Images de page
PDF
ePub

witte zandsteen der treden kwam op die manier in het geheel niet met de lucht in aanraking; de Pyramide was van boven tot beneden met graniet bedekt.

Maar de Arabieren hebben al het graniet afgebroken en het bij den bouw hunner steden en dorpen gebruikt; zoodat de geheele pyramide er tegenwoordig als een vervallen trap uitziet, want zelfs het zandsteen hebben de bewoners der omgeving, zoover zij daartoe in staat waren, afgeslagen.

Vóór alles schrijft Dr. Karl Oppel wilde ik het binnenste der pyramide bezoeken. Ik zou het voor zonde gehouden hebben niet het binnenste der pyramide gezien te hebben, maar voeg hier terstond bij, dat aamborstige reizigers zulks moeten nalaten. De lucht daarbinnen is buitengewoon drukkend en de inspanning zeer groot. Wie aan asthma lijdt of volbloedig is, blijve er uit.

De ingang ligt ter hoogte van de vijftiende trede aan de Noordoostzijde. Ik nam een onzer gidsen mee. De fakkels werden aangestoken en moedig ging het voorwaarts. Maar de weg is vermoeiend, het pad slecht begaanbaar. Eerstens gaat het vrij snel naar beneden en tweedens is de nauwe gang maar 1 meter hoog, zoodat men niet anders dan in gebogen houding loopen kan; men moet kruipen en dat is geen genot. Vele inspanningen, die men hier en daar op reis moet doen, zijn aangenaam, omdat het wel eens een genot verschaft zijn krachten in te spannen. Daarom beklimmen wij gaarne een rots en wandelen over gletsjers, maar gekromd, schuin in het binnenste eener Pyramide te kruipen, dat is geen genot meer. En toch moest het zoo!

Kuchend hadden wij bij den walm onzer fakkels 75 voet altijd naar beneden gaande afgelegd, toen de weg door een groot granietblok werd versperd. Toen vóór duizend jaren de Arabieren zoover gekomen waren en niet verder konden, brokkelden zij den zandsteen ter zijde van het granietblok af en kropen, naar buit begeerig, er om heen. Dat hadden Koning Choefoe en zijn bouwmeester ook niet gedacht.

Wij volgden natuurlijk denzelfden weg, als de Arabieren en kwamen opnieuw in een even nauwe gang, die 132 voeten naar boven liep. Doch liever naar boven dan naar beneden !

Aan het einde dezer gang kwamen wij in een klein vertrek. Rechts hadden wij een loodrechte schacht, tegenover ons een zeer lage gang. Het vertrekje was ongeveer 7 meter hoog. De tegenoverstaande wand reikte niet tot aan den zolder, daar een andere gang er in uitliep. Om in deze te komen, moesten wij langs den wand naar boven klimmen. Om dat mogelijk te maken, waren er in den muur gaten uitgehouwen, waarin men de voeten kan zetten

en zich met de handen vasthouden; maar dit klimmen is een zeer moeilijk werk, daar men groote stappen moet doen en met de handen ver moet grijpen. Ik bewonderde de handigheid, waarmede de Fellah langs zoo'n steilen muur naar boven klauterde.

De gang, waarin wij nu kwamen, was twee meter breed, 7 meter hoog en 3 meter lang. De wanden liepen schuin naar elkander toe, zoodat de gang van boven slechts 1 meter breed was. Zeer steil ging het naar boven. Aan het einde dezer gang waren wij ongeveer 40 meter boven den beganen grond. Wij kropen nu in een klein kamertje, 1 meter in het vierkant en I meter hoog. Aan den wand tegenover ons was weer een gang, even hoog en breed, doch slechts twee meter lang. Ook deze was door granietblokken afgesloten, maar de Arabieren hadden ons den weg gebaand en zoo kwamen wij eindelijk, eindelijk in de grafkamer van den Koning.

