Images de page
PDF
ePub

dien nacht onder een wollen deken. Men had mij ook medegedeeld, dat ik een ondraaglijken last zou ondervinden van muskieten en andere venijnige insecten, maar ook daarvan bleven wij verschoond; geen onzer behoefde zijn muskietennet te gebruiken.

Den volgenden morgen stonden wij om vier uur op en na een heerlijk kop koffie gebruikt te hebben, gleden wij in onze kano's weder rio abajo, stroomafwaarts. We luisterden naar het gelijkmatige geluid, dat de papegaaien aan den waterkant maakten. Mijn „roeiers” toonden in bekwaamheid niet achter te staan bij hun Venetiaansche ambtbroeders; het was of man en roeispanen één waren. Deze riemen of liever pagaaien waren vier voet lang en aan het ondereind acht of negen duim breed. Zij werden nagenoeg loodrecht in het water gedompeld en daarna als hoosblokken uitgezwaaid. De vlugheid, die de manschappen aan den dag legden, deed mij hen meermalen bewonderen. Meermalen gebeurde het, dat zij honderd slagen in de minuut deden. Hun uithoudingsvermogen is enorm; vier uur aaneen kunnen zij pagaaien, zonder de minste vermoeidheid te toonen. Wat zouden die „roode watermenschen" een schitterend figuur maken in de Engelsche roeiwedstrijden!

Toch moet het ons niet al te zeer verwonderen, dat de Indiaan zoo vertrouwd is met zijn kano, want hij leeft meer op het water, dan op het land. Sommige kinderen kunnen werkelijk eer zwemmen dan loopen en velen blijven hun geheele leven lang zoo iets als „aangekleede kikkers." De boot is veel meer hun huis dan hun hut. Deze Indianen voelen zich dan ook het gelukkigst, wanneer ze een weg zoeken in den doolhof van woudbeken en stroomversnellingen, of de krommingen naspeuren der reusachtige zijrivieren, waarvan de Amazone er meer dan tweehonderd bezit.

Wat de lama is voor den inboorling van Bolivia, wat het paard is voor den Arabier, wat de kameel is voor den reiziger in de Sahara, dat is de kano voor den Indiaan van de Amazone-vlakte.

De dagen, die ik op de Paranapura doorbracht, behooren tot de meest aangename in de tropen. Soms schoten wij door het water als spelende bruinvisschen, maar meestal dreven wij vadsig, langzaam met den stroom mee, voortglijdend langs lang, ruischend riet, of in de schaduw van den groenen woudmuur. Nu eens getroffen door het dierlijk leven van allerlei aard in het kleurrijk water der rivier, dan weer door dat op en tusschen de takken der ceiba, palmen en bamboe aan de oevers. In den lichten, opstijgenden damp boven het water trilden ontelbare vleugeltjes en schitterden allerlei kleuren. Alle leven schijnt zich hier aan de oevers der rivieren te concentreeren.

In den eersten gloed van den dageraad was de nevel als overgoten met de zachtste kleurschakeeringen van grijs en roomgeel tot licht

rood en oranje. En als de avondschemer daalde, was het hemelgewelf als met een rijkgekleurden sluier getooid, zoo schoon, als ik het slechts op den Grooten Oceaan zag.

Aan de oevers was dezelfde weelderigheid van plantengroei, die mij verrukt had in het oerwoud, dat we zoo kort geleden verlaten hadden. Maar de aanblik was geheel verschillend en de verschieten, die wij aan iedere bocht te genieten kregen, waren bekoorlijker.

De schoonheid van beken en rivieren, door dichters en schilders ten onzent herhaaldelijk zoo vurig bezongen, haalt niet bij die van de wateren aan den evenaar. Iedere kromming van de rivier toont een nieuw tafereel, geeft de een of andere wondere plant of bloem te aanschouwen. Hier prijkt een huizenhooge ceiba, omrankt door slingerplanten, die de reusachtigste bloemen dragen. Daar verheft zich een groep statige palmen met hun wuivende pluimen. Een steenworp verder vertoont zich een groep bamboes, de schoonste sieraden der tropische plantenwereld. Ginds steekt een ceder, van welks takken lianen en touwachtige luchtwortels afhangen, als een mast hoog in de lucht. Het lijkt een schip uit een reuzenland. Meer aan den waterkant staan groepen aronskelken, maraula's en, wanneer de stroom niet te sterk is, wordt het oog nu en dan gestreeld door prachtige waterlelies en andere waterplanten.

Maar hoe bekoorlijk de verschieten van deze reuzenrivier zijn, niet minder verrukkelijk mogen de gezichten op de zijrivieren, die het overtollige water uit het bosch afvoeren, heeten. De uitmondingen dezer stroomen gelijken op het eerste gezicht op kleine baaien, want ze zijn zoodanig door planten omringd, dat het uitzicht naar achteren onmogelijk wordt.

