Images de page
PDF
ePub

Stiefmoeder, nagenoeg geheel verzonnen blijkt te zijn. Het betreft Beatrix van Dongen, die in tweeden echt verbonden met Gerrit van Assendelft, haar viertal stief kinderen slecht behandeld zou hebben en eerst tot inkeer komt als haar eigen kindje dood in de wieg wordt gevonden. 't Verhaal, dat zijn weg het zelfs in een Gids voor Beverwijk gevonden heeft, blijkt geheel onwaar; het viertal kinderen van Assendelft blijken kinderen van Beatrix zelf te zijn. Ja zelfs heeft zij er nog een vijfde gehad, die zwak en ziekelijk als pensionaire in het klooster ter Zijl te Haarlem is opgenomen en als kunstenares met pen en penseel groote vaardigheid moet hebben bezeten. Op weg naar Indie. Ter recensie werd ons toegezonden door den uitgever H. Meulenhoff een bundel Van Oude Voyagiën, n.l. de reizen van Jan Huygen van Linschoten, de Houtman en Van Neck naar Indië en van den bekenden tocht om de Noord van Heemskerck en Barends, een bewerking der oude reisjournalen, met reproducties van de oude prenten verlucht. Gegeven de bijzondere verhouding, waarin in dit geval bij eventueele recensie auteur en rescensent tegenover elkander zouden staan, zullen we hier met een bloote aankondiging volstaan.

In en om Schoonhoven in het jaar 1787. Onder dezen naam verscheen van de hand van den gep. Luit. Gen. S. I. van Nooten een klein, maar belangwekkend boekje, overdruk blijkbaar van artikelen in de Schoonhovensche Courant. We vinden hier een levendige beschrijving van de aanhouding van de Prinses, haar verblijf te Schoonhoven, de bezetting van de plaats door de troepen van Brunswijk en de doorreis van Willem V bij zijn terugkeer naar den Haag, met opgave o.a. van de kosten die dit alles voor de stad meebracht.

Boeken over onze Marine-geschiedenis. - Een prachtwerk, dat slechts in weinig exemplaren is afgedrukt, is Scheurleer: Onze Mannen ter Zee in Dicht en Beeld, 3 deelen à ƒ 35. per deel, een zeer belangwekkende en nuttige aanvulling van de Jonge's Geschiedenis van het Nederlandsche Zeewezen, waarin o.a. tal van weinig bekende gedichten op onze zeehelden zijn overgedrukt. Gaarne vestigen we de aandacht verder op een nieuw nummer der door de firma Nijhoff uitgeven Catalogi no. 391: la Marine, waar een twaalfhonderd-tal titels van werken over onze krijgsgeschiedenis ter zee zijn bijeen gebracht. Gouverneur Generaal Alting. Van een hooggeplaatst, maar niet hooggeacht stadgenoot, Willem Arnold Alting, geeft Prof. Heeres in den bovengenoemden Groningschen Volksalmanak een levensbeschrijving. Alting, die in zijn vaderstad studeerde, ging in 1750 als onder-koopman naar Indië; langzaam opklimmend werd hij in 1772 lid van den Raad van Indië, in 1780 Gouverneur Generaal. Hij begon met den Raad van Indië te bewegen hem

[ocr errors]

3000 Rijksdaalder overdrachts-onkosten voor Buitenzorg te schenken. Het is te begrijpen, dat een man die daarmee zijn bestuur begon, niet kon opkomen tegen de misbruiken in zijn omgeving. En deze waren vele. Zoo zag een ambtenaar kans de Compagnie voor een millioen te bestelen, wat pas na zijn dood bleek; Alting had diens kas door... 's mans eigen broer laten opnemen. In 1788 had men een enorme voorraad kruidnagelen te Batavia, veel te veel voor de Europeesche markt. Besloten werd 2 millioen pond te laten verbranden, ook omdat men bang was, dat de groote hoeveelheid de ambtenaren tot clandestienen verkoop zou verlokken. Trouwens, de schrijver geeft meer treffende staaltjes, hoe schandelijk en hoe ongestraft er gestolen werd. Een man die als bank-directeur 11⁄2 ton had zoek gemaakt, werd als Raad van Indië gehandhaafd, ... wegens zijn ouderdom; twee andere heeren van gelijke gedraging kregen voordeelige en zeer verantwoordelijke posten, een er van was een schoonzoon van Alting. De gouverneur van Java's noordoostkust verdiende in drie jaar tijds meer dan een millioen met ongeoorloofde opkoop van rijst.

