Images de page
PDF
ePub

aan te dringen op toelating van de openbare preek buiten de stad. 15 October 1566 begaf Montmorency zich wederom naar Weert.

Een nieuwe tegenslag was het voor hem te vernemen, dat zijn optreden in Doornik den koning mishaagde, alhoewel de regentes hare goedkeuring aan zijn werk gehecht had. In een brief (22 Sept. 1566) van d'Assonville, lid van den Raad van State, aan Hoorne lezen we: „que son Altesse avoit fait voir en conseil les articles, donnés par le comte de Hornes à ceulx de la nouvelle religion à Tournay et que ces articles avoient été trouvés conformes à l'accord et lettres de Son Altesse, et aux capitulations que Monseigneur d'Egmont avoit faites pour les villes de Flandre." 1)

Een groote onrust maakte zich sindsdien van den graaf meester en toen in Januari 1567 Egmont niet durfde en niet wilde gehoor geven aan 't verzoek van Oranje, om desnoods met geweld aan de Spanjaarden weerstand te bieden en de verkregen concessies te behouden, verloor hij zijn evenwicht geheel en willoos volgde hij de wenken der regentes. Als een kind verontschuldigt hij zich over de hevige woorden, in een oogenblik van opwinding misschien gesproken. Onderwijl kwam Alva, die ronduit zegde, dat een wijsselijk visser zich niet en behoorde bezich te houden met het naiaeghen van spieringh, zeelten en garneelen, maar van zalmen en kabeljauwen daer de meeste winst en eer aen vast was” 2), in de Nederlanden aan.

Indien Hoorne had kunnen vermoeden, dat de man, die hem namens den koning vleienden lof zegde, brieven, vol betuiging van tevredenheid en tegelijk zijn doodvonnis meebracht, zou hij zeker niet van zijne reis naar Keulen, waar hij de stervende vrouw van zijn schoonbroer, den graaf van Nieuwenaer, bezocht, zijn teruggekeerd naar het land, waar een ontijdige dood zijn deel werd! Hij voelde zich van geene schuld bewust en keerde, verlangend, om de plannen des konings te leeren kennen, 7 Sept. 1567 naar Brussel terug. Op Dinsdag 9 Sept. riep Alva den raad bijeen, om de versterkingsplannen van Thionville en Luxemburg te onderzoeken. Daar werden Egmont en Hoorne gevangen genomen; Hoorne werd in een wagen naar het kasteel van Gent vervoerd. Was deze aanhouding op zich reeds een spot met de rechten van den vliesridder, die slechts voorloopig mocht aangehouden worden volgens het Eeuwig Edikt van 1537, door Karel V uitgevaardigd, de l'advis toutefois, de six chevaliers, confrères dudit ordre et autrement non; de be

1) Le procès du comte d'Egmont blz. 33.

2) Arend van Slichtenhorst. Geldersse Geschiedenissen XIV b. blz. 515.

handeling van den gevangene, zijn proces en zijn onthoofding zijn nevens bespotting van goddelijk en menschelijk recht, daden van geweld. In een ellendige, enge kamer werd de doorluchtige gevangene opgesloten zonder licht, lucht en voedsel. Was zijne moeder hem niet te hulp gekomen, we zouden voor Hoorne althans 't schavot op Brussels markt niet hebben zien verrijzen. De hertog van Alva, die de goederen van den graaf had verbeurd verklaard, weigerde in zijn onderhoud te voorzien 1).

Afgezien van het onbillijke en onwettelijke der procesvoering, afgezien van de feiten, dat de privilegie's van 't Gulden Vlies geschonden werden en dat Hoorne als rijksgraaf, voor de keizerlijke gerichtskamer alléén te recht kon staan, klagen wij nog zijne rechters aan, van moedwil, die in lasteringen waarheid vond, van brutale onrechtvaardigheid, die geen vormelijke verdediging toeliet. Door de slotvergadering van den bloedraad, bestaande uit: de Barlaimont en de Noircarmes, eenige nationale rechters, benevens Vargas en del Rio 2), werd het doodvonnis geveld, dat in Madrid geteekend was.

