TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS. LAND- EN VOLKENKUNDE. Onder redactie van Dr. M. G. DE BOER, INHOUD VAN JAARGANG 1918. Dr. M. G. DE BOER. De vóórgeschiedenis van het Kanaal door Noord- Bladz. J. VAN DE LINDE. Uit het leven van Willem I, Prins van Oranje 113 A. K. A. GIJSBERTI HODENPIJL. Govert Knoll. 129, 161, 226 143 189 193 248, 273 H. W. S. UNGER. De oeconomische ontwikkeling van België tijdens de J. VAN HINTE. De naam van koning Willem I misbruikt H. HETTEMA Jr. Dorestad. R. SCHUILING. Zevende Vacantiecursus voor Geografen (Zuid-Limburg en H. PORTHEINE Jr. De samenzwering van Von Görz Geschiedenis der Oekraïne, 48. De opgraving eener Bataafsche nederzetting, Middel-eeuwsche toestanden in Zeeland, 95. graven van Holland, 96. Nijmegens middel-eeuwsche geschiedenis, 97. verdwenen industrie, 98. Vrachtvaart bescheiden, 99. Pommersch officier in Staatschen dienst, 99. De geschiedenis van onzen thee- handel, 101. Onze Veemen, 102. De positie van Eerste Minister in ons staatsrecht, 103. Een nieuw leesboek over onze geschiedenis, 104. Mededeelingen op geographisch gebied, door J. BUTTER, M. E. Nederland en de Kolonien: Brongas, 51. Nederlands graanvoorziening in 1916, 52. De Nederlandsche Handelmaatschappij steeds meer een bankinstelling, 61. De landbouw op de Groninger klei, 105. - Textielfabrieken in Ned. Indië, 53. - Ontginning-Kelebeɛ, 53. Handel van Java en Madora met de Vereenigde-Staten, 108. Nog eens: Abandanon in Midden-Celebes, 158. De spoorlijn in de residentie Palembang, 269. — Handel van de Buitenbezittingen en enkele handelsartikelen, 317. Invoer van enkele der voornaamste artikelen uit de Vereenigde-Staten van Noord-Amerika, 326. Europa: Metaalindustrie in Italië, 53. - De handel en nijverheid te Manchester en omgeving in 1916, 54. Duitschland en het Zweedsche ijzer, 64. Economische beteekenis van Polen, 109. Een nieuwe, belangrijke spoorweg in Zweden, 151. De Fransch-Engelsche handel, 153. De Chemische industrie in Zwitserland, 223. De nieuwe agrarische beweging in Engeland, 262. De Noorsche handelsvloot sedert het begin van den oorlog, 265. Het radiotelegrafische station te Nauen, bij Berlijn, 270.- Petsjenga naast Moermansk, 270. De economische belangen van Elzas-Lotharingen na den oorlog, 331. Azie: De handel der Straits-Settlements, 57. Handel der Gefonfedereerde Maleische Staten, 57. Conserveeren van ananassen op Malaka, 59. Economische toestand in China 1916; Sanghai, 59. De sojaboonen in China, 60. Scheepvaart in Japan, 149. IJzer-industrie in Mandsjoerije, 150. Het boerenbedrijf in Birma, 265. De lijn Kaïro-Palestina, 270.- De Amoer-lijn, 272. Afrika: De Aethiopische lijn, 111. Een nieuwe spoorlijn in Oost-Nigerië, 152. Spoorwegen in Marokko, 152. Australië: De Zuidaustralische spoorweg, 111. Amerika: Bevolking en immigratie in Argentinië, 268. Algemeene aardrijkskunde: De Wolframproductie, 110. Suiker productie en suikerconventie, 147. De witte steenkool, 151. Een en ander over de plannen tot verdediging van ons land in het voorjaar van 16721). ,,De tijdingen, uyt Vrankrijck overgeschreeven nopende een ligue offensive en de defensive, die gesloten soude wesen tusschen Vrankrijck ende Engelant, is in mijn oordeel soo verre buyten de waarheydt, als het Oosten is van het Westen" "), aldus schreef eenige maanden na het tot stand komen van het beruchte verdrag van Dover niet maar de eerste de beste politieke tinnegieter, maar de leider der buitenlandsche politiek van de Republiek, de raadpensionaris de Witt. En hij was niet de eenige, die zich door de sluwe Fransche politiek liet misleiden. Nog op het einde van 1671, dus enkele maanden vóór de oorlogsverklaring, was onze gezant Johan Boreel te Londen zoo weinig op de hoogte van de bedoelingen der Engelsche regeering, dat hij zelfs niet kon gelooven, dat Engeland bij een conflict met Frankrijk neutraal zou blijven; Engeland zou getrouw aan de Triple Alliantie zijn verplichtingen jegens ons nakomen. 3) Op dat oogenblik dacht De Witt reeds geheel anders over de zaak; dat Frankrijk den oorlog voorbereidde, was duidelijk genoeg; 1) Het hier volgende werd geschreven in Sept. 1914 en werd bijeengebracht als materiaal voor het houden van voordrachten voor de militairen op de forten. Het berust geheel op gedrukte gegevens, vooral op de stukken, uitgegeven in het werk van Van Sijpestein en de Bordes: De verdediging van Nederland in 1672 en 1673. Aanvankelijk had ik mij voorgesteld ook de verdediging der Waterlinie te beschrijven; voor het toelichten van verschillende duistere punten bleek mij evenwel onderzoek in buitenlandsche archieven gewenscht. Daar hiervoor voorloopig wel geen gelegenheid zal bestaan, meen ik niet langer met de publicatie van dit gedeelte, dat in zekeren zin op zich zelf staat, te moeten wachten, temeer, daar mijn voorstelling eenigszins van de gangbare afwijkt. 2) J. de Witt aan Jean Deutsz. 31 Aug. 1670. Japikse: Brieven van Johan de Witt IV, 59. ⚫) Notulen gehouden ter Staten-vergadering van Holland (1671-1675) door Cornelis Hop en Nicolaas Vivien, uitgegeven door Dr. N. Japikse (1903) (vooraan geciteerd als Notulen Hop), bladz. 1. TIJDSCHRIFT V. GESCH. LAND- EN VOLKENK. XXXIIle Jaargang. |