Een krachtigen slag met de pagaai voert onze kano er voorbij en brengt ons in een gewelf van groen, ter breedte van wel vijftig voet en een lengte van honderd. Aan weerszijden is deze doorgang behangen met een draperie van wingerden en kruipende planten, die zich van boom tot boom slingeren. De prachtigste bloemen er tusschen doen ons denken aan tapijten, schooner dan die, welke de Vlaamsche weefkunst voortbrengt. Verderop in deze weergalooze galerij wordt de doorgang nauwer. Het zonlicht wordt zoo volkomen tegengehouden door het dichte gebladerte, dat wij ons een oogenblik in het halfduister der onderwereld, met haar geheimzinnige stilte, wanen.

Den volgenden dag bereikten wij Yarimaguas, waar de rivier beter bevaarbaar wordt en breeder is. In twee dagen bereikten we, van een stoomschip gebruik makende Iquitos, om vervolgens na 9 dagen, over den hier en daar 80 K.M. breeden Amazone, Paráq bereiken. (Naar H. J. Mozans: Along the Andes and through the Amazon. 1911). J. S. VERBURG.

Rutger Jan Schimmelpenninck te Amiens.

De 18 Brumaire had Napoleon de macht in handen gegeven. Wel deelde hij die schijnbaar met Cambacères en met Lebrun, doch inderdaad was Napoleon de bewindvoerder van Frankrijk.

Niettegenstaande Napoleon dit zelf zeer goed wist, waren toch al zijn maatregelen er op gericht het aantal ontevredenen steeds geringer te maken. Hij wist dat men algemeen naar vrede verlangde. Daarom bood hij Engeland den vrede aan, welke door Engeland geweigerd werd, zooals trouwens te voorzien was. Doch voor het Fransche volk was nu hun nationale held de man die vrede wenschte en Engeland het land dat maar steeds van geen verzoening hooren wilde.

Napoleon vertelde dit zijn volk op de hem eigen krachtige wijze. Hij vaardigde de volgende proclamatie uit.

„Français, vous désirez la paix. Votre gouvernement la désire avec plus d'ardeur encore; ses premiers voeux, ses démarches constantes ont été pour elle. Le ministère anglais la repousse; le ministère anglais a trahi le secret de son horrible politique. Déchirer la France, détruire sa marine et ses ports, l'effacer du tableau de l'Europe, ou l'abaisser au rang des puissances secondaires, tenir toutes les nations du continent divisées, pour s'emparer du commerce de toutes et s'enrichir de leur dépouilles: c'est pour obtenir ces affreux succès que l'Angleterre répand l'or, prodigue des promesses, multiplie les intrigues. C'est à vous de commander la paix ; pour la commander, il faut de l'argent, du fer et des soldats; que tous s'empressent de payer le tribut qu'ils doivent à la defense commune! que les jeunes citoyens se lèvent! ce n'est plus pour des factions; ce n'est plus pour le choix des tyrans qu'ils vont s'armer; c'est pour la garantie de ce qu'ils ont de plus cher; c'est pour l'honneur de la France; c'est pour les intérêts sacrés de l'humanité!"

Zooals steeds liet ook nu Napoleon op woorden onmiddellijk daden volgen. Terwijl hij Moreau het commando over het Rijnleger gaf, ging hij 6 Mei 1800 zich zelf stellen aan het hoofd van het leger in Italië. Reeds 18 dagen later was hij weder terug te Parijs, doch TIJDSCHRIFT V. GESCH. LAND- EN VOLKENK. XXVIIIe jaarg.

13

wat had hij niet in dien korten tijd verricht. Hij trok met een leger van 40000 man over den St. Bernard, was reeds den 5en Juni in Milaan en had de Oostenrijkers onder Melas nu tusschen zijn leger en dat van Suchet. Melas trachtte eerst te ontwijken, werd echter 9 Juni wat zijn voorhoede betrof te Monte-Bello door Lannes geslagen, en den 14 Juni door Napoleon zelf te Marengo vernietigd, waardoor Italië in handen van Napoleon kwam.

Terecht kon Napoleon te Parijs tot de generaals, die hem de veroverde vaandels kwamen brengen, zeggen: le peuple français attend, ou la publication de la paix, ou, si l'ennemi y mettait des obstacles invincibles, de nouveaux drapeaux, fruit de nouvelles victoires".

Maar de vijand wenschte nu zelf vrede, zoodat van hinderpalen geen sprake meer was. Reeds 8 Januari 1801 sloten Oostenrijk en Frankrijk de vrede van Lunéville, waarbij Oostenrijk alle voorwaarden van het verdrag te Campo-Formio toestond, maar buitendien Toscane afstond en de onafhankelijkheid erkende van de Bataafsche republiek.