Zelf stelde Hoorne eene verdediging op in antwoord op de drie en zestig punten van aanklacht, die eene beschuldiging van majesteitsschennis inhielden. Geen afstand deed hij echter van zijne rechten, als vliesridder en rijksgraaf. Pas in Maart werd hem een onderhoud met zijn zaakbezorger toegestaan. Alle middelen echter werden aangewend om zijne verdediging te belemmeren. Den 4 Juni 1568 sprak Alva de veroordeeling uit, terwijl de graven een dag te voren, begeleid door 3000 man Spaansche troepen naar Brussel vervoerd waren. Eenige compagnieën boogschutters en piekeniers waren daarenboven opgesteld tusschen de voertuigen, waarin de ongelukkigen hadden plaats genomen. Evenals te Gent werden de graven ook te Brussel in afgescheiden kamers gevangen gezet. De graaf van Hoorne, afgemat door de reis, vond zelfs geen bed, om uit te rusten 3).

Ghislain de Vroede, pastoor der kerk de la Chapelle, stond hem bij, toen hij zijne godsdienstplichten voor het laatst vervulde in de slotkapel 3). Indien wij den teekenaar van een prent, waarop de portretten van Egmont en Hoorne, benevens hunne terechtstelling, voorkomen, als welingelicht beschouwen, zouden we geneigd kunnen zijn te gelooven, dat Hoorne niet als Katholiek gestorven is.

„Auprès du corps mort du comte d'Aiguemont furent mis deux

1) Biographie nationale, tome IX blz. 505.

2) E. van Damme: Histoire du procès et de la mort de Lamoral, comte d'Egmont blz. 28, 29.

8) Biographie nationale, tome IX pag. 507.

cierges ardant, à causse qu'il se recogneut et mourut catholiquement, mais à l'autre, qui mourut-autrement, on ne luy feit pas tel honneur" 1) staat geschreven onder de teekening van het schavot. Toen Hoorne zijn vonnis had aangehoord, liet hij eerst een heftig protest hooren, verviel echter weldra in de groote kalmte van den ontmoedigde, die geen lichtstraal meer ziet. In den nacht van vier op vijf Juni, den vooravond van Pinksteren, werd een zwart gedrapeerd schavot opgeslagen op de Groote Markt voor het stadhuis; een kruisbeeld en twee kussens waren aangebracht. Als Hoorne opsteeg, bemerkte hij het laken, dat de overblijselen van zijn vriend bedekte. Met een ongemeen smartelijke stem vroeg hij: „Etes-vous là, mon ami!" Eenige woorden sprak hij nog tot de menigte, vragend, dat zij God zou bidden voor zijne ziel. Gelaten trok hij het mutsje over de oogen, de beul deed zijn wreeden plicht. De gewapende omheining belette het volk iets anders te doen, dan in stilte te schreien over de ruwheid, die er den Spanjaard zelfs toe bracht, de hoofden der edelen twee uren op pieken te plaatsen. Om twaalf uur begonnen, eindigde dit treurspel, waarmee eene reeks van wreedheden aanving, te drie uur. Toen werden de lijken der graven, vergezeld door een groote menigte, de gilden en de geestelijkheid naar de St. Goedele kerk overgebracht. Eene zuster uit het Klooster Maria Wijngaard te Weert strijft in haar kroniekje blz. 195:

„Anno 1568 den 5 Junius, pinxter-avond is onsen Genaedighen en vreedsaemighen en Goedertieren grave van Horne heer Philippus tot Brussel door bevel van den Coninck onthooft. Item de hoofden van deese Heeren stonden wel drij uren op eene ijseren pinne, en soo langh fluyte en trommelden men daer bij. Item den drij en twintigsten dagh in Junius braghten sij onsen goeden deughtsaemen heer Philippus van Brussel daar tot Weert op sijn Casteel, en hij wiert terstond binnen een uure in de Hooghkerck begraven, want hij had 19 daegen boven aerde gestaen, maar hij was twee reijsen gebalsemt." Door toedoen van Willem I werd den 9den Juli 1841 de nagedachtenis van Hoorne geëerd door 't plaatsen van 'n platten marmeren steen op zijn graf. Uit deze schets zal men eenigszins den man begrijpen, die inderdaad door zijn rang en tragischen dood belangstelling wekt.

Onafgebroken zwaarmoedig werd hij zelden tot daden geprikkeld. De beschuldiging van zamenzweringen in zijn huis wekt een mede

1) à Lyon. Par Benoist Rigand 1570. Deze prent is te vinden in „Histoire du procès et de la mort de Lamoral, comte d'Egmont."

lijdenden lach 1), als we bedenken, dat hij niet eens 't smeekschrift der edelen wilde teekenen. Zijne gevoeligheid voor de verdrukten dwingt onze sympathie af, hij wilde geen onrecht plegen, voelend in zich zelf het smartelijke van veronrecht te worden. Met Egmont is hij bevriend geweest zijn leven lang. Egmont, de geestdriftige, pralende edelman beïnvloedde den zwartkijker, die niets aandurfde. Samen zijn zij door 't leven gegaan, zijn zij gevallen door beulshand, toen omstandigheden een schrikbeeld eischten. Want al bezitten we van Hoorne niet: „Le procès et les piecès justificatives", die Egmonts veroordeeling, als eene onrechtvaardigheid doen kennen, ik geloof niet dat Philips van Montmorency aan 't hem ten laste gelegde schuldig is.

