Nieuw Nederlandsch-Fransch woordenboek, Volume 1G. B. Van Goor, 1862 |
Expressions et termes fréquents
aang aanh aanhouden aanl aanz aarde achever ou finir acht Action afge afsch afst Anat andere b-en BIJEEN bl-e boek BUITEN cheval Chim Chir conj Constr daar DIGT dimin doen dood door eene Eenen elkander gaan gaat geen geheel geld geven goed groote haar heeft zijne Hij heeft Hij heeft zich houden huis Iemand iets invar komen laat laten maar maken Méd middel mijn moet muur niet niet b onder paard pain passé passé comme adj Pharm plaats prov schip ster stuk subst Tech tegen tion twee v. a. et v. n. v. n. avec hebben v. n. avec zijn vaisseau van een veel verbe vrouw werk zaak zeer zich zijn b zijnen zonder