Images de page
PDF
ePub

ontstaan en zwak; het eerste accident het beste kon het ten val brengen. Men moet echter de schuld der ontknooping niet alleen zoeken bij den koning. Zonder schuld is hij zeker niet; het geknoei der laatste jaren, de wijze waarop hij zijn vroegere ministers (niet Guizot ten slotte) saboteerde, zijn zwakke politiek op economisch gebied, het niet bevredigen der nationale begeerte naar een krachtige buitenlandsche politiek hebben zeker tot zijn val bijgedragen. Met buitengewone handigheid heeft hij zich echter jarenlang door de moeilijkheden heengeslagen: zijn privaat leven was onberispelijk; zijn moed heeft hem, den meer dan zeventigjarige, slechts op één oogenblik, en juist op het fatale, begeven. Maar aan den anderen kant heeft ook de eigenaardige politieke toestand veel tot zijn val bijgedragen. In Frankrijk miste men het essentieele element voor een vruchtbaar parlementair stelsel, het bestaan van twee partijen met verschillend beginsel, krachtig genoeg om elkaar de macht te betwisten. In den beginne scheen het hiertoe te zullen komen, toen de,,Mouvement" en de ,,Résistance" tegenover elkaar stonden. Geen gebeurtenis schijnt mij zoo noodlottig voor het Juli-koningschap als het feit, dat de,,Mouvement" door zijn ongedisciplineerdheid en zwakheid zich als regeeringspartij onmogelijk maakte; zij zou trouwens door een avontuurlijke politiek, waarvoor alle kracht ontbrak, het land ten gronde hebben gericht. Voortaan bestaan er vier partijen, afgezien van de Bonapartisten, naast elkaar, waarvan er twee, de republikeinen en de legitimisten, niet voor de regeering in aanmerking komen, terwijl de ,,centre droite" en de,,centre gauche" elkaar afwisselen. Men krijgt hier fraaie oratorische debatten, maar niet den frisschen partijstrijd, die het Engelsche parlement kenmerkt; hier werken niet beurtelings twee partijen hun program af, maar ziet men een eeuwigdurend geïntrigeer om de macht, tot ten slotte, na de mislukking van het geheel persoonlijk gouvernement van Molé, Guizot met zijn doctrinairen aan het koningschap schijnbare stabiliteit en rust verschaft. Het was de rust van een vijver, waar bij gebrek aan doorstrooming, het water bederft, maar waar men weinig merkt van hetgeen daar buiten bruischt en woelt; vandaar de volkomen verrassing, waarvoor men in regeeringskringen stond, toen in 1847 merkwaardigerwijs juist na een bezoek van Cobden, die zijn Fransche vrienden kon uitleggen, hoe men door propaganda een nieuw denkbeeld aan de regeering weet op te dringen banket-beweging het begin van het einde zou blijken te zijn.

de B.

de

Een nieuw werk over de geschiedenis van de laatste eeuw. Eduard Fueter: Weltgeschichte der letzten hundert Jahre (1815-1920). Zürich Schultheis u. Co.

Een behandeling van dit deel der wereldgeschiedenis, die in veel opzichten van de bestaande verschilt, o.a. door het feit, dat de schrijver, door het anders groepeeren der stof en het naar voren brengen van nieuwe gezichtspunten, tracht,,die groszen Linien, die Völker und Länder verbindenden Faden blosz zu legen." Geen verzameling van histories, maar een ,,Geschichtsbetrachtung vom universal-historischen Standpunkt", met verwaarloozing van zeer veel, wat anders uitvoerig behandeld pleegt te worden. In 't bijzonder vestigt hij de aandacht op de groepeering en de, door emigratie veroorzaakte, verplaatsing der menschen. Geheel anders dan we van Duitsche geleerden gewoon zijn, acht deze Zwitser, dat feitelijk alleen het Fransche volk zich, door beperking van het kindertal, voorzichtig heeft gedragen, terwijl de andere volken maar steeds, op de meest roekelooze wijze, gedaan hebben, alsof

