die belijdenis van de bedelarp en strengheit doen / aan zijn zijde te trek...... ken/ en maakte daar af een heir/ met het welk hp zyn voorneemens uitgevoert heeft; en hy bezit heden de grote Staten/ die men die van d'Indiänen noemt. Maar ik zou van myn oogwit afwijken; en dieshalven wil ik het gevolg van onze reis van Suratte Hervatten. 13. Onderscheit tuschen de winter der Indiänen en d'onze. Vertrek van Suratte. Beschrijving van de wagenen der Indiänen, en hun waangeloof in 't flachten der beesten. Oletabal en Noringabal twee steden. Goede krijgstucht. Beschrijving van Deder en Golkonde. Diamantmijnen van de grote Mogol. Bericht van 't gelt. de Lentemaant gekomen is/niet Ondermeer behoeft te spreken ban naar Indiën te reizen/ uit 0023aak van scheit van d'overmatige regen/die de wegen vier maanden lang ongebruike- de winter lijk maakt. Deze regens zijn byna gedurig; en hoewel d'Indianen dan der Indide zon byna recht boven 't hooft hebben/z0 is 'techter hun winter / die anen, en veel van d'onze verschilt / de welk by ons door de verwijdering/ en by d'onze. hen door de nabyheit der zon veroorzaakt word. Onze winter berooft de bomen van hun groente/ D'aarde van haar vruchten / en schijnt/ doo2 de strengheit van de koude/ en van't ps/ die hen verzellen / de gehele natuur te willen verdelgen. Maar de winter der Indianen heeft strij dige uitwerkingen. gen. Op maakt d'aarde weer vruchtbaar/verziet de bamen weer met bladen / en en veroorzaakt een vernieuwing van alle din 1 Dp dan/Dit beletsel voorkomen willende/ verhaastten ons vertrek vertrek uit Suratte, daar wpop d'eenentwintigste van Loumaant/in't zestien- van Surathondert tweeënzestigste jaar na Chriftus geboorte/uit vertrokken. Wp te. reisden op wagenen/die daar te lant gebruikt worden/ in de tiit ban eenënveertig dagen deur veel Lantschappen van de grote Mogol, en quamen op de zeste van Lentemaant te Mafulparan, om de schepen der Moren te vinden die in deze tiyt naar Tennafferim trelilien. My huur- Hun toeden vier wagenen voo, ons/ en voor onz reistuig. Men ried ons bat ftel. wp twee knechten/ en die Weerbare mannen zouden huren om op nacht onze wagenen te bewaren/gelijk ook ons zelven/die daar in yder rusting ons verblyf in meesten houden; vermits d'inwoonders van 't lant nooit een Chriften in hun huizen darren ontfangen/uit vees van de zelfden t'ontwijen. De wagenen/ die men in Indien gebruikt zijn ta- Beschrijmelijk gemakkelijk / en overdekt gelyk onze karossen van Europa. Zpving van hebben echter niet meer dan twee raden/recht in 't midden onder de de wageromp/ die op de raden staat. Zy wozden van d'offen van 'tlant/ die ge- nen der zwint zijn / en zeer fuel voortgaan / getrokken. Men bind hen / am Indianew. hen te bestieren/ een toom in de neusgaten/ die men hen / terwijl zm noch jong en klein zijn/ tot dit gebruik deurboort. 'Engelschen en Hollanders, die in Suratte karossen hebben/ de welken op de wijze van Europa gemaakt zijn / spannen daar voor dusdanige offen/ die hoog en dun van benen zijn: en om enige aangenaamheit aan hen te te geben/ ber= ciert men hun hoornen met quasten van verscheide verwen/ en behangt hen zelven met gout/ zilver en koper. Waange- My hadden / terwyl onze reis duurde / veel te lijden/ uit oorzaak ban loof der 't waangeloof der Indianen, die nooit enig gebogelte aan ons wilden Indianen verkopen / vermits 3p wel wisten dat wy't eischten/ om't zelfde van in't flach- 't leven te beraben. Men moet zich dan met het voedsel van 't lant verten der genoegen; 't welk wel bestaan kan als men niet ziek is. D'Indiën hebbeeften. ben overbloet van dorpen/daar men rijs/plukruchten/boombzuch ten/ en zelfs tarwenbroot vind. In de grote steden verzorgt men zich ban andere dingen/ die van de Mahometanen goetkoop verkocht wo2den. Maar op de wegen beletten de Banjanen alleen dat men zich van wiltbraat kan verziens dewijl men daar overal 30 groot een menigte ban wilt vind/ dat men op de jacht goede bangst zou bekomen; en vermits het lant warm is/ 30 vermenigvuldigt het ook grotelinks; doch het waangeloof der Heidenen maakt dat men niet daar tegen oorlogen mag 4 : ٤٠٠ Aby zagen onderweeg verscheide bastigheden / die van de natuur en Vaste hunst za vast gemaakt waren/dat men hen zwarelijk zou konnen over-plaatfen weldigen. Het meeste deel daar af lag op hoge klippen/en in