Images de page
PDF
ePub

Historische Mededeelingen.

Jan van Beieren.

Vaderlandsche Geschiedenis.

[ocr errors]

Weder danken we aan een Duitsch geleerde een bijdrage tot de kennis der geschiedenis onzer Hollandsche graven: Dr. Fr. Schneider gaf n.l. in Eberings Historische Studiën een uitvoerige studie over Herzog Johann von Baiern (1372-1425), ein Kirchenfürst und Staatsmann am Anfang der XV. Fahrh. (Berlin Emil Ebering). Het eerste hoofdstuk bespreekt het weinige wat van de jeugd van Jan van Beieren bekend is en den toestand van Luik bij diens keuze; de beide volgende zijn regeering in Luik. Ook Schneider acht den naam Jan zonder Genade geheel onbillijk; de wreedheden van den slag bij Othée komt vooral op rekening van den Bourgondischen hertog; hijzelf moest beloven zonder toestemming van zijn broeder en van zijn zwager geen privileges meer te geven, heeft echter weldra een verzachting der vredesvoorwaarden bij zijn bondgenooten weten door te zetten en het lot van Luik verzacht. Daarop volgt dan het ingrijpen in Holland. Uitgangspunt is hier niet de dood van Willem VI, maar het bezoek van Sigismund te Luik (Dec. 1416 Jan. 1477); naar schrijver aanneemt is reeds toen over afstand van het bisdom en uitzicht op de Hollandsch-Henegouwsche landen gesproken. Willem VI was Willem VI was toen reeds ziek, 31 Maart 1417 stierf hij. Dan volgen de gebeurtenissen elkaar snel op; in Augustus confereert Jan met den Bourgondiër te Atrecht; 23 September draagt hij het bestuur over Luik over aan een gevolmachtigde; eenige dagen te voren heeft hij aanzoek om de hand van Elisabeth van Görlitz gedaan. Met Sigismund is dan een vast verbond aangegaan;,,wider allermeniclich, nyemand usgenommen". Daarna wordt Jan's strijd met Jacoba, zijn bestuur in Holland en zijn dood besproken. Deze hoofdstukken vullen onze kennis van dien tijd op vele plaatsen aan; in de groote lijnen van de historie wordt evenwel geen wijziging aangebracht.

De geschiedenis onzer beschaving. Een zeer aantrekkelijk boek is de uitgave der Uitgeversmaatschappij Elzevier „Het Huiselijk en Maatschappelijk Leven onzer Voorouders, uitgegeven TIJDSCHRIFT V. GESCH., LAND- EN VOLKENK. XXIXe jaarg.

3

onder leiding van Prof. Dr. H. Brugmans, die, daartoe bij uitstek aangewezen, het stedelijk leven beschreef. Op een 100 tal bladzijden vindt men hier een heldere beschrijving van opkomst, bloei en uiterlijk der Nederlandsche steden.

De tweede afdeeling ,,het huiselijk leven" wordt bewerkt door Prof. L. Knappert, die zijn taak meer beperkt heeft opgevat door alleen den tijd der Republiek te behandelen, maar daarvan een zoo opgewekt, vaak met kostelijke trekjes geïllustreerd verhaal heeft gegeven, dat dit een onderhoudende en prettige lectuur vormt, temeer daar de tekst, evenals natuurlijk het gedeelte door Prof. Brugmans bewerkt, met talrijke reproducties, waaronder ook enkele minder algemeen bekende prenten, is verlucht. Als frontispiece werd een mooie reproductie in kleur van de Hoogh's Binnenhuis (Rijks museum) toegevoegd. Wij hopen nader op dit boek terug te komen.

Knechtsgilden.

Terwijl er over de gilden vrij wat litteratuur bestaat, — wij verwijzen naar de werken van Feith, Overvoorde en Joosting, Brouwer Ancher en naar Mullers bekend opstel in diens Schetsen uit de Middeleeuwen, - is er over één onderdeel nog slechts zeer weinig bekend, nl. over de organisaties, die met onze vakvereenigingen het meest overeenkomen, de knechtsgilden. Aan dit onderwerp nu is de lijvige dissertatie van Mej. Dr. E. M. A. Timmer gewijd; knechtsgilden en knechtsbossen in Nederland. Arbeidsverzekering in vroeger tijden. Het blijkt dan, dat deze organisaties, wel te onderscheiden van de bossen, slechts sporadisch voorkomen; enkele gevallen zijn bekend te Amsterdam (wevers) en Gouda (brouwers), Deventer (metselaars- en timmerlieden), verder te Haarlem, Leiden en Middelburg. Geheel op zich zelf staat Groningen, waar niet minder dan 10 knechtsgilden, wèl onderscheiden van de Burgergilden, voorkomen. Het doel der organisatie schijnt aanvankelijk vooral het behartigen van het zieleheil der leden geweest te zijn; later ondersteuning bij ziekte en overlijden, in een enkel geval handhaving der keuren. Van verdediging der speciale belangen der knechts hooren wij weinig; te Kampen werd een hoofdman der knechts gehoord bij geschillen tusschen knecht en patroon, maar dat geval staat alleen; toch blijkt het herhaaldelijk, dat deze organisaties, al bewegen ze zich bijna uitsluitend op philantropisch gebied, door de regeeringen gewantrouwd werden.

