Images de page
PDF
ePub

commentaar aan het slot worden,,beroemde" mannen toegelicht. Ik citeer: Botticelli, beroemd It. schilder, Bramante, beroemd It. bouwkundige, Cicero, beroemd Rom. redenaar, Descartes, beroemd Fransch wijsgeer...... Het geeft dan een minderwaardig idee als Donatello kort weg: It. beeldhouwer heet. Zoo'n commentaar dient tot niets. Het is verder bijzonder slordig om zinnen neer te schrijven als: De kern der Arnostad was het zeldzame verschijnsel van een populairen koopmansadel (blz. 10). Het is ten slotte bedenkelijk van de moeiten der Florentijnsche ouders om hun kinderen, behoorlijk gedoteerd, uit te huwelijken, zonder meer, over te springen op,,de staatsinkomsten van gemeenebesten"...... (blz. 54). Die paar gegevens mogen volstaan om de zwakke kanten van dit boek te belichten.

Nieuwe boeken:

T.

Gosses (J. H.) en N. Japikse, Handboek tot de staatkundige geschiedenis van Nederland, slotaflevering: Middeleeuwen (Nijhoff; compl. f 12.-).

Mr. S. Muller Fzn. en Dr. A. C. Bouman, Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 (deel I, eerste afl. 695-1000; Oosthoek, 1920). Dr. N. B. Tenhaeff, Bisschop David van Bourgondië en zijn stad, Utrechts-Hollandsche jaarboeken 1481-1483 (Oosthoek f4.50).

Albert (P. P.), Achthundert Jahre Freiburg i. Breisgau: 1120-1920 (Freiburg; Herder, Mk. 8.).

Bär (M.), Bücherkunde z. Gesch. der Rheinlande, 1 Bd., Aufsätze (Publ. d. Ges. f. rhein. gesch.k.; Bonn; Hanstein, Mk. 48).

Below (G. v.), Deutsche Städtegründung im Mittelalter (Freiburg; Boeltze, Mk. 6.50).

Classen (W.), Von der Steinzeit bis z. Hermannschlacht (Hamburg; Verlag D. Volkstums, Mk. 10).

Cohn (W.), Das Zeitalter der Normannen in Sizilien (Bonn; Schroeder, Mk. 13.-). Copcevic Mk. 16.-).

(Sp.), Kulturgeschichtl.

Studiën (Bonn; Schroeder,

Feldmann (F.), Aus d. pol. Vergangenheit d. Hansestadt Bremen. (Bremen; Schmalfeldt, Mk. 9.-).

Gagliardi (E.), Geschichte der Schweiz I, bis 1516. (Zürich; Rascher, frs. 18.-).

Goette (R.), Kulturgeschichte Germaniens bis 919, (Bonn; Schroeder Mk. 33.-).

Jensen (W.),

Das Kirchspiel Brokdorf, Brokdorf, 1220-1920, (Wilster; Schwarck, Mk. 3.—).

Kober (A.), Grundbuch d. Kölner Judenviertels, 1135-1425. (Publ. d. Ges. f. rhein. Geschk.; Bonn; Hanstein, Mk. 40.-).

Koerner (B.), Hessisches Geschlechterbuch (Görlitz; Starcke, Mk. 30.-).

Mentz (A.), Geschichte d. gr. röm. Schrift bis z. Erfindung d. Buchdrucks (Leipzig; Dieterich, Mk. 28.—).

Mon. Germ. hist.: Scriptores rer. Merov. VII 1, 2: Passiones vitaeque sanctorum aevi merovingici, ed. Krusch et Levison, (Berlin; Weidmann, Mk. 252.-).

Mon. Germ. hist. (Ex): Epistolae selectae i. us. schol: Das Register Gregors VII, ed. Caspar, (Berlin; Weidmann, Mk. 20.-).

Norden (E.), Die germ. Urgeschichte in Tacitus' Germania, (Leipzig; Teubner, Mk. 38.-).

Philippi (F.), Einführung in d. Urkundenlehre d. deutschen Mittelalters, (Bonn; Schroeder, Mk. 15.-).

Pick (R.), Die Aachener Pfalzen, (Aachen; Creutzer, Mk. 4.-). Quellen z. Schweizer Geschichte: Korrespondenzen z. Gesch. d. Kardinals Math. Schiner, ed. Bücki (Basel; Guring, Mk. 250.—).

Ruville (A. v.), Die Kreuzzüge (Bonn; Schroeder, Mk. 25.-). Wilke (G.), Archeologische Erläuterungen z. Germania d. Tacitus, (Leipzig; Kabitzsch, Mk. 12.-).

