Images de page
PDF
ePub

riques Lopes à 385 duc. aan Henrico Copochyn en 14 dagen later een van,,Henricke Lopes van Sintunell" aan Fro Quachopin! 1)

Reeds sprak ik in dit verband van de uitgebreide titulatuur. Deze heeft ook nog een andere betekenis: het gebruik van vaste uitdrukkingen verraadt een zeker traditionalisme, dat ook elders blijkt. Het is een vasthouden aan het overgeleverde, zoals de 16e eeuw nog zo in sterke mate kent. Merkwaardig, dat ook deze vertegenwoordigers van de moderne handel zich daaraan nog in 't geheel niet hebben ontworsteld. 2) Het hangt bovendien samen met hun godsdienstigheid, die natuurlik bij dergelike mensen van de praktijk, in die dagen als tegenwoordig, in een vast, kerks gareel gaat. Het spreekt van zelf, dat het geen doorvoelde religieuze dankbaarheid is, als Van Adrichem, evenals Snel en Cunertorf zelfs bij geringe winsten,,,Godt hebbe lof" uitroept, of in geval van verlies telkens,,Godt betert" moppert. Het is ook vorm alleen, als Cunertorf schrijft,,ick hebbe oogk een huis vol kinders, die hebben oogk van doen; datselffde my Godt verleenen mag."3) Zo vaart een schip steeds met,,Gods hulpe". Iets meer, een vrome wens, ligt ten grondslag aan dit begin van een bodemerijbrief ,,Ick Dierc Martsen van Rarep, schipper naest Godt van myn schip genaempt de Bonte Coe, als nu ter tijt gereet liggende in die rivier van Setubal, om metten iersten gueden ende bequaemen wint, die my Godt almachtich verlenen sal, te seylen naer Dansich of Hollant ......' of van een brief: „Beminde vrindt Senior Adrian Spelman uwer gesondtheit unde gode ancomst in u patria sall uns altit een grote froude sin tho horen, unsenthalven dancken Godt voer sin Genade de ons an beiden siden voerdan will verlenen, dat salichst. Amen.") De Lissabonse brieven beginnen anders steeds met,,Laus Deo semper" of ,,Laus trinitati", wat zij ook boven hun boekhouding op elk folio schrijven, evenals Jan Janssen. Speelman, die uit zijn brieven blijkt te staan aan de zijde der rebellen in Holland, laat dit na; zo ook Van Adrichem c.s. Was dit de invloed van het Calvinisme?

Door dit traditionalisme breekt zich echter bij de koopman een werkelik moderne winstzucht baan: geld verdienen, waar en hoe ook! Niet de kwaliteit is voor hem van belang, maar de winst, die hij met de waar kan maken. Uitdrukkelik vragen èn Cunertorf èn Van Adrichem soms om slechter soort, omdat die porfijteliker is. De eerste bestelt touwwerk,,al ist dat hett van so ser gude hennip

1) Nann. Uitterd. 129 en 132, dat 't 2 wissels zijn is uitgesloten.

2) Men zie mijn artikel over,,Traditie, rationalisme en individualisme"; Onze Eeuw, 1919. 3) Nann. Uitterd. 370.

4) Ibidem 3, 16.

neit geslagen wordt ten schaet neit" of,,nettekens geslagen end schon int oge, als ist den hennip van 't beste neit, daer licht neit an" 1). Zo ook de ander: ,,Nota: Als men op Avero wil seylen, te copen van de slechtste deelen" en niet de,,goede", diè men ditmaal had aangevoerd en waarop niets gewonnen werd "). Dat is de moderne handelsgeest, die ook van alle omstandigheden gebruik maakt. Met een cyniese nuchterheid staan dergelike handelsoverwegingen te midden van de aangrijpendste verhalen der oorlogsellende. De koning van Portugal is in Barbarije met velen gesneuveld, groot is de jammer in Lissabon. Wat is de oorzaak dezer ellende? Onze zonden en 's konings roekeloosheid. Overal Overal ziet men wenende vrouwen. ,,Aproposito dat alle vrouwen ende jonckvrouwen sullen moeten rou draghen, ende har al met sergias cleeden, waerdoor die sullen valia hebben"). Een ander maal heet het dat hout goede prijs zal doen door de verwoestingen te Lissabon '), of dat de inname door de Spanjaarden de stapel van Sevilla naar daar zal doen verplaatsen en dus nieuwe handelswinsten belooft ") etc. etc. Maar misschien ga ik hier reeds te ver in mijne conclusies. Het is echter wel treffend, dat juist Cunertorf dit schrijft, die uit vele andere uitlatingen een religieus en moreel hoogstaand mens blijkt te zijn, veel meer dan Snel en Van Adrichem! Mij dunkt, het is hier de strijd van 't oude en 't nieuwe, op wier grens deze kooplieden der 16e eeuw zo in alle opzichten blijken te staan en die hun correspondentie juist zo buitengewoon belangwekkend maakt!

