Images de page
PDF
ePub

breedte en afpeiling van het land. De bevonden breedte was 60° 10′; 3 mijl dwars van Hanglip werd gewend en men had toen een lengte van 15° 32' op de kaart.

Bij stil weder werd dien dag, om bezigheid aan 't volk te geven, gevischt en gevangen een koolvisch (deze lijkt in grootte en gedaante op een kabeljauw, maar is spitser van kop en niet zoo aangenaam van smaak), een schelvisch en twee haaien.

[ocr errors]

"

Woensdag den 17den 's morgens" - aldus woordelijk het journaal - „de wind O. ten N. nog met stijve koelte en donkere „zware lucht; wij konden N. ten O. zeilen, voor den middag zagen wij enkele knolletjes ijs, (d. z. de stukken ijs, die men het eerst in „zee ontdekt) 's namiddags werd het drukker met ijs, wij halsden "Oost over (d. i. wendden het schip over den anderen boeg heen), „zetten af N. 3 W. 25 mijl, gegiste breedte was 69° 55', lengte ,,18° 20'. 's Avonds hadden wij weer en wind als te voren.

„Donderdag, den 18den Mei, halsden wij Noord over; den wind ,,N.O. ten O. nog met stijve koelte en donker van sneeuwjacht; men „konde N. ten W. zeilen. 's Middags halsden wij Oost over en passeerden een zwaar stuk ijs, zetten af Z.O. 13 Z. 41⁄2 mijl. De „gegiste breedte was 69° 41', lengte 18° 51'. Toen passeerden ons „4 schepen, maar onbekend. De wind 's avonds rondom N.O. met

[ocr errors]

handzaam weer en grauwe lucht."

Den 22sten ging men aan het lijnen schieten, d. i. de sloepen tot de walvischvangst gereed maken, op een gegiste breedte van 73° 44′ en een breedte van 26° 50'. Het was toen zeer mistig en men passeerde nog gestadig ijs. Eveneens den volgenden dag. Men zette ijswaarts in, naar de ruimte leidde.

Den 24sten kreeg men Spitsbergen in 't gezicht en peilde het hooge land van den Horizonts baai 9 à 10 mijl Oostwaarts. Het werd nu volhandiger met ijs. Den 25sten 's morgens en 's avonds sneeuwbuien, 's middags helder, men kon toen 8 onbekende schepen zien. Den 26sten kreeg men een tiental schepen te zien, vernam in 't N. geen ijs meer en bevond zich 's avonds dwars van den zuidhoek van 't Voorland, 3 à 4 mijlen van den Wal van Spitsbergen. Zondag den 28sten, 's morgens, was 't donker door de sneeuwjacht. Men ging N.W., kwam tegen het ijs en zag verscheiden schepen, meest Engelsche. Wij vernamen ook eenige ,walvisschen, zetten onze sloepen uit en maakten ons vaardig, „dewijl wij ook sommige schepen zagen, die reeds visch gevangen „hadden" (men laat een geus waaien ten teeken, dat het schip aan een visch vast is, opdat een ander schip er niet in zal schieten).

[ocr errors]

Den 30sten Mei was het weer zeer stil; men telde 40 à 50 schepen, die vast waren en maakte ook aan een schots vast. Daarna ging

men met twee sloepen afleggen (d. i. op de walvisschen passen, om daarop te schieten als ze boven komen). Men zag telkens walvisschen bij stil weer, donker van sneeuw, en kreeg 's avonds een schot, doch niet vast (de afstand was te ver om den walvisch te kunnen schieten).

Den 31sten Mei werd men door de schots in een zwaar pak of in elkaar gestooten ijs getrokken, waarin verscheiden schepen bezet lagen. Daarom maakte men aan een lichtere schots vast en liet zich wat afdrijven. Men zag een veldje ijs in 't N. (een veld ijs is een vlakte van ijs van eenige mijlen grootte) en daarbij veel visch, die niet te bereiken was en kon 60 à 70 schepen zien!

Den volgenden dag zag men veel walvisch, hield met 3 sloepen de brandwacht en kreeg den eersten visch, die aan boord werd gebracht, waarop men aan het flensen ging (d. i. de visch of het spek tot zulke stukken snijden, dat deze met takels in 't schip geheschen kunnen worden). 's Nachts maakte men vast aan een groot vlard (d. i. een streek ijs van 20 à 30 mijlen).