Wrede (A.), Köln u. Flandern-Brabant, 12—17 Jahrh. (Köln; Gauski, Mk. 16.-).

Armorial de France (fin. XIII siècle, comm. XIV s.), p.p. M. Prinet (Extr. d. Moyen age).

Benoit XII (1334-1342), Lettres closes, patentes et curiales, se rapportant à la France, p.p. G. Daumet (Bibl. d. Ecoles franç. d'Ath. et de Rome).

M. Boutet de Monvel, Saint François d'Assise, orné de 21 gravures hors texte. (25 fr.).

Blanquart (F.), Miscellanées d'histoire et archéologie normandes I (Rouen; Lainé).

Bloch (M.), Rois et serfs, chapitre d'hist. capétienne, (Paris; Champollion).

Boissonnot (H.), Histoire et description de la cathédrale de Tours (Paris; Frazier).

Brun (F.), Jeanne d'Arc à Soissons 1429-1430, (Meulan; Rety). Celier (L.), Deux procès de Madame Anne de France, dame de Beaujeu (Extr. d. 1. Bibl. d. l'Ecole de Chartres).

Dubosc (G.), Autour de la vie de Jeanne d'Arc (Rouen; Defontaine). Fonssagrives (E.), Jeanne d'Arc et Richemont, Vannes; Gallas). Laborde (L. de), Etude sur la bibliothèque de la cathédrale de Rouen (Extr. d. Bull. d. biblioph.).

Lauer (Ph.), Un nouveau document sur Rodrique de Villandrando, (Extr. d. 1. Bibl. d. l'Ecole d. Chartres).

Liétard (C.) Jeumont et ses seigneurs (Lille; Impr. centr.).

Kirsch (B.) et H. S. Roman, Saint François d'Assise, (Lille; Soc. St. Aug.).

Macon (G.), Historique des seigneuries de Laversine et Malassise, (Senlis; Vignon).

Martin (J.) et J. Meurgey, Armorial du pays de Tournus, (Paris; Champollion).

Pierson (A.), L'abbaye de St. Martin-des-Champs, (Paris; auteur). Poirée (E.), Sainte Cécile, (Paris; Laurens).

Recueil des actes des rois de Provence (855-928), p.p. M. Prou et R. Poupardin (Ac. d. Inscr.).

Valin (L.), Gautier de Coutances, archévèque de Rouen et grandjusticier de l'Angleterre (Rouen; Lainé).

Vandame (H.), Notre Dame de la Treille, documents et notes d'histoire locale (Lille; Impr. St. Aug.).

Ault (N.), Life in ancient Britain (Logmans 5 sh. n.).

Benson (E.), Life in a mediaeval city, York 15th cent. (S.P.C.K. 5 sh. n.).

Castells (F. de S.), The old Roman road in West Kent (Dartford;
Ant. Soc; 2 d.n.).

Columba of Iona, a study of his life (Dent; 8 sh. 6 d.).

Cordier (H.), Notes and addendo (to) Ser Marco Polo, ed. Yule
(Murray; 16 sh. n.).

Gilson (J. P.), A students guide to the manuscripts of the British
Museum (Helps f. students; 1 sh. n.).

Guerard (A. L.), Civilisation to the close of the middle ages (Unwin;
21 sh. n.).

Hassall (A.), British history chronologically arranged (Macmillan;
20 sh. n.).

Hassall (A.), European history chronol. arranged (Macmillan;
12 sh. n.).

Jusserand (H.), English wayfaring life in the middle-ages (14th cent.),
transl. by Lucy Smith, rev. and enl. by the author (Unwin; 25 sh. n.).
Lake (K.), Landmarks in the history of early Christianity (Macmillan;
8 sh. d.).

Lawlor (H. J.), Life of St. Malachy of Armagh (Lifes of celtic saints;
12 sh. n.).

Little (A. G.), Guide to Fransiscan studies (Helps for students;
1 sh. 6 d. n.).

Mackean (W. H.), Christian monasticism in Egypt to the close of
the 4th cent (Studies in Chr. hist.; 8 sh. n.).

Mowat (R. B.), A new history of Great Britain, I to the death of
Queen Elisabeth (Milford; 4 sh. 6 d.).

Murray (R. H.), Ireland 1494-1653. (Helps f. students; 1 sh. n.).
Page (W.), St. Albans (S. P. C. K.; 4 sh. n.).

Rait (S.), A history of England and Scotland to the Union in 1707
(Blackie; 5 sh. n.).

Roper (E. G.), Select extracts illustrating Florentine life in the 15th
century (Texts f. students; 1 sh. n.).

Stead (M. T.), Itinerarium regis Ricardi (Texts f. students;
1 sh. 9 d. n.).