veel plaats in dat fen/ die 30 steil en spits opliepen / dat muren zelven niet rechter konnen Lant. zyn. Het grootste gedeelte van deze vestingen is heden in't bezit van Deze weerspannige Sivagi, van de welk my gesproken hebben. My trokken ter zude/en in 't gezicht van Obetabal boost/ op een ge, Befchrijheel ronde rots gelegen. Men verzekerde ons dat deze stat die rygen ving van van zeer sterke muren heeft/ die zich in 't ront om de rots heen strekken. Obetabal. D'eerste muur omringt de gehele stat / en de rots / de tweede een deel van de stat / en de darde besluit d'opperste hoogte van de rots / die een ander deel van de stat omringt: in voegen dat dit drie steden in malkander schijnen/ daar af de hoogste stat de tweede / en de tweede de darde stat be schermt. Op de top van de rots is een voorraatshuis / dat van alder= hande voorraat verzien is. My quamen daar na te Noringabal. Indien de breette van deze stat Noringamet haar langte gelijk was/ met welks deurtrekking wp vier uren be-bal, een zich waren/ za zou zp groter dan Parys zijn. Wp bleven daar een dag/ftar. omeen nieuwe geleibrief te bekomen / die ons niets kostte/ hoewel wp aanboden de zelfde te betalen. Maar d'Oversten behandigden ons de zelfde met grote beleeftheit. Ik kan niet nalaten in deze plaats de goe-Goede de ordening / en de krijgstucht van de grote Mogol te verhalen. Wple-krijgsgerden ons een nacht in 't midden van vijf duizent ruiters / van de wel- tucht onken wp niet alleenlijk geen overlast leden / voor de welk de staat van der de breemdelingen ons scheen bloot te stellen; maar wp wierden ook niet krijgsliegemoeit / en verloren niets van onz reistuig/ of van onze nachtrust/den van Die mp in alle verzekertheit op onze wagens genoten. Toen wy/ in onz de Mogol. Vertrek uit de stat / verzuimden onze geleibrief aan de krijgslieden/die op de wacht stonden / te vertonen/ liepen zp ons na/ om dat zp meenden dat we bespieders waren. Maar na dat wy de zelfde aan hen ge toont hadden/ handelden zp ons met alle heusheit/en vernoegden zich met een klein geschenk... Wp quamen aan Deder, daar wy niet zo eensklaps konden inko-Koomst men/vermits deze stat een plaats van belang / en een sleutel der grenzen te Doder. ban de Staat des Mogols is. Zp legt op een hoogte; en de mueren daar af zijn treffelijk en hoog/en maken dat men van buiten de huizen niet kan zien. Zp zijn aan alle zijden met gegate stukken van ongemene grootte bezet. Deze stat scheen ons d'ondentelijkste van alle de steden/die wp gezien hadden. Wp moesten'er de gemene tol voor pder wagen betale. My traden daar na in de Staat des Konings van Golkonde, Koomst en onlangs daar na in de Hooftstat/ die de zelfde naam voert. In dit te Golkon lantis grote vepheit voor de vreemdelingen; 'twelk ons verplichtte de de. gewapende mannen weeröm te zenden / die wp/volgens de raat / de welk men aan ons had gegeben / van Suratte, tot verzekering van onze reis/_meegenomen hadden. Wp betaalden in deze stat zeven ponden en tien stupvers/30 om een bepgeleibrief te bekomen/ als vooz d'inkomst し : ६ af. Befchry- en uitgang van onze wagenen. Golkonde igeen der treffelijkste en bestving daar geboude steden van Indien, omtrent 30 groot als Rouaan, maarin een zuiverder lucht gelegen. De straten zyn recht en breet/ en de huizen byna gelijk. In't midden van de stat is een koninklijk gebou / daar de wpven van de koning/die een Mahometaan is/ gelijk deurluchtige fla vinnen/ ingesloten zijn / en nimmer uitkomen / en geen andere bepheit hebben/dan dat zp in dit Palais/ 't welk dzie verdiepingen hoog is/ overal boven en beneden / mogen gaan/ om langs de grote straat uit te zien/en al 't geen / dat daar in gebeurt / t aanschouwen. Over de brug/ Die men daar heeft / ziet men op een hoogte het Palais / daar de koning zijn Hof houd. Dit gebou is zeer heerlyk; en men verzekerde ons dat de Diaman- hengsels/ grendels en floten van dicht gout zijn. Dit is gelooffelijk te Mrnen. van een koning/die in zijn Staat de Mijn der diamanten bezit / daar uit hy grote rijkdommen trekt / die met de genen der grootste Dorsten vergeleken konnen worden. De Mijn / daar men de diamanten uithaalt/is drie of vier dagreizen van Golkonde, in een onbruchtbaar lant/ en tusschen bergen/ daar men zeer zwarelijk by kan komen. Om deze Diamanten te vinden / neemt men aarde / de