Onmiddellijk daarop, 18 Februari, volgde de vrede met den koning van Napels door het verdrag van Florence, waarbij Elba en Piombino aan Frankrijk werden afgestaan.

Toen volgde ook de vrede met Portugal, 29 September 1801, door het vredesverdrag van Madrid, 8 October 1801 de vrede met Rusland door het verdrag van Parijs en 9 October daaropvolgende ook de de vrede met de Porte.

Het Engelsche Oorlogministerie van Pitt, Dundas en Lord Grenville moest als gevolg van die gebeurtenissen aftreden, en het oppositieministerie, dat nu aan het bewind kwam, sloot door het verdrag van Amiens den 25 Maart 1802 vrede met Frankrijk, waarbij Engeland zich neerlegde bij de veroveringen van Frankrijk op het vaste land, de veroverde koloniën terug gaf en de onder invloed van Frankrijk ontstane nieuwe republieken erkende.

De vrede te Amiens gesloten beëindigde den oorlog met Engeland eenerzijds en Frankrijk, De Bataafsche Republiek en Spanje anderzijds. Toen men te Amiens bijeenkwam was men het echter reeds over alle hoofdpunten eens.

De Fransche gezant te Londen Otto had over alle punten vooraf geconfereerd met Hawkesbury, natuurlijk overeenkomstig zijne van Napoleon ontvangen instructiën, met het gevolg dat de vredespreliminairen den 1 October 1801 geteekend werden.

Daarmede was feitelijk de oorlog geeindigd. Ja, te Amiens konden de nadere besprekingen door het stellen van nieuwe eischen leiden tot een hervatten van den oorlog, doch dan had men te doen met vredebreuk.

Dat deze opvatting de juiste is blijkt ook uit de woorden van Dr. H. T. Colenbrander. 1) De staatsregeling van 1801 besprekende zegt hij: „En dan, wat alles afdeed, tegelijk met de invoering der nieuwe constitutie werd het vrede! Den eigen dag der stemming in de grondvergaderingen, 10 October 1801, waren de preliminairen tusschen Frankrijk en Engeland geteekend. De zee was vrij, de Republiek in het genot hersteld van haar gunstige ligging. Men sloot de club en opende het kantoor."

Nu was dus het eigenaardige, dat Frankrijk en Engeland onderhandeld hadden ook over de belangen van Spanje en de Bataafsche Republiek zonder deze uit te noodigen bij de onderhandelingen tegenwoordig te zijn. Engeland verklaarde de Bataafsche republiek te erkennen, mits deze Ceylon aan Engeland afstond. Eerst wenschte de Engelsche regeering ook, dat het huis Oranje schadeloos werd gesteld door de Republiek, doch Napoleon weigerde dit en Engeland onderwierp zich te dien opzichte aan Napoleon's inzichten.

Voor het vredescongres ter officieele bekrachtiging van de reeds geteekende preliminairen benoemde Napoleon als vertegenwoordiger van Frankrijk zijn broeder Joseph Bonaparte, terwijl voor Engeland optrad Lord Cornwallis. Spanje werd daar vertegenwoordigd door Dazara en de Bataafsche Rebubliek door Rutger Jan Schimmelpenninck. Nu moet het toch voor ieder duidelijk zijn, die weet, hoe de preliminairen geteekend waren zonder de Bataafsche Republiek in iets te kennen, hoe Napoleon bezittingen van die Republiek afstond zonder overleg met de Bataafsche Regeering, dat Rutger Jan Schimmelpenninck te Amiens verscheen als quantité négligeable. Hij kwam daar slechts om een van tevoren afgesproken verdrag te teekenen namens zijn regeering, waarvan wederom gezegd kon worden, wij handelen over U, en zonder U.

Schimmelpenninck zag dit echter absoluut niet in en toonde daardoor geen diplomaat van eenige beteekenis te zijn, ja zelfs totaal geen inzicht in de personen en aangelegenheden van zijn tijd te bezitten.

[ocr errors]

Dr. Gustaf Schimmelpfeng 2) zegt, dat Schimmelpenninck eens als definitie van diplomatische kunst gegeven had: „Die Kunst das Verbum täuschen" durch alle modi und tempora gut zu conjugieren". Welnu Schimmelpenninck, die Napoleon persoonlijk kende, had moeten weten, dat Napoleon niet iemand was, om door een Schimmelpenninck beetgenomen te worden.

1) Dr. H. T. Colenbrander. De Bataafsche Republiek.

2) Dr. Gustaf Schimmelpfeng. Rutger Jan Schimmelpenninck. Eine biografische Skizze.

« PrécédentContinuer »