Images de page
PDF
ePub

bedekt waren. Het karakter der gesteenten en versteeningen wijst aan, dat de permische sedimenten in een ondiepe zee afgezet zijn. Hoewel onder-triassische gesteenten niet geheel en al ontbreken (Portugeesch Timor), schijnen in den Indischen Archipel in die periode geen gesteenten gevormd te zijn, geheel in tegenstelling met de Boven-Trias, gedurende welke in een gedeeltelijk ondiepe, gedeeltelijk diepe zee sedimenten afgezet zijn, die wij thans van Misool, Ceram, Timor, Roté, Savoe, Celebes, Borneo en Sumatra kennen.

Jurassische sedimenten zijn volgens de laatste onderzoekingen in onzen Archipel zeer verbreid en zijn reeds bekend van Borneo, Celebes, Taliabo, Mangoli, Misool, Nieuw-Guinea, Boeroe, Ceram (?), Babar, Timor en Roté.

Ook krijtlagen zijn, dank de jongste onderzoekingen, vooral ook in het oostelijk deel van onzen Archipel, aangetoond en komen, gelijk men met zekerheid weet, op Sumatra, Java, Borneo, Taliabo, Mangoli, Nieuw-Guinea en Boeroe voor. Uit de habituëele overeenstemming tusschen de jurassische en cretaceïsche fossielen met die van Zwitserland en Zuidwest-Duitschland besluit men, dat gedurende het eind van de jurassische en het begin der cretaceïsche periode een open zeeverbinding bestond tusschen Midden-Europa en onzen Archipel. (Of echter een dergelijke zoögeographische gevolgtrekking gerechtvaardigd is, zij hier buiten bespreking gelaten. Ref.) Gedurende de verschillende afdeelingen van de boven besproken mesozoïsche periode werden op verschillende punten andesieten, dacieten en diabazen gevormd.

In het Oud-Tertiair werden groote gedeelten van Sumatra, Java en Borneo door de zee bedekt en vormden zich daarin, al naar de diepte, zand- of kalksteenen, de laatste met millioenen nummulieten (Java, Borneo, Celebes, Misool, Groot-Kei, Nieuw-Guinea, Timor, Rěndjoewa). Het karakter der overheerschende oud-tertiaire sedimenten wijst er op, dat de zee, waarin ze afgezet werden, niet zeer diep was (hoogstens 1000 M.). Het eind van den oud-tertiairen tijd bracht echter hierin veranderingen. Zoowel in het uiterste oosten (Groot-Kei) als in het midden (Celebes) stortte de bodem in, waardoor zich o.a. in aanleg de Straat van Makassar vormde. Deze instortingen duurden voort tot in het begin van den jong-tertiairen tijd en het gevolg was het ontstaan van de diepe bassins en zeeën der Molukken, die niet het overschot zijn van een oudere diepzee, maar ontstaan door landverzinkingen of door het wegzakken van den bodem der vlakzee.

Aan het eind van het tertiair en in het begin van het kwartair kwamen allerlei sedimenten, tot en met de miocene, in hellende en

geplooide lagen, nu beladen met jonge koraalriffen en mergels in horizontale of weinig hellende lagen, boven den zeespiegel. Kleine wijzigingen in den omtrek der eilanden en den vorm der zeeën duurden in de kwartaire periode voort en hebben ook thans niet opgehouden. Kwartaire koraalkalken liggen tot belangrijke hoogte boven zee, oud-alluviale afzettingen zijn eveneens reeds drooggelegd en hetzelfde zal, zoo denkt Verbeek, later met de nu in zee gevormd wordende koraalriffen het gevolg zijn.

Zoo blijkt uit deze beknopte ontwikkelingsgeschiedenis, dat onze Archipel zeker van het Carboon tot heden door zee bedekt is geweest, in welke zee zich steeds groote of kleine eilanden bevonden hebben. De diepte dier zee heeft 1000 M. zeker niet overschreden. Tot zoover de tekst. Thans nog enkele woorden over den atlas. Deze bestaat uit: 1o een topografische schetskaart van het oostelijk deel van den I. A., schaal 1: 3000000, met isobathen van 200 en 1000 M., benevens een aantal dieptecijfers;

2o een gekleurde geologische schetskaart van hetzelfde gedeelte en op dezelfde schaal. De legenda der kaart wijst aan, dat aangegeven zijn: De alleroudste leigesteenten, Perm en opper-palaeozoïsch, trias, mesozoïsch van nog onbepaalden ouderdom, jura, krijt, eoceen, mioceen, plioceen + kwartair. Daarnaast zijn nog 7 verschillende aanduidingen gemaakt voor de eruptiefgesteenten van verschillenden ouderdom. Ten slotte zijn nog aangegeven de jongste eruptiepunten, alsmede de richting en helling der lagen.