Wat de knechtsbossen betreft, hun werkzaamheid wordt zeer geprezen; vele zieken- en begrafenisfondsen zijn er uit voortgekomen. Het geslacht Op ten Noort. Van het geslacht Op ten Noort, uit het Zutfensche afkomstig, waar Johan Oppen Noirt in 1507 als

[ocr errors]

bezitter van een stuk land wordt vermeld, verscheen een geslachtsregister van de hand van den heer F. W. Wijndelts, assistent a/d. Univ. Bibliotheek van Amsterdam. Verschillende leden van dit geslacht spelen in de Geldersche geschiedenis een rol; verder zijn zij vermaagschapt aan allerlei andere aanzienlijke families, zoodat deze met zorg opgezette en prachtig uitgegeven genealogie, die niet in den handel is, ook voor historisch onderzoek diensten kan bewijzen. Gelderland onder de Oostenrijkers. In de vorming van den modernen staat te onzent speelt de receptie van het Romeinsche recht een voorname rol; ook in het gewest, dat het laatst aan de erflanden werd toegevoegd, Gelre. Bij het verdrag van Venlo werd aan dit gewest het behoud van alle vrijheden toegezegd, en in de volgende jaren jaren zien we de Staten voortdurend angstig op den uitkijk, of ook op een of ander gebied schending der rechten te wachten stond; de middeleeuwsche stendenstaat kwam voortdurend in botsing met de moderne opvattingen van staatsrecht. Er ontstond een langdurige strijd met Kanselier en Raden en met de regeering; vooral de kanselarij-orde van 1547 was een steen des aanstoots. Het verloop van dezen strijd, moeilijk na te gaan bij het ontbreken van veel bescheiden, is het onderwerp van de dissertatie, waarop Dr. A. Zijp te Utrecht promoveerde: De strijd tusschen de Staten van Gelderland en het Hof (1542-1566). Het is een strijd, waarin de Gelderschen met hun eindeloos verschuiven en uitstellen vaak de regeering tot wanhoop moeten hebben gebracht, en waarin het recht, naar onze begrippen van staatsbeleid, zeker niet aan hunne zijde lag. Beslist is de strijd niet; omstreeks 1566 is zij nog in vollen gang, als andere zaken de aandacht van deze kwestie aftrekken; voor het verder begrijpen der Geldersche verwikkelingen levert deze studie belangrijk materiaal.

Don Juan d'Austria. Weinig dissertaties zullen zeker met zooveel belangstelling gelezen worden als die waarop Dr. H. F. M. Huybers is gepromoveerd, n.l. Don Juan van Oostenrijk, landvoogd der Nederlanden. In den regel toch wordt de doctorandus gezet voor de een of andere kwestie, meer geschikt om zijn scherpzinnigheid op de proef te stellen, dan om de noodige bezieling te geven voor het scheppen van een ook litterair hoog staand werk; trouwens de onderwerpen, voor een eerste werk geschikt, liggen niet zoo voor 't grijpen. Ook de beide andere hier besproken dissertaties getuigen van degelijke studie, van goede critiek, maar als ontspanningslectuur zijn zij niet bedoeld en ook minder geschikt. Het onderwerp daarentegen, dat Dr. Huybers heeft bewerkt, zou voor een romanschrijver niet ongeschikt zijn, en zoo komt het dat dit proefschrift, ondanks zijn voetnoten, zijn citaten in oude taal en zijn reeks van Bijlagen, zulk een aantrekkelijke lectuur is geworden.

Trouwens romantischer onderwerp is er haast niet te bedenken. De omstandigheden waaronder Don Juan geboren werd, zijn door Motley's werk bekend genoeg; ook zijn verder leven, zijn ontmoeting op 12jarigen leeftijd met zijn koninklijken broeder, zijn poging om deel te nemen aan een expeditie tot ontzet van Malta, waarbij hij stilletjes van het hof vlucht en slechts door ziekte verhinderd wordt de vloot te bereiken, schijnen meer in een roman thuis te hooren dan in de geschiedenis. Dan volgt zijn strijd tegen de Mooren (1569-'70) en zijn deelneming aan de expeditie tegen de Turken, die hem tot den overwinnaar van Lepanto maakt.

Van af dat oogenblik verdringt het eene fantastische plan het andere; eerst zweeft hem de koningskroon van Albanië voor oogen, later die van Tunis, dan die van Frankrijk (1574), die van Polen. en eindelijk die van Engeland. De schrijver behandelt dit alles in een uitvoerige inleiding, die ons een goed beeld geeft van den cerzuchtigen jongen prins, ook van diens zwakke zijden. Als hij later naar de Nederlanden gaat, krijgt hij van Philips den wenk mee, om voorzichtig te zijn in zijn liefdebetrekkingen en vooral de aanzienlijke families te ontzien. Het blijkt nu, dat 's prinsen gedrag in Napels vooral daartoe aanleiding heeft gegeven; stuitend zijn de brieven aan zijn halfzuster, de hertogin van Parma, waarin hij haar op spottenden toon de geboorte eener dochter meedeelt, en de hoop uitspreekt, dat God deze spoedig tot zich moge nemen."