Natuurlijk werden de schoonzoons van Alting goed bezorgd; twee werden achtereenvolgens resident van Cheribon (inkomen 80 Gld. per maand met emolumenten echter 1/4 mill. 's jaars), één resident van Tegal, twee Raad van Indië. Overbekend is het, dat Alting, toen hem in 1791 Commissarissen Generaal op het dak werden gezonden, zijn schoonzoon Siberg daaronder een plaatsje wist te bezorgen, zoodat er van ernstig onderzoek der grieven weinig kwam.

De inkomsten der Compagnie bij haar val. Van belang is voorts wat ons door Prof. Heeres over de inkomsten der Compagnie kort voor haar val wordt meegedeeld. Zooals bekend is kostte de Kaap met zijn talrijk garnizoen veel geld. Veel beter was Ceylon: op de kaneel werd in één jaar 31/2 millioen verdiend; Decima leverde een half millioen winst, Ambon een millioen, Banda anderhalf millioen. Evenveel als de kruidnagelen in Ambon leverde Palembang als winst op de peper en het tin. Op de koffie verdiende men ongeveer een half millioen, Banton leverde 3 mill. pond peper voor 212 stuiver per pond (verkoop 17 stuiver), hierbij kwamen nog de inkomsten uit Batavia. De bestuurs-uitgaven waren echter zoo gestegen evenals de rente der schuld, dat sedert 1782 geen dividend meer kon worden uitbetaald, ja dat men finantieelen steun van het moederland noodig had.

DE BOER.

Mededeelingen op geographisch gebied.

De beteekenis van de waterscheidingen voor het verkeer te land. Onder dezen titel verscheen in de serie Angewandte Geographie IV, 2, de dissertatie van Dr. H Rudolphi. Het is een werk, waar zeer veel moeite aan besteed is, maar dat door de groote hoeveelheid fijne bijzonderheden en het totale gebrek aan kaarten en figuren niet geschikt is, om de groote lijnen, die in het onderwerp aanwezig zijn, goed te doen uitkomen. Ziehier iets over den inhoud. Om de beteekenis der waterscheiding goed te doen uitkomen, begint Rudolphi met een bespreking van de landengten: wat de landengte is voor het zeeverkeer, is de waterscheiding vaak voor het landverkeer. Het verkeer op nehrungen en landengten tusschen meren is meestal gewichtig, zelfs in de oudheid had men al nehrungswegen: de weg van Ravenna zuidwaarts liep tusschen de strandmeren van de Po-delta en de Adriatische Zee.

De vroegere denkbeelden omtrent waterscheidingen, zooals Aristoteles en veel later zelfs Buache (1752) gaf, zijn oorzaak geweest van ze voor te stellen als gebergten, hooger, naarmate de door haar gescheiden rivieren grooter waren. Zelfs vindt men in een werk van Schulz (1803), dat Europa twee groote waterscheidende bodemverheffingen bezat. In 1834 werd nog geschreven, dat de Europeesche hoofdrug twee groote knooppunten had: de St. Gotthard en de Wolga-hoogte. Vrucht van deze fantasieën was o.a. de voorstelling van de gebergten op Borneo, totdat de onderzoekingen van Molengraaff en Nieuwenhuijs dit beeld verstoorden. Vooral in Zuid- en Noord-Amerika komen heel wat groote rivieren niet van de hooge gebergten: de waterrijkste bijstroom van de Mississippi is niet de op het Rotsgebergte ontspringende Missouri, maar de Ohio, die zijn oorsprong neemt in heuvelland en middelgebergte.

Rudolphi houdt zich het meest aan de bepaling van waterscheiding, zooals die door Philippson in zijn „Studien über Wasserscheiden" gegeven is: een waterscheiding is de lijn, die twee verschillende richtingen van afvloeiing aan de oppervlakte van elkaar scheidt, of, m. a. w. elke lijn, waarin twee hellingen elkander naar boven snijden.

Het is dus niet alleen een scheidingslijn van bronnen, maar ook van den neerslag. En waar het voor het verkeer van groote beteekenis is, dat de wegen weinig aan verandering en verlegging onderhevig zijn, en deze factoren vooral voor de waterscheidingen gelden, bieden juist deze voor het landverkeer een drogen en vasten weg, terwijl de riviertjes zelf aan groote veranderingen onderhevig zijn en de wegen vaak met overstrooming en vernieling bedreigen. Van de verschillende soorten waterscheidingen, die Philippson onderscheidt, zijn voor het verkeer ongunstig de hooggebergte-waterscheidingen en vele zeer vlakke, onduidelijke. In enkele gevallen heeft de absolute hoogte der waterscheiding beteekenis voor het verkeer door haar klimaat. In de vochtig-warme en ongezonde laagvlakten van de heete luchtstreek waar allerlei ziekten den mensch kunnen overvallen, zijn juist de hoogere deelen de beste plaatsen voor het verkeer. Natuurlijk geldt dit niet voor de hoogste kammen van het gebergte. De betrekkelijke hoogte van de waterscheiding speelt ook een rol. Vooreerst, dat deze meest minder begroeid zijn, in 't algemeen minder dan de dalen, waardoor het uitzicht grooter is en men in tijden van onrust meer verzekerd is. Ook is de orienteering vanaf de waterscheiding gemakkelijker, wat vooral voor ontdekkingsreizigers van groote beteekenis is.