Hoorne heeft met Egmont de vrijheden der Nederlanden verdedigd. God en den koning is hij trouw gebleven.

ANDRÉ SCHILLINGS.

GERAADPLEEGDE BOEKEN:

Biographie Nationale, Tome neuvième.

(Hornes, Philippe de Montemorency, comte de par Th. Juste). Correspondance de Philippe II, publiée par Gachard.

R. Fruin. Het voorspel van den Tachtigjarigen oorlog.

Le Baron H. Kervyn de Lettenhove. La Toison d'or.

P. J. Blok. Geschiedenis van het Vaderland dln. III en IV.

J. L. Motley. The Rise of the Dutch Republic. (London 1904).
Mr. Dewez. Abrégé de l'Histoire Belge.

Arend van Slichtenhorst. Geldersse Geschiedenissen.

Poell. Geschiedenis van het Hertogdom Limburg.

F. Srada. Histoire de la guerre des Pays-Bas.

de Bavay. Le procès du Comte d'Egmont.

Van Damme. Histoire du procès et de la mort du comte d'Egmont.
Dr. Ernst Marx. Studien zür Geschichte des Niederländischen Aufstandes.
F. Rachfahl. Wilhelm von Oranien.

Kronijk uit het Klooster Maria Wijngaard te Weert, (1442-1587) in Publications de la société Historique et Archéologique dans le Duché de Limbourg, tome XII. 145-224 incl.

1) Vergelijk Motley. The Rise of the Dutch Republic, blz. 202, waar zoo'n beschuldiging staat uitgewerkt.

Sir Hudson Lowe.

Sir Hudson Lowe werd den 28sten Juli 1769 te Galway in de provincie Connaught geboren. Zijn vader was majoor-chirurgijn. Toen hij met zijn regiment naar Indië moest vertrekken, nam hij zijn zoontje mee. Bij zijn terugkeer in Engeland liet hij dezen, die nog geen 12 jaar oud was, tot vaandrig benoemen in het regiment van Dover.

In 1787 werd Hudson Lowe in denzelfden graad in het 50e regiment, dat in garnizoen lag te Gibraltar, overgeplaatst. Bij het uitbreken van den opstand op Corsica in 1793 werd hij naar dit eiland gezonden.

Hij woonde toen in dezelfde stad als de moeder en de zuster van Napoleon, maar zonder eenige betrekking te onderhouden met een der leden van die familie. De gevolgen van den opstand zijn bekend: de Engelschen werden genoodzaakt het eiland te verlaten en Hudson werd naar Minorca gezonden. Daar werd hij belast met de organisatie van een corps tirailleurs (,,Corsican Rangers") uit de talrijke Corsicaansche emigranten, die op dit eîland een toevlucht hadden gezocht. Hij slaagde hierin uitstekend en met deze keurbende nam hij deel aan den veldtocht naar Egypte (1800-1801). Bij den vrede van Amiens (Maart 1802) werden de „Corsican Rangers" ontslagen en Hudson ingelijfd bij de koninklijke fuseliers. Hij bleef daar, totdat hij, bij het opnieuw uitbreken van den oorlog tusschen Frankrijk en Engeland (1802) door zijn gouvernement naar de Middellandsche zee werd gezonden om een korps Corsikaansche en Maltezer tirailleurs te lichten. Hij zelf werd tot luitenant-kolonel van dit korps benoemd.

Hudson-Lowe maakte vervolgens deel uit van het expeditiekorps van Sir John Krieg, die tevergeefs beproefde Napels op de Franschen te veroveren, en genoodzaakt werd zich op Sicilië terug te trekken. Eenigen tijd daarna werd hij met de verdediging van Capri belast. Dit eiland was een der weinige bezittingen, die aan de Engelschen gebleven waren. Lowe verbleef drie jaar op Capri, waar hij aan 't hoofd van den spionnage-dienst stond, die door koningin Carolina en de Engelschen ingesteld was tusschen Messina en 't koninkrijk Napels. Den 4den October 1808 landde de Fransche generaal

« PrécédentContinuer »