[ocr errors]

Deze grafkamer is 5,8 meter hoog, 43 meter lang en 5,2 meter breed. Bodem, wanden en zoldering zijn van graniet tegenwoordig door den rook der fakkels totaal zwart geworden. De lijkkist is ook van spiegelglad graniet, 2,30 meter lang, 98 cM. breed en 1,03 meter hoog. Van het deksel was geen spoor meer te zien. Achthonderd jaar na Chr. werd onder Khalif El Manoen de ingang van de Pyramide gevonden; de woeste Saracenen drongen naar binnen en kwamen trots alle hindernissen in de grafkamer des Konings. De granieten lijkkist konden zij wel niet meenemen, maar het lijk haalden zij er uit en voerden het als buit mede. De mummie was overal met kostbare steenen versierd; op de borst prijkten vier sieraden van gedegen goud; het voorhoofd werd versierd door een karbonkel ter grootte van een kippenei. De Saracenen namen de edelgesteenten, de gouden sieraden en den grooten karbonkel, wierpen de mummie op het veld en vertrapten deze met de voeten. Dat is het uiteinde van den grooten Koning Choefoe.

Met een zekere zelfvoldoening ging mijn Fellah in een hoek liggen, terwijl ik met mijn fakkel de wanden en de lijkkist nader onderzocht. Van hiërogliefen of afbeeldingen was geen spoor te ontdekken. Plotseling schrok ik hevig - een vreeselijke slag, alsof de gansche Pyramide instortte, weerklonk. Ik zag om rustig zat mijn begeleider met een heel ernstig gezicht in een hoek; alles stond vast, niets bewoog zich, maar de grafkelder was met kruitdamp gevuld. Ik wist zeer goed, dat de Bedoeïnen ter eere van den vreemdeling een geweer afschieten, wat natuurlijk een extra-fooi kost, maar op dit oogenblik had ik daaraan niet gedacht. De schrik duurde maar een oogenblik.

Vroeger lagen er een massa scherven van gebroken potten op den grond rijke Engelsche bezoekers hebben deze duur moeten betalen.

Hebben de Bedoeïnen een onervaren, op oudheden of relequieën belusten reiziger voor zich, zoo vinden zij altijd in een hoek van het grafgewelf nog wel een kleinigheid — die zij altijd in hun zak meedragen — en laten deze duur betalen, want zoo iets is zeldzaam!

Ik nam afscheid van de grafkamer, liet nog eens het geweer afschieten en liep door de zoogenaamde groote galerij weder naar beneden tot aan de trap, waar nog een gang was. Deze is 33 meter lang en zoo nauw, dat men er ook slechts doorkruipen kan. Aan het einde bevindt zich een kamer, 5,71 meter lang en 5,18 meter breed. Men noemt deze de kamer der Koningin; zij is met wit marmer ingelegd. Een lijkkist is er niet te zien, zij is geheel leeg.

Weldra aanschouwde ik nu het daglicht weder, rustte uit en at en dronk mijn genoegen, zoodat ik spoedig de vermoeienissen vergeten was.

Langs de afgebrokkelde trappen ging het nu naar boven, naar de spits. Ook dat is een moeilijke tocht; de treden zijn 65 CM. hoog, zoodat men een heelen zwaai moet nemen om telkens een stap hooger te komen en dat 200 malen! Nu kan men hulp gebruiken. De Bedoeïnen stijgen met hun lange stokken vooruit, reiken den vreemdeling de hand en trekken hem zoo naar boven.

Het bovenvlak dezer Pyramide is ongeveer 10 meter in het vierkant en biedt een prachtig uitzicht: het alle beschrijvingen te boven gaande vruchtbare Nijldal - daarnaast de eeuwige woestijn.

Naar beneden gaat nog lastiger dan naar boven. De Bedoeïnen vatten iemand rechts en links bij de hand en springen in razende vaart de treden af, zoodat men, beneden gekomen, er over verwonderd staat geen arm of been gebroken te hebben.

Naar Dr. Karl Oppel: Das alte Wunderland der Pyramiden.

J. S. VERBURG.

Het leven van Mevrouw Roland.

(Vervolg.)

Hoezeer Mevrouw Roland de welsprekendheid toejuichte, zij vond toch ook, dat die voortreffelijke redeneeringen eens in practijk gebracht moesten worden. Ze wou dat er eens iets ging gebeuren. En haar wensch werd vervuld.

In den morgen van den 21en Juni was Parijs in beweging: de koning was gevlucht! Een oogenblik stond men verslagen; de winkels werden gesloten; 't was een vreemde leegte en deed aan als iets onaangenaams, maar de volksziel herstelt zich gauw; men vond het toch eigenlijk zoo erg niet 1). Doch wat zou de vergadering doen? Er werd besloten, dat de koning terug moest komen; den 25en Juni reed de koning stil langs zijn zwijgende Parijzenaars. Maar op die stilte volgde een uitbarsting.