Wat de bodemgesteldheid aangaat, is de waterscheiding meest gekenmerkt door een drogeren, vasteren bodem. Vooral komt de beteekenis van den drogeren bodem uit, wanneer men bedenkt, met welke moeilijkheden een reiziger te kampen kan hebben in de dalen bij hoogen waterstand, wanneer de verwoestende kracht van het water blijkt. Hoe wilder de stroomen zijn, des te meer beteekenis krijgt de waterscheiding voor het verkeer.

De vastere bodem van de waterscheiding, in vergelijking met die van de hellingen en van de dalen, komt vooral uit, als men let op de gevolgen van bodembewegingen als bergstortingen, van de argile scagliose, waarover Theobald Fischer in zijn Mittelmeerbilder I treffende gevallen geeft, en waarover Braun meer licht heeft verspreid.

Over de minder dichte vegetatie van de meeste waterscheidingen is reeds iets gezegd. Zelfs een eenvoudige atlaskaart van de vegetatie in Zuid-Amerika doet duidelijk uitkomen het gebonden zijn van de dichte wouden aan de rivieren, terwijl de waterscheidende hoogten meest met savannen of dunnere wouden bedekt zijn.

Met het verminderen van de afhankelijkheid der menschen van de natuur vermindert ook de beteekenis van de waterscheiding voor het verkeer.

Rudolphi gaat dan verder na het gebruik, dat men van de waterscheiding maakt. Hij onderscheidt:

A. Verkeer, zonder dat er sprake is van bepaalde paden. Daarbij worden besproken:

a. Volksverhuizingen en b. Onderzoekingstochten.

B. Het verkeer over paden.

C. Het verkeer over wegen en straten.

D. Spoorwegen. Natuurlijk alles in verband met de waterscheiding. Van volksverhuizingen over waterscheidingen is een mooi voorbeeld het trekken der Roemenen langs de Karpaten, en wel meest over den kam. Het langzame vooruitdringen uit Walachije geschiedde van de 13e tot de 16e eeuw. Zoo kwamen de nomadiseerende herders bij troepjes langzamerhand in Zuid-Hongarije, Zevenburgen en in de Boekowina.

Dat wegen vooral in de lagere landen over waterscheidingen gaan, komt meest door de moerassen. Bekend is de uitspraak van Napoleon: „En Pologne, j'ai connu un cinquième élément qui est la boue." Vooral voor heerwegen heeft een weg over de waterscheiding groote voordeelen, juist al door het goede uitzicht, dat men ervan heeft.

Verschillende soorten wegen worden besproken, alle met vele voorbeelden toegelicht, als: Romeinsche wegen, Rennwege, militaire wegen, kamwegen en tegenwoordige waterscheidingswegen in Duitschland. Een apart stuk wordt gewijd aan zulke wegen in ongunstige landstreken, zooals in de Appenijnen en in verschillende deelen van Spanje.

De aanleg van spoorwegen over waterscheidingen geschiedt slechts, als de omstandigheden dit noodig maken. Hoofdzakelijk kunnen slechts twee soorten daarvoor gebruikt worden: de laaglandwaterscheiding en de plateau-waterscheiding. Van de eerste zijn voorbeelden in Finland te vinden, van de tweede b.v. in Podolië; dit geldt vooral voor Europa. In de tropen zijn de waterscheidingen meest de streken, waar de spoorwegen het minst te lijden hebben van de vochtigheid en waar de kosten van aanleg en onderhoud het geringst zijn. Alles wordt uitvoerig toegelicht.

Bij de bespreking van de bodemgesteldheid houdt Rudolphi zich aan de verdeeling, door Götzinger in zijn „Beiträge zur Entstehung der Bergrückenformen" 1907 gegeven, wat de wegen en paden betreft, aan Dreszler, Fuszpfad und Weg, geographisch betrachtet 1906.

De afschaffing van den Britschen slavenhandel in 1806- Als een daad van grootmoedigheid, zonder eenigen ophef volbracht, wordt nog vaak de afschaffing van den slavenhandel door Engeland, beschouwd. Dan wordt er nog op gewezen, dat Engeland ook een der eerste, zoo niet de eerste mogendheid geweest is, die tot deze daad van menschenliefde besloot.

Geen van beide stellingen gaat op. Wat het laatste betreft, vele

« PrécédentContinuer »