Deze kaart is een bijzonder welkome aanwinst van den atlas en de overneming in schoolatlassen (mits vereenvoudigd) is zeer aan te bevelen. Zeer te wenschen ware, dat ook een dergelijke kaart van het westelijk deel van onzen Archipel werd gegeven: wij hadden dan een mooi overzicht van den huidigen stand onzer geologische kennis van den Indischen Archipel.

Eindigen wij deze uiterst beknopte bespreking met een woord van groote erkentelijkheid en dankbaarheid voor al wat Verbeek onder de enorm moeilijke omstandigheden, waaronder in de tropen gewerkt moet worden, gedurende een lang tijdperk heeft tot stand weten te brengen. Wij weten, dat geen uiterlijk eerbetoon hem in ons land ooit daarvoor ten deel zal vallen, maar dat is iets, wat geheel in het niet zinkt bij de wetenschap, dat hij door zijn belangrijke onderzoekingen zich zelf een eerezuil heeft opgericht. Van hem zijn geen geschriften meer te verwachten, zoo schrijft hij in de voorrede, maar wel hoopt hij, dat het geologisch onderzoek van onzen Indischen Archipel niet stilsta, en dat vooral Nederlanders een ruim aandeel er in zullen hebben. Voor wie de verplichtingen beseft, welke wij tegenover onze koloniën hebben, een wensch, welken men met nadruk onderstreept! J. VAN BAREN.

Kaarten.

Tot de hulpkrijgswetenschappen behoort de militaire aardrijkskunde. De militaire aardrijkskunde omvat een zeer uitgebreid gedeelte van de algemeene geographie.

De basis van de geographie is de kaart.

Eene kaart is de verkleinde afbeelding der projectie van het oppervlak der aarde of van een gedeelte daarvan op een plat vlak.

Om een kaart te vervaardigen moet eerst eene topographische opmeting geschieden. Daartoe wordt de werkelijke ligging op de wiskundige aardoppervlakte van een aantal punten langs astronomischen weg nauwkeurig vastgesteld (astronomische plaatsbepaling) en vervolgens door een net van driehoeken de plaats van een groot aantal andere punten gemeten en berekend (triangulatie of driehoeksmeting).

De verkregen gegevens moeten nu in kaart worden gebracht, waartoe een geschikt graadnet, bestaande uit een stelsel van parallellen en meridianen, moet worden ontworpen.

Het bezwaar hierbij is, dat de oppervlakte van een bol of een deel van een bol nooit geheel nauwkeurig op een plat vlak kan worden weergegeven, zoodat het zaak is de fouten zoo klein mogelijk te doen uitvallen.

Vervolgens wordt het terrein op de kaart ingeschetst, waarbij alle oneffenheden volgens ligging, gedaante en grootte en ook volgens hoogte en helling moeten voorgesteld worden.

Is de kaart geheel ingeschetst, dan kan zij voor den druk gereed gemaakt worden, na alvorens zoo noodig gecopieërd, vergroot of verkleind te zijn geworden.

Is het origineel gereed, dan wordt het op de drukplaat of den druksteen overgebracht en afgedrukt.

Gaan wij thans de wording der topographische kaarten hier te lande na.

Bij de ontworpen verdeeling van de Bataafsche republiek in departementen deed zich de behoefte aan eene algemeene kaart des Rijks gevoelen.

In 1798 werd een Commissie tot het ontwerpen eener kaart van

het Bataafsche grondgebied benoemd en na uitgebracht advies den toenmaligen Luitenant-Kolonel Kraijenhoff opgedragen eene algemeene kaart in 9 bladen op de schaal van 1:115200 te vervaardigen.

De Luitenant-Kolonel Kraijenhoff vond bij de uitvoering zulke fouten, dat hij in 1802 eene zelfstandige triangulatie ondernam, welke na vele wederwaardigheden in 1811 gereed kwam. De triangulatie van Kraijenhoff werd door den Kapitein-Ingenieur Erzeij in Limburg voortgezet en aangesloten aan Pruissen en Frankrijk.

Deze triangulatie heeft tot grondslag gediend eerst van de Choro-Topographische kaart van Kraijenhoff vervolgens van de Topographische en Militaire kaart van het Koninkrijk der Nederlanden.

In 1820 werd door Koning Willem I eene Commissie benoemd om te onderzoeken in hoeverre eene kaart van het geheele Rijk omvattende de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden ware te ontwerpen, geschikt voor alle takken van openbaren dienst.