de hoeveelheid beschikbare grond op aarde onuitputtelijk zou zijn. Vooral in de tweede helft der eeuw, toen zoowel door het veldwinnen der humaniteitsidee als door beperking der kindersterfte, de bevolking bijna overal sterk toenam, acht hij den toestand steeds bedenkelijker; ,,noch niemals hat vielleicht ein Geschlecht so leichtsinnig gelebt, so wenig den unvermeidlichen Folgen seines Gebarens ernsthaft ins Gesicht blicken wollen, wie die führenden Industrie-Staaten in der zweiten Hälfte des neunzehnten Jahrhunderts"; ziedaar een van de hoofdgedachten van dit werk.

De stof is behandeld in 638 bladzijden en als volgt gegroepeerd. In het eerste boek geeft hij een aantal inleidende hoofdstukken, o.m. „Das neue Wirtschaft-system"; verder,,Wirtschaftliche (en politieke, had hier moeten staan) Nachwirkungen der französischen Revolution"; Die Panik der Revolution (welke de reactie der volgende jaren verklaart) en Die Humanitätsidee (welke zich onder meer uit in verbetering van gevangenissen, van het strafrecht, afschaffing der slavernij, bemoeiing met jeugdige arbeiders enz.) Het tweede boek spreekt over de internationale conservatieve solidariteit, het ontstaan van onafhankelijke staten in Zuid-Amerika en Griekenland, de inmenging der reactie in Spanje en Italië en het ineenstorten van het conservatieve systeem in Frankrijk, België en Engeland.

Het derde boek is getiteld,,Von der alten Kolonial-politik zur neuen" en bevat belangrijke hoofdstukken over de immigratie in de Vereenigde Staten, de stichting van het Fransche koloniale rijk in Noord Afrika, de expansie van Rusland in Azië, de Engelsche politiek in Indië en China, de eerste Europeïseering van een buiten-Europeesch volk (Japan) en...... de liquidatie van een mislukte kolonisatie in Europa, Ierland. In het vierde boek vindt men samengevat den strijd tegen den vierden stand en de vorming van nationale staten in Europa. Dit gedeelte lijkt mij, al bevat het gedeelten van groote frischheid met tal van aardige opmerkingen, het minst geslaagd, omdat hier zaken zijn samengevat, die geheel los van elkaar staan. Zeer interessant is daarentegen het vijfde boek,,Die Weltwirtschaftspolitik", dat eerst een hoofdstuk geeft:,,neue wirtschaftliche Problemen", en daarna behandelt ,,die neue Kolonialpolitik",,,die sozialistische Bewegung und die Stellung der Staaten zu ihr", „Der Kampf zwischen Oesterreich und Rusland um den Balkan" en ten slotte den ,,Weltkrieg" in een hoofdstuk, waarin duidelijk uitkomt, dat de schrijver de verantwoordelijkheid zoekt aan de zijde der centrale machten. Ook in andere opzichten toont de schrijver, dat hij, al bedient hij zich van de Duitsche taal, zeer zelfstandig staat tegenover de Duitsche ideeën, zoo b.v. in zijn oordeel over Bismarck op bladz. 388; hij ziet in hem eigenlijk geen groot scheppend staatsman maar een opportunist, die het aflegt, zoodra hij in strijd komt met geestelijke machten als de katholieke kerk of het socialisme. Verder wijst hij op het feit, trouwens niet onbekend, wat een prachtige zaak ook in financieelen zin de oorlog van 1870 voor het financieel weinig sterke Duitschland geweest is:,,Der ärmere Staat hatte also durch den Krieg die Mittel erhalten seine Macht- und Verkehrsmittel mit Hilfe des Gegners auszubauen, ein Umstand, der psychologisch für die Wertung des Krieges von gewaltiger Bedeutung war". Uit de opsomming der hoofdstukken blijkt zeker het origineele karakter van dit boek, tevens evenwel, dat zeer belangrijke zaken verwaarloosd, of ondergebracht moeten zijn op plaatsen waar men deze niet zou zoeken. Zoo vindt men Gladstone's werkzaamheid deels behandeld bij de lersche kwestie, deels evenwel bij...... de bestrijding van

