? En wanneer wij zien, hoe de Pruisiese methoden in Posen het nationaliteitsgevoel der Polen versterkt hebben en hun tegenstand tegen de onderdrukkers georganiseerd, zou hij dan heus verwachten, dat de Duitsers, op hun beurt onderdrukt, zich gedwee tot Polen zouden laten maken, inzoverre zij niet uitwijken naar het overbevolkte Duitsland?

Intussen moeten wij niet vergeten, dat Léger's boek in 1917 verschenen is. Rusland was nog geen bolshewistiese republiek, en de oorlog was nog in volle gang. Fantaseren over het toekomstige Europa was aan de orde van de dag, zonder dat, gelijk nu, de feiten dergelijke luchtkastelen deden ineenstorten. Dat neemt echter niet weg, dat een geleerde van Léger's naam, uit eigen ervaring OostEuropa goed kennende, zich op een reëlere bodem had moeten plaatsen. Soms doet hij dat wel, zo bijvoorbeeld op blz. 249, waar hij op enige feiten wijst, die aantonen, dat de Slaven te weinig de kunst verstaan van „se rendre mutuellement justice dans un sentiment d'équité et de fraternité. Hélas, ils oublient toujours que les Allemands sont à leur porte, ou chez eux, prêts à profiter de leurs discordes pour les subjuguer d'abord et les anéantir ensuite." Doch ook dergelijke passages leggen getuigenis af van een naïeve opvatting van de natuur van mensen en volken, die wortelt in romantiek en niet in realisme. Reeds Havlicek stond in zijn artikels over,,Slaaf en Tsjech" in het jaar 1846 op een veel reëlere basis dan professor Léger tans.

Intussen is de wereldoorlog geëindigd, de Oostenrijks-Hongaarse monarchie is ondergegaan en nieuwe staten zijn ontstaan. En van een politiek panslavisme, zoals Léger zich dat in 1917 voorstelde, is weinig te merken.

Rusland is geïsoleerd en gedesorganiseerd, zijn regering huldigt de leus van een internationale wereldkultuur, doch de vorm, waaronder zij zich deze voorstelt, en de weg, die zij tot bereiking er van aanwijst, hebben haar isolement versterkt. Wanneer het kontakt met midden- en west-Europa intensiever wordt, zal Rusland wel geen leidende rol kunnen spelen. -Polen heeft reeds een nieuwe oorlog achter de rug; het heeft tans met Rusland een ogenschijnlik zeer

voordelige vrede gesloten; maar in zijn eigen rijk heeft het de nationaliteitenkwestie nog niet opgelost, en zolang tussen de verschillende bevolkingselementen de,,amitié fraternelle" nog zo gering is, zou de grote omvang van de staat wel eens meer een nadeel dan een voordeel kunnen zijn. Bovendien werkt de hoge toon der nationalistiese pers er niet toe mede om een gezonde bodem te scheppen voor een toekomstige vreedzame samenwerking met Tsjechen en Russen. De Tsjechoslovaken zijn zo gelukkig, een wijs man als Masaryk als president te hebben; aan hem, bijgestaan door onder zijn invloed opgegroeide jongere krachten, is het te danken, dat de Tsjechoslovaakse republiek de moeilikheden der eerste jaren vrij goed te boven gekomen is. Maar toch zijn ook tans de nog op te lossen problemen van binnenlandse organisatie zo groot, dat zij geen algemene Slaven-politiek zouden gedogen. Voordat de Tsjechen en Slovaken daartoe kunnen overgaan, moeten zij eerst zelf tot een harmonieser geheel samengroeien dan zij tans vormen; ik houd dat voor niet onmogelik en ook voor zeer gewenst zowel voor Bohemen en Moravië als voor Slovakije, maar een nieuwe generatie moet zijn opgegroeid, voordat dit naastliggende doel bereikt is. Evenzo heeft de Joegoslaviese staat als allereerste taak, de Serven, Kroaten en Slovenen, de Grieks-orthodoxen, de Katholieken en de Mohammedanen in zoverre tot één volk te maken, dat men algemeen de samenhorigheid voelt en dankbaar is, in één staat verenigd te zijn; ook hier heeft een geschiedenis van ettelike eeuwen de bevolkingselementen van elkaar vervreemd. En de Bulgaren, die tans de wrange vruchten plukken van hun verbond met de centralen, moeten trachten dragelike betrekkingen met hun oude vijanden de Serviërs aan te knopen; misschien zal hun dat wel gelukken, dan blijft echter de verhouding tot Griekenland nog een moeilik probleem.

Zo hebben de Slaviese staten elk met zijn eigen zaken te veel te doen dan dat van een politiek panslavisme sprake zou kunnen wezen. Maar anderzijds is geen enkel rijk geheel geïsoleerd en elk is aangewezen op een samenwerking met zijn buren. In Oost-Europa is dan ook reeds een ,,Kleine Entente" ontstaan, die voorlopig Tsjechoslovakije, Roemenië en Joegoslavië omvat en dus uit twee in hoofdzaak Slaviese en èèn niet-Slavies rijk bestaat. Een gezonde zin voor de realiteit heeft deze nieuwe statenbond in het leven geroepen, en zo blijkt het, dat de eisen van de tijdsomstandigheden in een geheel andere richting wijzen dan de romantiese idealen van panslavisme. Ten dele is de Kleine Entente zeker het gevolg van de averechtse begrippen betreffende Oost-Europese toestanden, die in de grote