Troutbeck (G. E.), The story of Westminster Abbey (Mills; 2 sh. 6 d.).

IV. NIEUWE GESCHIEDENIS.

Een biographie van prins Willem I. Prof. Dr. P. J. Blok. Willem de
Eerste, Prins van Oranje, 2e deel. Nederl. Hist. Bibliotheek. Amst. 1920.
Geïllustreerd onder toezicht van Mr. N. Beets.

Reeds spoedig is het werk van prof. Blok over de Prins van Oranje
geheel voltooid; binnen het jaar is het 2e deel verschenen. Het geeft ons
de voortzetting en het slot van de tragedie, die het leven van Willem is en
deze snelle afwerking heeft dit zeer groote voordeel, dat de wijze van
behandeling in beide delen geheel dezelfde is gebleven. Wij vinden ook
hierin een uitgebreid en goed gedocumenteerd verhaal van de lotgevallen
van de Prins, waarbij de tijdsgeschiedenis tot het strikt noodzakelike is
beperkt en de denkbeelden van de Prins naar aanleiding van verschil-
lende door hem geschreven,,remonstranties" en dergelijke vaak ter sprake
komen, maar altijd tamelik kort worden behandeld. De schrijver heeft

hiermee een belangrijk werk voor de vaderlandse historie ten einde
gebracht. Wij bezitten nu een volledig, zuiver wetenschappelik, Hollands
werk over de Vader des Vaderlands, waarin men niet gauw vergeefs
zal zoeken naar een of ander feit uit het particuliere of politieke leven
van de Prins en zijn familie, terwijl daarbij de goede verdeling van
de stof geen ogenblik wordt verstoord door uitweidingen over bepaalde
vraagpunten. Ook b.v. over het aandeel van de Prins aan de Unie van
Utrecht (in de laatste tijd weer ter sprake gebracht) wordt niets meer
gezegd dan in 't verband past. Daarentegen worden zijn ontvangst in
Brussel en zijn hofhouding in Antwerpen, waar hij weer als een vorst
leeft op 't kasteel, in 1577, uitvoeriger beschreven, omdat zij ons de
persoon nader doen kennen. — Ook hieraan ontleent 't werk grote
waarde, dat een uitvoerige bronnenbespreking er aan is toegevoegd.
Daardoor wordt het geheel gestempeld tot een keurig en niet te
omvangrijk handboek.
E. v. G.

De Libertijnen. Dr. H. A. Enno van Gelder; Humanisten en Libertijnen,
Erasmus en Hooft. Nederl. Archief voor Kerkgeschiedenis, 1920.
Dr. Van Gelder gaat hierin den Erasmiaanschen invloed in de 17e eeuw
na en wijst op de Libertijnen als de Humanisten na den ondergang
van het Humanisme. Allereerst teekent hij de verschillende geestes-
stroomingen in het begin der 17e eeuw en verdeelt de niet-Calvinisten,
in 't algemeen Libertijnen geheeten, in drie groepen: Remonstranten,
politieken en Libertijnen in engeren zin. Naar dogmatisch en kerkelijk
standpunt vallen Calvinisten en Remonstranten z.i. tezamen in één
groep, die zich kenmerkt door transcendentale denkrichting, waaruit als
vanzelf een bepaalde waardeering voor God, wereld en mensch volgt.
De politieken of indifferenten, wier levensbeschouwing door het
materiëele wordt bepaald, stelt hij daartegenover en naast deze beide
groepen openbaart zich een derde, de in den titel bedoelde Libertijnen,
die geenszins onverschillig, gedragen worden door de idee der Huma-
nistische wereldbeschouwing.,,De mens is doel op zichzelf en de
wereld het terrein voor zijn werkzaamheid. God is voor hen niet het
begin en het einde, maar de onweerstaanbare kracht, de verklaring van
het bovennatuurlike, het bovenmenschelike in macht en liefde." In een
uiteenzetting van hun denkwijze behandelt de schrijver hun anthropologie,
Godsbegrip en Christologie in korte trekken en toont aan, hoe over de lijn
Venator-Hooft-de Groot-Coornhert de humanistische geest de religie
los maakt uit de theologie en eindigt in de heidensche, philosopheerende
moraal van de 18e eeuw. Zeer terecht vraagt de schrijver, of de
levensbeschouwing van deze Libertijnen nog godsdienstig is te noemen
en niet veeleer practisch-philosophisch. De ontwikkeling van het
individualisme, die in deze groep zoo sterk naar voren treedt brengt
vanzelf met zich mede, dat haar karakter slechts in het algemeen kan
worden geteekend. Burgemeester Hooft en Oldenbarnevelt rekent
schrijver tot typen van den aristocratisch-libertijnschen regent-koopman
van Holland.