het socialisme, evenzoo Disraeli. Beter had het mij geschenen, als de schrijver aan zijn geheele werk, dat vooral op economisch gebied wel belangrijke opmerkingen geeft, een meer economischen ondergrond had gegeven. De indeeling van een werk als dit is altijd de groote moeilijkheid, waarvoor nooit een naar alle zijden bevredigende oplossing te vinden is; het wil mij voorkomen, dat de opzet van dezen schrijver wel voordeelen aanbiedt zoowel tegenover de oude indeeling in hoofdstukken als tegen de o.a. door Brugmans en Kernkamp toegepaste synchronistische wijze van behandeling, die evenmin bevredigend is vol te houden en tot allerlei gezochte aanknoopingen leidt maar dat ook zijn opzet voor belangrijke verbeteringen vatbaar zou zijn. de B.

De geschiedenis der sociale wetgeving. P. A. Diepenhorst, De Nederlandsche arbeidswetgeving. Ruys, Utrecht.

In drie deelen wil prof. Diepenhorst een systemathisch overzicht van onze sociale wetgeving geven. Dit eerste bevat alleen de arbeids- en veiligheidswetgeving; in het tweede deel zal de schrijver de rechtspositie van den arbeid en in het derde de sociale verzekering behandelen.

Voor dit tijdschrift is vooral de uitvoerige historische inleiding van belang. Prof. Diepenhorst geeft hierin een overzicht van de ontwikkeling der techniek en van het ontstaan van nieuwe verhoudingen en denkbeelden sinds het begin der 19de eeuw. Bij het stelsel van staatsonthouding en vrije concurrentie werden de arbeiders het slachtoffer. Op bl. 49 vindt men treffende staaltjes van kinderexploitatie uit dien tijd. De nieuwe ontwikkeling der internationale arbeidswetgeving wordt uitvoerig besproken, waarbij ook de besluiten der internationale conferenties van Washington en Genua worden vermeld. Hoofdstuk IV geeft de geschiedenis der Nederlandsche arbeidswetgeving. Het heeft lang geduurd eer hier met de Kinderwet van 1874 - een eerste schrede op dien weg gezet werd. Daaraan zijn o.a. de enquête van 1841 naar den kinderarbeid, de prijsvraag der Maatschappij tot bevordering der Nijverheid van 1853 en het onderzoek der Staatscommissie van 1863 Voorafgegaan. De schrijver vertelt voorts de geschiedenis der wetten van 1889 en 1911 (Talma), terwijl de nieuwe arbeidswet van 1919 (Aalberse) natuurlijk zeer uitvoerig wordt behandeld.

Dit werk zal zeker èn als vraagbaak voor de positieve wetgeving en als historisch overzicht door belangstellenden dikwijls worden geraadpleegd; ook de volgende twee deelen zien we met belangstelling tegemoet. De groeiende belangstelling voor sociale aangelegenheden staat daarvoor borg.

Waarom ook bij dit werk van prof. Diepenhorst de aanteekeningen achter de hoofdstukken in plaats van onderaan de bladzijden zijn geplaatst is niet duidelijk; het maakt de bestudeering niet gemakkelijker! Bertr. Drilsma.

Het ontstaan van het Communistisch Manifest. C. Grünberg, Die Londoner Kommunistische Zeitschrift und andere Urkunden aus den Jahren 1847-1848. Archiv für die Geschichte des Sozialismus und der Arbeiterbewegung, herausgegeben von Dr. C. Grünberg. Neunter Jahrgang, 2. u. 3. Heft.