De volgende dagen ving men nog eenige visschen aan de velden, moest vaak de wijk nemen voor vlarden, die naar het veld toe kwamen aanzetten en vluchten als het maalde (d. i. als er een sterke beweging in het ijs was, waardoor het voor de schepen zeer gevaarlijk werd).

Woensdag den 7den Juni kreeg men aan den N.kant van 't veld, waarbij men lag, een lager d. i. men had den wind vlak op zich en geen gelegenheid om te kunnen vluchten en lag eenigszins beslagen door los schoft (klein ijs). Den volgenden dag zag men aan den Zuidkant van 't veld 50 à 60 schepen en bemerkte, dat dit sterk draaide met de zon. Men begon aan 't afmaken, (d. i. klein hakken van 't spek om het in de vaten te doen), lag door eenige groote schotsen eenigszins bezet, maar hoewel de vlarden, die daar lagen, ontelbaar waren, liep het ijs allemaal voorbij. 's Vrijdagavonds had men met afmaken gedaan en van 7 visschen gekregen 95 vaten, 17 pijpjes spek en 21 vaten kreng. (De schipper merkt op, dat hij op een zijner vorige reizen een visch gevangen had, die 80 vaten vulde en deze 7 dus niet groot waren).

Zaterdag 10 Juni werpte men bij 't veld op om de vlarden te ontgaan; de ligging was zeer gevaarlijk, het roer werd gelicht, eenige victualie op 't dek gezet, daar men niet wist welk gevaar nakende was. Men had circa 30 schepen in 't gezicht, zuidelijk was meest los ijs, een stijve koelte uit het Zuiden veroorzaakte een dichte bezetting, gelukkig met weinig persing. Men lag op 78° 32' en van de steng was bijkans geen open water te zien. Men bleef in de bezetting tot 27 November en raakte er uit op 66° 52′. Het TIJDSCHRIFT V. GESCH. LAND- EN VOLKENK. XXVIIIe jaarg.

12

is jammer, dat de commandeur geen lengte aangeeft om de drift geheel te kunnen nagaan.

[merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small]

In den beginne zag men in de vakjes water gedurig walvisschen en maakte de groote fnis klaar d. i. een groote harpoen, die gebruikt werd in de bezetting om visch mee te vangen, maar de dieren waren zoo schuw op 't gezicht van menschen, dat ze na een of twee keer ademhalen, onmiddelijk weder onderschoten en men ving niets meer. Als het ijs gevaarlijk werd, lichtte men het roer en water werd verzameld uit ronde kuilen, die men in het ijs hakte om bij dooi weer er sneeuw en regen in op te vangen. Van tijd tot tijd schoot men een zeehond en kookte van het vleesch met gort een soep als voorbehoedmiddel tegen de scheurbuik. Met onzen kapitein lagen nog in de bezetting en in zijne nabijheid vier walvischvaarders: van Londen, Hull, Altona en Gotenburg. Aan den Deen verkocht onze kommandant een paar malen een vat walvischstaart tegen de scheurbuik. Dit middel bleek probatum, zelfs walvischspek en kakebeensvellen bleken een geneesmiddel.

De beide Engelschen verloren door de persing van het ijs hun schepen en het volk werd over de drie andere schepen verdeeld: 1 en 10 September. Onze kommandeur zette, als de persing hem benauwde, de victualie en de sloepen op het ijs. Soms werd het schip een voet opgelicht en barstten de schotsen uit het vlard, waar men tegen aan lag.

Den 25sten October deden 24 Engelschen met 2 sloepen een poging om IJsland te bereiken, maar keerden den 3den November terug. Zij hadden hun sloepen, waarvan één stuk was, in den steek gelaten.

Den 13den November heerschte een storm uit het Oosten met dik vlammig weer en een sterke vorst, waardoor het kabeltouw brak en het geheele tuig aan elkaar gevroren was, zoodat men er niets door heen kon zien.

Den 30sten bemerkte men, dat het ijs tegen de zon draaide en 's nachts kreeg men een deining, die al het omliggende ijs stuk brak. Storm en zware deining, die de roerpen aan stukken brak, maakten op den 26sten en 27sten November het ijs los, zoodat men er door kon boren. Tusschen 8 en 9 uur zag men bij 't aanbreken van den dageraad de zee in 't Zuiden, 's namiddags circa 4 uur was men in zee; juichende bij 't passeeren van de laatste schots.