Vervolgens wijst Dr. van Gelder op het verband en de overeenkomst
der Libertijnen en het Humanisme der Renaissance om dan in het 2e deel
van zijn artikel meer bepaald den Erasmiaanschen invloed na te sporen.
Welken invloed heeft Erasmus kunnen uitoefenen en hoe? Het antwoord
geeft een vergelijking van het karakteristieke in Erasmus en het
Libertinisme (Hooft), waarbij overeenstemming en afwijking aan het
geheele gebouw van Erasmus' denkbeelden worden getoetst. Daarbij
verzuimt de schrijver niet op het oppervlakkige van het Libertinisme

te wijzen, dat religieus het gemis toont van een levenscrisis in de worsteling der cardinale levensvraag omtrent de relatie van God en mensch en voor de vierschaar der wetenschap als leekenwerk moet worden veroordeeld.

Het is een artikel, dat niet alleen historisch van belang is, maar telkens raakt aan de theologie. Ongetwijfeld is het Libertinisme van grooten invloed geweest op de geestesontwikkeling van de 17e eeuw. Het bereidde den bodem voor het rationalisme, dat ontvankelijk was voor de wijsbegeerte van Cartesius en Spinoza, waardoor het niet weinig werd bevorderd, zeer ten nadeele van de kerkelijke practijk en van de theologie. S.

Engelsche galeien in de 16e eeuw. (E. R. Adair, Eng. Galleys in the 16th Cent; Eng. hist. rev. Oct. 1920). Gedurende een goed stuk van de 16e eeuw heeft men in Engeland met dit Middelandsche-zee-type geexperimenteerd. In den winter van 1540-1541 was Hendrik VIII van plan zes lichte galeien te bouwen; hij kreeg de galei Subtile klaar, die dienst deed in de jaren '43 en '44 en blijkbaar moeilijkheden opleverde, want men gaf tijdelijk (in '45) het bevel aan een Spanjaard en een Italiaan. In '49 kwam er een galei bij, blijkbaar een op Frankrijk veroverd exemplaar. Het scheepstype viel tegen: in 1559 rapporteerde men de beide schepen als op. Maar de Fransche galei heeft misschien toch nog tot 1599 dienst gedaan, naast twee nieuwe galeien door Elisabeth gebouwd, overigens beide van korten levensduur: 1560-1580, en naast een vijftal andere galeien, door Elisabeth na 1590 aangebouwd. Dit laatste en grootste experiment wordt heel begrijpelijk. Op het woelige water van de Noordzee bleek met galeien weinig te beginnen te zijn; voor het speciale doel van de verdediging der riviermonden boden zij echter allerlei voordeelen. Nadeelen bleven er echter stellig. Zij waren duur in het gebruik. Zoo kostte in 1588 een groot slagschip als de Dreadnought (1) per maand 303 pond, en de galei Bonavolia per maand 514 pond. Bovendien, hoe kwam men aan de roeiers? Waren het slaven, boeven of vrijwilligers? Een stellig antwoord op die vragen is niet te geven. Wel dreigde men in Engeland deserteurs en onverbeterlijke vagebonden met de galeien, maar die dreigementen schijnen slechts heel zelden te zijn uitgevoerd. In 1588 waren de roeiers van de Bonavolia behoorlijk betaalde vrijwilligers.

T.

Tractementen van Engelsche staatssecretarissen in de 17e eeuw. De zeer gecompliceerde verhoudingen van ,,verdienste" en bijverdiensten" van deze dignitarissen worden met veel voorbeelden verduidelijkt door Miss Greir Evans (Eng. hist. rev. Oct. 1920). Al in het begin van de 17e eeuw werd het nominale bedrag van 100 pond per jaar zeer overschaduwd door het werkelijke totaal van 2000 pond. Het werd dan ook gewoonte, dat een nieuwe functionaris uit erkentelijkheid aan zijn voorganger een rond sommetje van 6000 tot 10000 pond betaalde, tenzij het ontslag van den voorganger niet-eervol was geweest en de koning dus het aanvaarden van dit cadeau verbood. Eenige bijlagen geven,,tarieven”. T.

Nederlandsch-Engelsche onderhandelingen in 1689. In het laatst verschenen Octobernummer van de English historical review geeft de redacteur G. N. Clark een uitvoerig verslag van de onderhandelingen tusschen Engeland en Nederland gevoerd bij het begin van den negenjarigen oorlog. Het opstel is gebaseerd op pamfletten, tractaten, gedrukte en ongedrukte archivalische bescheiden. Het geeft interessante bijzonderheden, die hier te lande belangstelling verdienen.

« PrécédentContinuer »