melke men bequaam acht om hen te maken/ namelijk rootächtige aarde/ met witte aderen onderscheiden/ en vol van taisteenen / en harde kluiten. Men brengt bp de plaatsen/daarmen graven wil/zekere aarde/ die effen en gelijk is; en men brengt 'er de gene bp/ die men uit de Mijn gehaalt heeft/ die men dan zachtelijk verspreid / en dus twee dagen lang bloot in de zonneschijn laat leggen. Als de zelfde droog genoech is / klopt en flaat men daar op/om haar klein te maken/die men daar na zift: en in dezer voegen vind men de diamanten / en kent men de stenen / daar de natuur hen ingedreven Heeft. De koning verpacht deze Mijnen voor zes hondert dupzent kronen/doch behoud echter zijn recht en eigendom op alle de Diamanten/die meer dan tien karaten wegen. Hy heeft hier zijn amptenaren by / die wel toezien dat de genen / die in de Mijn graven/deze grote Diamanten niet zouden wechstecken / en hem ontbreemden. Men vint'er Diamanten/die vijfëndartig of veertig karaten zwaar zijn; en hier in bestaat zijn grote schat. Bericht van de winnig aan Op zullen in deze plaats/tot bericht der reizigers / aanteekenen/bat men in d'omzetting van't goutte Golkonde op poer pistolet twaalf stuivers wint; en men kan op de goude tronen/Fransche Lelpen/en oude Sequins van Venecien meer winnen. 't gout. 14. Kom : 14. Kommerlijke en slechte staat van Mafulpatan. Drank uit de bomen. Grote hitte, en vruchtbaarheit. Wreetheit van ouders aan hun kinderen, die uit hongersnoot spruit. Bericht aan de reizigers, om zich niet van hun gelt afhandig te laten maken. Staat van de Godsdienst in Pegu. Overweging van de weg te lant uit Ava naar China. quamen op de zeste van Lentemaant te Masulpatan. Deze stat Koomst W een haben/op de tust van Koromandel, zestien graden benoor te Maful den de Middellijn gelegen. Wp moesten een houte brug overtrek-patan. die kom. is. ken/ die wel een Italiaansche mijl lang was/ en zeer wel onderhouden wierd/en daar/op zekere maat van malkander/kleine trappen stonden/ om af te klimmen. Zonder deze brug zou 'tonmogelijk zijn te Masulpatan Gelegente komen/om dat de bloet van de zee/in zijn aamkoomst/een groot moe-heit daar raffig lant dekt/ daar deze stat in gelegen is. Een van onze knechten/af, Die vooruit getrokken was/ om een huis te huren / voegde zich bpeen Franfche barbier / die in dienst van de Hollantsche Maatschappp Was. Op zond aan ons een Hollansch dienaar / om zich aan de statspoort by ans te voegen. Dit maakte dat men ons voor Hollanders aanzag; en in dezer voegen geraakten my vip van de Douane, of tol / om dat d'Engelschen en Hollanders geen tol van de waren betalen / vermits 3p in andere voorwaarden met de toning van Golkonde verdragen zijn. Men mist nooit in altijt Franschen in deze stat te vinden/die de voornaamste haven van 't Koninkrijk Golkonde, dach echter niet een der bequaamsten/is. Want daar is/om eigentlijk te spreken / geen haben; maar alleenlijk een ree / daar de schepen / meer dan vier uren weegs van de stat af/aan an- merlijk ker leggen: en noch kan men de waren niet te scheep krijgen / 30 men niet des uchtens vroeg / met een koele wint/ die uit het lant koomt/en met een volle bloet vertrekt. Indien het flechs een weinig waeit/en 't water wat hol gaat / 30 rakken de gelade schuiten het zant/ daar zp op langs schuiven: en men zou de schipbreuk niet ontgaan konnen/z0'er enige steen in deze plaats was. De plaatsen omtrent de stat zijn moeraf- Slechte fig; de muren daar af deugen niet; de stat zelve is van binnen vol van staat van beel kleine huisjes/die tegen malkander geparsten gedrongen staan / Mafulpaen de straten zijn eng en krom/ behalven in de wijk / daar de rijkste Ma-tan. hometanen wonen / in de welk grote en welbeboude huizen zijn/ en enige aanmerkelijke straten uitmaken. 't Is een stat/ die wel bevolkt en rijk is/ uit 003aak van de toevloejing der kooplieden/ die van alle zijden derwaarts komen. Engelschen en Hollanders hebben er grote tantozen. De vreemdelingen konnen niet/ dan zeer zwarelijkt / in deze lucht Ongeaarden/ en moeten daar byna alle een zware schatting van een lastige zontheit ziekte betalen. Men krijgt daar dikwijls de buikloop / of bloetgang/van de die haar oorsprong uit het quaad water heeft / 't welk men daar drinkt. plaats. Men vind er echter een andere drank / die voor een appeldrank geacht Drank uit |