Den 28sten zag men bij 't opkomen van de zon de N.W. hoek van IJsland. Het schip was erg lek, soms werkte men aan 3 pompen om het lens te houden. Den 25sten December zeilde men tusschen Fairil en de Orkaden door en zette koers naar Noorwegen, daar men niet langer zee kon houden: schip en roer werden bij iederen storm zwakker, de bezaan woei stuk en het volk noodzaakte den schipper om land te zoeken.

Zaterdag, 30 December, 's morgens half zeven kwam men tegen de klippen aan, draaide bij en stak een lantaarn achter op. Met het aanbreken van den dag kreeg men een loods, was toen recht in het Solmer Sjoerd en zeilde het Liedt op naar Bergen, waar men 's middags om twee uur ten anker kwam.

De schipper had het genoegen zijn volk van versch vleesch te kunnen voorzien. Het rundvleesch was zeer goedkoop, maar de ossen vielen over 't gemeen genomen niet zwaar: voor een os van circa 100 pond werd f 10 betaald. De visch was zeer abondant en voor een groote kabeljauw gaf men 7 à 9 stuivers.

Met eigen volk werd het schip gekrengd (d. i. op zijde gehaald. Men noemt dit ook kanten of banken). Het was onder water zeer ontramponeerd: de bouten staken er uit. Toen na een derde krenging het schip nog lek bleek, werd besloten toch onder zeil te gaan en men lichtte 25 Januari het anker en zeilde met aanhoudend pompen naar het vaderland. Dinsdag den 20sten Februari kreeg men bij het aanbreken van den dag een loods van Den Hoorn aan boord, laveerde met den voorvloed het oude Lands-Diep in en kwam in de bocht van den Zuidwal van Texel ten anker. Den 28sten kwam men te Amsterdam.

Vlissingen.

J. D. C. DE VRIES.

Historische Mededeelingen.

Voigtländers Quellenbücher. Reeds vroeger werd in dit tijdschrift de aandacht gevestigd op deze aardige uitgave. De bedoeling van deze boekjes is den lezer met de bronnen zelve in aanraking te brengen; zij zijn bestemd „zur Vertiefung jedes Studiums, zur Befriedigung des persönlichen Wissenstriebes, zur gediegener Unterhaltung". De bronnen zelve zijn natuurlijk in vele gevallen alleen voor vakmannen genietbaar; zij zijn te omvangrijk, de taal is moeilijk verstaanbaar; deze uitgaven komen aan al deze bezwaren tegemoet.

De strijd tusschen Hendrik IV en Gregorius VII. Een bijzonder aardig deeltje (Band 35) heeft b.v. op den investituurstrijd betrekking. We vinden hier eerst een voortreffelijke korte inleiding van Dr. Schillmann; „die Grundsätze Gregors", een aantal stellingen uit een register van den paus, waarbij de verklaring, dat hij gerechtigd is keizers. af te zetten en onderdanen te ontslaan van hun eed van trouw aan hun vorst. Dan volgen een aantal stukken, gewisseld vóór het uitbreken. van het conflict, daarna de stukken, die betrekking hebben op de synode van Worms en het uitspreken van den ban, daaronder de merkwaardige brief van Hendrik IV aan den paus en het gebed van Gregorius VII tot Petrus. Verdere afdeelingen hebben dan betrekking op de afwikkeling van het conflict, op den Alpentocht van koning Hendrik, zijn bezoek te Canossa en het verdere verloop van den strijd; telkens zijn de berichten van verschillende schrijvers, die met enkele woorden gekarakteriseerd werden, bijeengevoegd. Het boekje, dat slechts I Mark kost, is op die wijze een uitnemend en handig hulpmiddel om zich in deze veel omstreden kwestie beter te oriënteeren, vooral voor de studie voor M.O. is het als toelichting bij Hampe's bekend boek zeer aan te bevelen.

Brieven van Luther. Van anderen aard is Band 36, waarin Dr. Preusz vijftig brieven van Luther heeft uitgegeven. Hier is het niet te doen om een bepaalde episode of een gedeelte van Luther's leven, maar om zijn karakter te belichten. Door een kleine moderniseering en aanvulling der afkortingen is het geheel beter leesbaar gemaakt; het eigenaardig karakter der brieven heeft de schrijver echter

« PrécédentContinuer »