Bovengenoemd tijdschrift verschijnt driemaal 's jaars, onder redactie van Dr. C. Grünberg, professor aan de Universiteit te Weenen. Economisten, historici en kenners der socialistische beweging uit alle landen verleenen hun medewerking. De uitgave, die door de tijdsomstandig

heden eenigen tijd onderbroken werd, zal nu weer geregeld plaats vinden. Het geniet in ons land niet de waardeering, waarop het bij meerdere bekendheid ongetwijfeld aanspraak zou kunnen maken.

Over het hier te bespreken onderwerp merkt C. Grünberg op, dat men, tot voor kort, in zake de wordingsgeschiedenis van het Communistisch Manifest op de karige mededeelingen van Marx zelf was aangewezen. Hij noemt dan eenige schrijvers, die tot meerdere bekendheid van het manifest hebben bijgedragen. Door deze publicatie van de eerste en eenige aflevering van het Communistisch Tijdschrift, dat een half jaar voor de verschijning van het Communistisch Manifest uitgegeven werd, is de laatste ontbrekende schakel in de keten aangevuld.

Grünberg publiceert verder nog eenige andere documenten uit de jaren 1847-'48, waarvan het voornaamste is het ontwerp eener communistische geloofsbelijdenis door de Centrale van den ,,Bund der Gerechten" uitgewerkt.

De Bund der Gerechten ontwikkelde zich in de veertiger jaren tot een wijdvertakte revolutionaire organisatie. In 1842 maakt Engels met deze beweging kennis en wordt hij getroffen door haar leidende gedachte, dat de politieke partijvorming afhankelijk is van maatschappelijke en economische belangen. Dit denkbeeld neemt hij als basis van zijn maatschappelijk socialisme.

Marx, die in 1845, wegens zijn revolutionaire propaganda in de Parijsche,,Vorwärts", uit Frankrijk verbannen is, vestigt zich in Brussel, waar Engels zich bij hem voegt. Hier werkt hij zijn historisch-materialistische stellingen uit en is hij de ziel van het inmiddels gestichte Communistische Correspondentie-Comité in Brussel, dat ook met de Bund der Gerechten voeling houdt.

Groot is de invloed geweest, die Marx en Engels hebben uitgeoefend op het Algemeen Communistisch Congres door dezen Bond in 1847 gehouden. In het program, voor het Congres samengesteld, vinden we 6 vragen, die het uitgangspunt vormen voor het ontwerp voor het latere Manifest. Grünberg geeft deze vragenlijst woordelijk weer. De Bund der Gerechten zal voortaan de naam dragen van Communistische Bond en een maandelijksch orgaan uitgeven, het Communistisch Tijdschrift. In dien tijd klinkt voor het eerst het:,,Proletariërs van alle landen, vereenigt U!" Schrijver schetst de vele moeilijkheden, waaraan Marx en Engels nog het hoofd hebben te bieden, alvorens zij de nieuwe organisatie in de gewenschte banen kunnen leiden.

In Nov. 1847 krijgt de bond officieel zijn beslag, ter gelegenheid van het 2e Comm. Congres. Marx slaagt er in zijn stellingen door het congres te doen aanvaarden. Aan hem en Engels wordt opgedragen het Manifest der Communistische Partij uit te werken. Dit verschijnt in Februari 1848. Tegelijk met het verschijnen van het Manifest breekt in Parijs de revolutie uit, die in Maart naar Weenen en Berlijn overslaat. Ondanks de vurige propaganda van Marx en Engels blijven echter de 17 scherp geformuleerde eischen, waarmee de Communistische Bond het manifest heeft toegelicht, tijdens de revolutie van '48 zonder veel weerklank.

R. B. de Jong.

Het laatste Fransche gezantschap in Oostenrijk. Alfred Dumaine, La dernière ambassade de France en Autriche. Plon-Nourrit, Paris.

Dit boek behandelt de jaren 1912-'14; als zoodanig bevat het waardevolle bijdragen tot onze kennis aangaande de voorgeschiedenis van den oorlog. Immers, Weenen was, op zijn minst gezegd, een der voornaamste

ontstaanshaarden van het conflict. Vandaar, dat dit relaas van een belangrijk ooggetuige een uitvoerige bespreking verdient.