1) Nann. Uitterd. p. 7, 182.
2) Ec. Hist. Jaarb. III, 232, 235.

3) Nann. Uitterd. p. 141.

4) Ibidem 336.

5) Ibidem 313,

TIJDSCHRIFT Voor Geschiedenis.

24

BISMARCK EN HEINRICH VON TREITSCHKE

DOOR

DR. M. G. DE BOER.

Hildegardt Katsch: Heinrich von Treitschke und die PreussischDeutsche Frage von 1860-1866. (Historische Bibliothek, Band 40, Oldenbourg, München und Berlin).

Een belangwekkend boek over een belangwekkende figuur. Reeds bezaten wij vrij veel over den apostel van het Deutschtum, niet alleen Schiemanns: Treitschkes Lehr- und Wanderjahre; maar ook zijn brieven, uitgegeven door Cornicelius (1912-1918), terwijl de briefwisseling met Freytag reeds in 1900 uitgegeven was. Nu het systeem, waarvan Treitschke zich als apostel heeft opgeworpen, tot zulk een ramp voor Duitschland en voor de geheele wereld heeft geleid, verdient een boek als dat van Hildegard Katsch dubbel de aandacht. Niet, dat het met het oog hierop geschreven is; het had even goed vóór den oorlog geschreven kunnen zijn. Nergens een spoor van verwijt of een bittere opmerking; nergens zelfs een verwijzing naar hetgeen tot de consequenties van Treitschkes optreden zou kunnen worden gerekend.

Wat vooral onze aandacht trekt is, dat Treitschke veel minder leider is geweest dan men gewoonlijk aanneemt; hij heeft zich met zijn denkbeelden in dienst gesteld, voorloopig nog onbewust, van den schepper der Duitsche eenheid, Bismarck, en heeft met zijn groot publicistisch en agitatorisch talent daarna verbazend veel gedaan om diens werk te populariseeren en te stabiliseeren; bij hem merken we dezelfde ontwikkeling op, die een groot deel van het Duitsche volk in dit tijdperk heeft doorgemaakt, een ontwikkeling, die we door middel van dit boek op den voet kunnen volgen.

Bij von Treitschke merken we in den beginne drie neigingen op, die vaak in onderling conflict komen. In de eerste plaats zijn Wahlpreussentum, dat hem te Bonn vooral door Dahlmann is bijgebracht en dat hem in botsing brengt met zijn goed-Saksische familie.

In Pruisen ziet hij den staat, die alleen aan Duitschland de eenheid zal kunnen brengen. Voor de rechten van de middelstaten en de kleinere staten gevoelt hij niets; feitelijk hebben deze, die over Duitschland de ellende van den Rijnbond brachten, geen enkel recht van bestaan. Want, en hier komen wij aan zijn tweede beginsel, Staat ist Macht, en waar de macht ontbreekt, ontbreekt alle recht van bestaan. Ook dit beginsel is niet van Treitschke zelf; hij heeft het ontleend aan een brochure van Rochau, volgens anderen aan Macchiavelli. In de derde plaats, en dit zou Treitschke voor zeer moeilijke innerlijke conflicten plaatsen, voelt hij zich liberaal; met een gevoel van verluchting begroet hij het optreden van den regent Wilhelm en het eenigszins naar het liberalisme overhellende Ministerium der neuen Aera.