[ocr errors]

Het onderwerp bleek voor een dissertatie te omvangrijk te zijn; Dr. Huybers heeft in dit deel slechts den tijd tot 's prinsen aankomst in de Nederlanden behandeld. Met veel belangstelling zien we de volgende deelen tegemoet.

[ocr errors]

Bijdragen tot het leven van Bakhuizen van den Brink. Zooals

weet heeft Bakhuizen na het volbrengen van zijn studien het land moeten verlaten, welke ballingschap voor onze geschiedenis van onberekenbaar nut is geweest; de rijk begaafde man, die tot dusver vooral in letterkundige en philosophische richting zich bewoog, heeft zich gezet aan het onderzoeken van de buitenlandsche archieven, vooral te Luik, te Brussel en te Weenen.

Het is in deze dagen, dat hij zijn betrekkingen tot Truitje Toussaint langzamerhand laat afloopen onder invloed van zijn opkomende liefde voor een Jonge Luiksche, Julie Simon; voor den levensroman van Bakhuizen heeft de letterkundige vennootschap Scharten Antink onder den titel van Julie Simon een mooie bijdrage gegeven in de laatste afleveringen van de Gids.

Een ander licht wordt op Bakhuizens werk geworpen door de uitgave van een aantal onuitgegeven stukken, door de firma Mart. Nijhoff als vijfde deel van Bakhuizen's Studiën en Schetsen over

Vaderlandsche Geschiedenis uitgegeven. Wij vinden hier twee lijvige rapporten over zijn onderzoekingen te Weenen en te Brussel, met heel veel interessante bijzonderheden en aanwijzingen voor wie zich met dien tijd bezig houdt; verder verschillende bijdragen over de Inquisitie, Jan de Backer, Leoninus, Justinus van Nassau en eindelijk ook zijn, door de Leidsche studenten te weinig gewaardeerde voorlezingen over de nieuwere wijsbegeerte

[ocr errors]

De wedergeboorte van Nederland. Onder de vele geschriften, die de herdenking onzer bevrijding in het leven riep, verdient de nieuwe uitgave van Tellegens bekend boek afzonderlijke vermelding, vooral omdat de firma Noordhoff Dr. Colenbrander wist te vinden voor het bewerken der nieuwe uitgave. Deze heeft den tekst onveranderd gelaten, maar aan elk hoofdstuk een reeks aanteekeningen toegevoegd, die op zich zelve reeds een lijvige studie vormen.

Naast de andere verdienstelijke uitgaven op dit gebied, blijft dus Tellegens Wedergeboorte, nu weer geheel up to date" gemaakt, een boek van blijvende waarde.

Van geheel anderen, meer populairen aard is het Gedenkboek van 1813 door den heer H. C. Diferee bewerkt voor de firma van Holkema en Warendorf. Daar het gedeelte, dat ons ter aankondiging werd toegezonden, slechts tot de gebeurtenissen van 1813 reikt, kunnen we over de wijze van behandeling van het geheel niet oordeelen; het eerste gedeelte is meer populair opgezet dan het Gedenkboek dat bij de Erven Bohn verscheen; het is mooi uitgevoerd en goed geïllustreerd.

Coevorden en Grave. - Ook van krijgskundige zijde stroomen de bijdragen toe over de geschiedenis onzer bevrijding; getuige een tweetal studiën van Luitenant-Generaal Sabron: De blokkade van Grave in 1813 en In en om Coevorden in 1813/14; beide uitgaven der Koninklijke Militaire Academie, in den handel verkrijgbaar. Bij beide stadjes is er betrekkelijk weinig gestreden. De bevelhebber van Grave, Lavalette, liet eenige keeren uitvallen doen, die meestal met succes gekeerd werden; overigens bepaalde de taak der belegeraars zich tot het insluiten der stad, op welke b.v. geen enkel kanonschot gericht werd. Ook na de capitulatie van Parijs bleef de bevelhebber weigeren de stad over te geven; eerst den 19den Mei trok de bezetting af.

De gebeurtenissen bij Coevorden zijn van soortgelijken aard. Daar was de bevelhebber David even energiek als de bevelhebber van Grave, maar minder humaan dan deze, zooals de noodelooze brandstichtingen in de omgeving getuigen. Ook hier deed zich het gemis aan geregelde troepen sterk gevoelen bij de insluiting; de landstorm, hoewel gewillig genoeg, kreeg spoedig zijn bekomst van den zwaren dienst; zoo gebeurde het, dat toen een deel er van niet werd af

« PrécédentContinuer »