In de voorrede vooreerst een korte beschouwing over Tisza's aandeel in de schuld van het ontstaan van den oorlog. Zooals bekend is, hield men gedurende den ganschen oorlog dezen staatsman voor één der grootste aanstichters. Sinds dien bleek dat Tisza in den Weenschen kroonraad (7 Juli 1914) juist met klem op een vreedzame oplossing heeft aangedrongen, zij het ook vergeefs. Teneinde het oorlogsélan niet te verzwakken, besloot hij zijn afwijkend standpunt geheim te houden, keurde zoodoende het ultimatum aan Servië goed en werd een leider der oorlogspolitiek. Kan met deze handelwijze, zoo niet bewonderen, dan toch eenigszins begrijpen, zijn verdere zelfopoffering grenst schier aan het ongeloofelijke. Toen nl. einde October 1918 te Boedapest de revolutie reeds had gezegevierd, vernietigde hij zelfs zijn memorie (van 1914) voor Frans Jozef, welke hem had kunnen redden! Voorwaar een teeken van bovenmenschelijk stoïcisme. Terecht beweert Dumaine evenwel dat Tisza's vredelievendheid uitsluitend uit politieke motieven voortsproot. Nationale zelfzucht was, vóór den oorlog, steeds het eenig richtsnoer der Hongaarsche buitenlandsche politiek. Het regeeringssysteem, berustend op het achteruitzetten der andere nationaliteiten, kon een schok van buiten niet verdragen. Zelfs een succesvolle oorlog zou de Slavische invloed hebben doen toenemen. Vandaar, dat een koel berekenend staatsman het oorlogsverlangen moest bestrijden. 1)

De hoofdstukken (vijf in getal), die het gezantschap betreffen, werden tijdens den oorlog geschreven. Vandaar niet overal een sober oordeel. Dumaine wil trouwens alleen den toekomstigen historicus den weg vergemakkelijken. Ook het bekende werk van Wickham Steed (The Hapsburg Monarchy) bewaart voor komende generaties het aspect, door de voormalige Donau-monarchie opgeleverd.

Uitvoerig beschouwt de schrijver de karaktertrekken der Oostenrijkers, onder welke vooral hun ongeschiktheid tot krachtige geestesinspanning en hun onverschilligheid voor de nationale eer.,,Même le plus âpre souci des besoins individuels n'excuse pas tant d'indifférence pour les intérêts généraux." Van belang is natuurlijk de figuur van graaf Berchtold. Dumaine teekent hem als een elegant edelman, die wenscht door te gaan voor een hoffelijk grand seigneur, welke zijn genoegens opgeeft teneinde eenigen tijd aan de oplossing van onaangename vraagstukken te besteden.

Ook wordt stilgestaan bij die vorstelijke bezoeken, welke belangrijke politieke gevolgen met zich brachten. Zoo o. m. die van de koningen van Bulgarije en Montenegro. Koning Ferdinand, zoo juist tot den Balkanbond toegetreden, liet zich desondanks te Weenen bewierooken; de oude keizer prees zelfs Bulgarije als het rustig en ordelievend element van den Balkan! En de koninklijke gast hoorde dit aan, terwijl reeds tot den krijg tegen Turkije was besloten! Met Nikita hetzelfde tableau: zijn benoeming tot kolonel van een keizerlijk regiment, terwijl hem reeds door de bondgenooten was opgedragen het sein tot den strijd te geven! Werd ooit een diplomatie meer om den tuin geleid, dan de Oostenrijksche

1) In een noot voegt Dumaine hier evenwel aan toe: Un aveu néamnoins lui a échappé qu'un de nos agents a retenu. La veille de la rupture, Tisza disait au secrétaire de notre consul-général à Budapest: „Le comte d'Apchier croit que c'est moi qui ai poussé à la guerre. Cela n'est pas. J'ai au contraire tout fait pour l'empêcher, et j'en suis la première et la plus douloureuse victime."

« PrécédentContinuer »