Nu komt evenwel het conflict, door Roon na diens opname in het ministerie verscherpt met de bedoeling zijn liberale collega's te verdringen en door beter betrouwbare elementen te vervangen. Hierbij plaatst hem zijn voorkeur voor Pruisen en voor een krachtigen staat op de zijde der regeering; als liberaal staat hij echter tegenover haar. Diep bedroeft het hem, dat door de houding van het ministerie elke ,,moralische Eroberung", door welke Cavour zijn werk in Italië had voorbereid, ten opzichte van Duitschland onmogelijk wordt. ,,Man soll es nur versuchen mit einem Junkerministerium oder mit einem Staatsstreiche; für solchen Wahnsinn ist die Zeit nicht angetan." (22 April 1861). Het plan om Bismarck in het ministerie te roepen prikkelt hem tot het uiterste:,,der flache Junker, der von Blut und Eisen prahlt, ist der Eindruck für die vollendete Frivolität, die im Preussen am Ruder ist." De,,Lückentheorie" ergert hem niet minder:,,hält das preuszische Volk durch, so wird seine erstaunliche Geschlossenheit in einigen Jahren zum Siege gelangen." (29 Sept. 1862). En iets later, na de drukpersverordeningen: „,Kein Gedanke mehr an Einlenken. Die Revolution ist in meinen Augen nur eine Zweckmässigkeitsfrage; so bald sie Aussicht auf Erfolg hat, musz sie gewagt werden; ich wünsche kein Ende der Krisis ohne eine demütigende, schmachvolle Abdanckung." „Das Königtum von Gottes Gnade bedarf einer furchtbar ernsten Züchtiging."... „Preuszen wird als erster deutscher Staat eine Verfassung besitzen, die es nicht allein dem Wohlwollen des Herrschers verdankt, sondern der thätigen Mitarbeit des Volkes."

Maar ook op het gebied van het Duitsche vraagstuk is Treitschke het in deze jaren alles behalve met Bismarck eens. Wel is waar blijft hij alles van Pruisen verwachten; van den staat, die het steeds

1

voor de algemeen Duitsche belangen heeft opgenomen, zoodat zijn geschiedenis die van Duitschland is. Ook wat de middelen betreft staat hij niet ver van Bismarck:,,nicht Rede und Schrift, sondern nur erschütterende Ereignisse werden im Stande sein, den nationalen Geist zu dem Grade der Energie, den Willen des mächtigsten deutschen Staates zu dem Grade der Entschluszkraft zu führen, ohne welche alle nationalen Projekte eine Phantasie bleiben werden" Maar Bismarck blijft hij niet vertrouwen; hij vreest dat deze eenvoudig het conflict in Pruisen door middel der buitenlandsche politiek wil oplossen.

Later krijgt men hetzelfde in de Sleeswijk-Holsteinsche kwestie. Hij beziet deze aanvankelijk nog geheel idealistisch; een deel van het vaderland moet gered worden! Aan annexatie door Pruisen, aan de voordeelen van het beheerschen door dezen staat van de belangrijke streek aan twee zeeën gelegen, denkt hij voorloopig niet; de rechten van het huis Augustenburg staan voor hem boven alle critiek. Hij houdt voordrachten, waarvan de opbrengst den Augustenburger ten goede komt; zendt hem persoonlijk 100 thaler;,,vielleicht etwas hoch für meine Mittel, aber mit dieser Sache ist es mir bittrer Ernst." Als ten slotte Pruisen en Oostenrijk de zaak ter hand nemen, acht hij de beide hertogdommen overgeleverd,,dem nackten Verrat", omdat die staten zich plaatsen op het standpunkt van het Londensche protocol.

Doch, zoodra de legers succes hebben, verandert zijn stemming; voor het eerst weer strijden de Pruisische bataillons voor een nationale zaak. Wel spreekt hij noch van ,,die nichtswürdigen Lenker" in Pruisen, maar dat hun zwaard goed is, verheugt hem toch.,,Nu leeren de phantastische schreeuwers de beteekenis kennen van de macht in de politiek." Weldra komt de gedachte op: ,,Wollte Gott, Schleswig-Holstein bliebe preuszisch." Eerlijk erkent hij: „ich bin rasch älter geworden in diesem Winter, der die Unreifheit unsrer offenbaren Meinung so schrecklich offenbarte." Wel begrijpt hij niet welken kant Bismarck op wil, maar blijkens zijn brieven krijgt hij de overtuiging, dat de buitenlandsche zaken bij hem in goede handen zijn. In deze jaren van aarzeling is hij onvermoeid bezig op publicistisch gebied; ook van zijn beste historisch werk, zijn Neuere Geschichte, is in dezen tijd het plan ontstaan, nog geheel bedoeld als politiek geschrift; eerst bij de uitvoering, toen de toestanden reeds veranderd waren, is het een historisch werk geworden, waar evenwel de propaganda voor de ideeën, door Treitschke voorgestaan, dikker op ligt, dan voor een wetenschappelijk werk toelaatbaar

« PrécédentContinuer »