rijken van West-Europa geen zeldzaamheid zijn. Professor Léger zou de Slaviese volken bij elkaar willen brengen, doch waarom? Omdat hij Duitsland als een gevaar voor de overige wereld en meer in het biezonder voor Frankrijk beschouwt; niet alleen voor hun eigen belangen, doch ook voor die van Frankrijk moeten de Slaven opkomen. Zelfs wordt niet in de eerste plaats naar hun eigen meest urgente behoeften gevraagd. Een dgl. egocentriese beschouwingswijze komt in allerlei gedaante heel veel voor; niet altijd is daarbij enige kwade bedoeling in het spel, ook bij Léger is dat zeker niet het geval. Wel neen, wie tot een groot volk behoort, komt heel licht er toe, met een zekere nonchalance de kleinere naties te beschouwen en, wanneer de belangen elkaar kruisen, met die van de kleinere broeders eerst in de tweede plaats rekening te houden. Dat dezen zich door zulk een behandeling bedreigd voelen en begrijpen, in de eerste plaats op onderlinge solidariteit aangewezen te zijn, spreekt vanzelf. Met grote heren is het kwaad kersen eten! Zo is het heel begrijpelik, nu in centraal- en oost-Europa het aantal kleine staten belangrijk vermeerderd is, dat deze vooral onderling kontakt zoeken en het is niet onmogelik, dat zij ook op de vriendschap van verder afgelegen kleine volken meer gesteld zullen zijn dan op die van de grote wereldrijken.

Zo is hetgeen men veelal rasgemeenschap noemt, niet het enige, zelfs niet het eerste wat de volken tot elkander voert. Overigens is ,,rasgemeenschap" een weinig scherpomlijnd begrip. Wat bedoelen wij, wanneer wij Russen, Bulgaren, Slovaken enz. Slaven noemen? In de eerste plaats: dat zij onderling verwante talen spreken, die op één gemeenschappelike grondtaal, de Slaviese, teruggaan. Deze taalverwantschap bewijst echter nog geen nauwe verwantschap naar den bloede. Wel spreekt het vanzelf, dat elk van de tegenwoordige Slaviese volken een zeker percentage Slavies bloed bezit, geërfd van dat Slaviese grondvolk, dat vóór twee of drieduizend jaar de gemeenschappelike grondtaal sprak, doch overal heeft zich dat bloed met ander bloed gemengd, in de ene streek met Fins, elders met Thracies en Aziaties, elders met Germaans. Verder onderging elke natie de invloeden van klimaat en levenswijze. Zodoende bleef er in vele streken weinig van het Slaviese type dat slechts zeer bij benadering te kennen is en van de oude Slaviese volksaard over. Hoe was deze? Waarschijnlik enigszins passief, mogelik zelfs indolent, met weinig zin voor orde, - in 't algemeen vreedzaam, maar, wanneer geïrriteerd, tot grote energie en tot grote ruwheid in staat. Het is merkwaardig, hoezeer ons de beschrijvingen, die Byzantijnse

[ocr errors]
[ocr errors]

schrijvers van de oude Slaven hebben gegeven 1), herinneren aan de tegenwoordige Russen. In de 19de eeuw hebben Tsjechiese, Poolse en Russiese bewonderaars van het Slavendom vooral de nadruk gevestigd op de deugden der oude Slaven, hun vreedzaamheid en hun zin voor humaniteit; Masaryk heeft in zijn boek,,De Tsjechiese kwestie" deze idealiserende beoordeling van de Slaviese natuur tot bescheidener afmetingen teruggebracht, maar een zekere zachtheid van aard konstateert die haar goede en haar slechte zijden heeft ook hij, niet alleen voor Russen, doch ook voor Polen en Tsjechen. Ik zou niet durven beweren, dat deze zachte aard een eigenschap van alle Slaviese volken in tegenstelling tot de andere naties van OostEuropa is. Hoe dat zij, in allerlei opzichten zijn de verschillen tussen de afzonderlike Slaviese naties, ook tussen Tsjechen en Polen en Russen, zeer belangrijk. Men lette bijvoorbeeld eens op het Russiese en het Tsjechiese „,realisme". Beide konstruëren de toekomstwereld op verstand en wetenschap, maar de Rus, hij hete Pisarew of Leo Tolstoj of Lenin, kiest zijn baan zo, alsof de wereld een onbeschreven lei was, waarop hij zich naar de door hem gewenste richting vrij kan bewegen, zonder met vroeger schrift of vroegere tekeningen in aanraking te komen, het Tsjechiese realisme, dat zich vastknoopt aan de naam Masaryk, begint met zo nauwkeurig mogelik het bestaande te bestuderen, teneinde zo volledig mogelik de ontwikkelingsmogelikheden te overzien. Het woord realisme komt van 't Latijnse woord res 'ding'; ons uitgangspunt zijn,,dingen", geen fantasieën, zegt de Tsjechiese realist, de Russiese echter redeneert gans anders: hetgeen de domme mensen voor dingen gewoon zijn te houden, dat is inderdaad niets; weg er mee! De ware dingen zullen wij realisten scheppen. Zo is het Russiese realisme een nihilisme; en tot zekere hoogte is het merendeel van de Russen nihilisties, in scherpe tegenstelling tot de Tsjechen.

--

Er bestaan zeer zeker tussen de verschillende Slaviese volken treffende overeenkomsten; deze vinden echter niet alleen in het Oudslaviese volkskarakter hun verklaring. Zo herinnert mij het demokratiese voelen der Tsjechen sterk aan dat der Bulgaren; dit moet altans ten dele een gevolg hiervan zijn, dat bij beide volken in de loop der eeuwen de aristokratie verdwenen is: uitgestorven of gedenationaliseerd; wat de Turken in Bulgarije hebben bewerkt, dat deed in Bohemen de overwinnaar van de Witte Berg. Zo kwamen

1) Een groot aantal citaten komt o. a. in Müllenhoff's Deutsche Altertumskunde voor

« PrécédentContinuer »