Het woord republiek werd gehoord, een republikeinsch dagblad uitgegeven, en op 9 Juli werd in een bijeenkomst der Jacobijnen voor 't eerst het woord republikein toegeklapt 2).

Mevrouw Roland is één en al enthousiasme; zij droomt van een republiek als de Vereenigde Staten. On vit ici dix ans en vingtquatre heures," schrijft ze Bancal 3). Bussot houdt in de Jacobijnenvergadering een gloeiende redevoering, waarin hij den koning en de onschendbaarheid aanvalt. Tot drie keer toe staat de vergadering in geestdrift op, zwaaiend met de hoeden 4). Het moedigst zijn de Cordeliers; zij brengen de nieuwe idee naar buiten.

Een groote volksmassa kwam samen op het Marsveld. Daar werd een petitie opgesteld door den Cordelier Robert en zijn ferme vrouw om in 't vervolg noch Lodewijk XVI noch eenig ander

1) Lettres II 302.

„La masse est saine et voit juste.

2) Lettres II 324.

3) Lettres II 325.

4) Lettres II 325.

TIJDSCHRIFT V. GESCH., LAND- EN VOLKENE. XXIXe jaarg.

21

koning te erkennen 1). Het was op Zondag den 17en Juli; Mevrouw Roland was er bij en hoorde de redevoeringen. Maar toen kwam de nationale garde; de menigte werd uiteengejaagd en van de petitie kwam verder niets. Robert en zijn vrouw zochten en vonden een schuilplaats bij de Rolands, waar ze een nacht vertoefden om den volgenden dag weer naar hun eigen huis te gaan 2). Na die gebeurtenis op 't Marsveld besloot de Vergadering de koning te schorsen, totdat de Constitutie af was en dan hem die voor te leggen om er ja of neen op te zeggen. Zoo was dus in naam het koningschap hersteld en feitelijk aan den toestand niets veranderd. Het publiek werd niet meer toegelaten bij de zittingen der Vergadering en de drukpersvrijheid ingekort. „De Jacobijnen zijn bang; de tegen-revolutie heeft gezegevierd", schrijft mevrouw Roland 3).

Voorloopig was er niets te beleven in Parijs dan de emoties in de Jacobijnen vergaderingen. Daar ontmoette Mevrouw Roland een vriendin, de eenigste vrouwelijke kennis, die zij gehad heeft in haar huwelijk, nl. Mevrouw Grandchamp. Bosc bracht de dames in kennis met elkaar. Mevrouw Grandchamp heeft Memoires nagelaten, waarin ze veel vertelt van Mevrouw Roland, die haar boeide ze kon de oogen niet van haar afhouden, als ze haar aan den arm van haar ouden man in de vergadering zag verschijnen en haar ooren verlustigden zich aan haar klankvolle stem ). Zij voelde zich zoo tot haar aangetrokken, dat ze haar kort daarop bezocht en de vriendschap was gesloten, want Mevrouw Grandchamp was een ontwikkelde, begaafde vrouw en viel in den geest van Mevrouw Roland, die overigens met dames niet veel omging. Toen haar man minister werd, zorgde ze er opzettelijk voor geen vrouwelijke kennissen te hebben en geen dames te ontvangen. Dit deed ze, schrijft ze in haar Memoires, uit politieke oogmerken, omdat de dames zoo babbelen; maar 't lag ook in haar aard zich omgeven te zien door mannen, die haar toejuichen en 't hofmaken, wat haar eigen sekse natuurlijk niet zoo licht zou doen. Mevrouw Grandchamp echter blijft steeds in haar vriendschap deelen en in de gevangenis heeft ze aan deze vriendin nog veel troost.

Als Mevrouw Roland den 3en Sept. Parijs verlaat neemt ze haar nieuwe vriendin als logée mee naar Villefranche. Roland vertrekt

1) Michelet, Les femmes enz. II 19.

2) Mem I 208 en volg.

3) Lettres II 339.

4) Souvenirs inédits de Sophie Grandchamp Mém. II App 461.

« PrécédentContinuer »