De kaart werd in uitvoering genomen; de Belgische omwenteling kwam tusschenbeiden en gaf in hare gevolgen aanleiding tot de samenstelling der tegenwoordige Topographische en Militaire kaart des Rijks, kortweg „Stafkaart" genoemd.

In het tijdvak 1836-1855 had ten behoeve van de Stafkaart eene secundaire triangulatie plaats; in 1856 waren alle berekeningen voltooid en de juiste ligging van 1016 punten met de noodige nauwkeurigheid vastgesteld.

De uitkomsten zijn opgenomen in de Meetkunstige Beschrijving van het Koninkrijk der Nederlanden.

In 1866 is in verband met de Midden-Europeesche graadmeting, waaraan Nederland hare medewerking verleent, een aanvang gemaakt met de triangulatie en in 1875 met de nauwkeurigheidswaterpassing van Nederland, welke wetenschappelijke ondernemingen werden opgedragen respectievelijk aan Dr. F. J. Stamkart en aan Dr. L. Cohen Stuart.

In 1879 werd deze arbeid opgedragen aan eene Commissie, welke bij Koninklijk Besluit van 20 Februari 1879 No. 3 werd ingesteld en wier werkzaamheden door den Minister van Binnenlandsche Zaken geregeld worden.

De Rijkscommissie voor graadmeting en waterpassing deed eerst de nauwkeurigheidswaterpassing uitvoeren, welke in 1886 werd voltooid; met de ten behoeve dier Rijkswaterpassing onderbroken graadmeting werd in 1855 opnieuw aangevangen.

In 1899 heeft de Rijkscommissie voor graadmeting en waterpassing op verzoek van den Minister van Financiën zich tevens belast met de secundaire driehoeksmeting ten behoeve van het kadaster.

De driehoeksmeting van de Meetkunstige Beschrijving is niet

nauwkeurig genoeg voor het kadaster met het oog op de schaal der kadastrale plans, aangezien die driehoeksmeting werd uitgevoerd ten behoeve van de vervaardiging van eene kaart op de schaal van 1:50000 en dus bezwaarlijk zou kunnen dienen voor eene kaart op een twintig maal grootere schaal.

Terugkeerende tot de Stafkaart zij medegedeeld, dat de gekozen kaart projectie voor de Topographische en Militaire kaart is de gewijzigde projectie van Flamsteed of Fransche projectie.

Als hoofdmeridiaan is gebezigd de meridiaan over den Westertoren van Amsterdam, als hoofdparallel die van 51° 30′ Noorderbreedte. Het snijpunt der assen, de oorsprong der coördinaten, valt ongeveer 1500 M. Zuidoostelijk van den kerktoren van Chaam en draagt den naam van centraal pünt. Zooals reeds dadelijk blijkt, valt het centraal punt der kaart in plaats van in het midden van het gedeelte der aardoppervlakte, dat in teekening gebracht moet worden, in het Zuidelijk deel van ons land. Dit komt omdat vóór de afscheiding met België reeds een belangrijk aantal met zorg uitgevoerde berekeningen waren geschied, welke tot grondslag zouden dienen voor eene kaart van het Vereenigd Koninkrijk.

Aangezien de parallel van 51° 30' Noorderbreedte niet de hoofdparallel van het tegenwoordig Koninkrijk der Nederlanden is, noemt men de eerstbedoelde parallel in den regel den perpendiculair op den Meridiaan van Amsterdam.

Van uit het centraal punt zijn ten behoeve van de Staf kaart op den hoofdmeridiaan 10000 Meters benoorden en 15000 Meters bezuiden den perpendiculair en op den perpendiculair 20000 Meters zoowel bewesten als beoosten den hoofdmeridiaan uitgezet. Door die punten lijnen evenwijdig aan den hoofdmeridiaan en den perpendiculair trekkende wordt een rechthoek geformeerd metende op de schaal van 1:50000 50 × 80 c.M. vormende het blad genummerd 50 (Breda) der stafkaart.

Ongelijke afstanden werden op den hoofdmeridiaan uitgezet om te zorgen, dat de Westertoren van Amsterdam nagenoeg op het midden van het blad genummerd 25 (Amsterdam) in kaart kwam.

De maat van 50 × 80 c.M. is voor alle bladen dezelfde; voor de volgende bladen werd telkens 25000 M. in Noordelijke of Zuidelijke richting en 40000 M. in Oostelijke of Westelijke richting uitgesteld (voor de bladen, waarop de hoofdmeridiaan voorkomt 20000 M. beoosten en 20000 M. bewesten dien meridiaan).

Bij de gevolgde verdeeling vormt geen der cöordinaatassen de grens van een blad.

Bij de samenstelling der chromo-topographische kaart op de schaal van 1: 25000, kortweg „strookkaart" genoemd heeft men van

« PrécédentContinuer »